-
1 dégonfler
dégonfler [deegõflee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) slinken3) doorprikken, ontmaskeren4) verkleinen2. se dégonflerv1) leeglopen2) terugkrabbelen, de moed verliezen -
2 dégonflement
dégonflement [deegõfləmã]〈m.〉m(het) leeglopen [ballon] -
3 désamorcer
désamorcer [deezaamorsee]〈 werkwoord〉v1) bezweren [conflict]2) demonteren [mijn]4) laten leeglopen [pomp]5) onderbreken [stroom] -
4 décharger
décharger [deesĵaarzĵee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 〈 juridisch〉 décharger un accusé • een ontlastende getuigenis ten gunste van een beschuldigde afleggendécharger sa bile, sa rate • zijn gal uitstortendécharger son coeur • zijn hart luchtendécharger sa colère sur qn. • zijn woede op iemand botvieren♦voorbeelden:v1) verschieten [kleur]2) zaad lozen3) afladen, lossen4) ontladen [wapen]5) afschieten [wapen]6) ontlasten, verlichten7) vrijstellen [verplichting]8) vrijpleiten [juridisch] -
5 dégonflage
dégonflage [deegõflaazĵ]〈m.〉 -
6 dépeupler
dépeupler [deepuplee]
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский