-
21 coup
mcoup d'audace — см. acte d'audace
- coup bas- coup dur- coup sec- bon coup- à coup- à coups- du coup -
22 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
23 pays
-
24 guerre
farrête ton char, la guerre est finie! — см. arrête ton char !
-
25 lettre
lettre [letr]〈v.〉1 brief2 letter♦voorbeelden:lettre d'introduction • aanbevelingsbrieflettre de voiture • vrachtbrieflettre chargée • aangetekende brief met geld erinlettre circulaire • rondschrijvenlettre sonore • cassettebrief, praatbrief〈 van voedsel〉 ça passe comme une lettre à la poste • dat slikt makkelijk weg, gaat erin als koekpasser comme une lettre à la poste • zomaar geaccepteerd worden, zomaar doorgang vindenlettre piégée • bombrief, briefbompapier à lettres • postpapierpar cette lettre • bij deze2 être écrit en lettres de feu (dans la mémoire de qn.) • onuitwisbaar in iemands geheugen gegrift staanlettre d'imprimerie • drukletter, blokletterla lettre de la loi • de letter der wetêtre écrit en lettres de sang • met bloed geschreven staanen toutes lettres • voluità la lettre, au pied de la lettre • letterlijkun romantique avant la lettre • een voorloper van de romantiek→ boîtehomme, femme, gens de lettres • letterkundige(n)avoir des lettres • belezen zijn1. f1) brief2) letter2. lettresf pl -
26 bon
1. adj m; adj f - bonnequi trop se hâte en cheminant, en bon chemin se fourvoie souvent — см. plus on se hâte moins on avance
il vaut mieux avoir affaire au bon Dieu qu'à ses saints — см. il faut s'adresser à Dieu qu'à ses saints
faire ses bons dimanches de... — см. faire ses dimanches de...
les enfants s'amusent, les nourrices auront du bon temps — см. les enfants s'amusent, les nourrices ont beau temps
bonne garde — см. la garder à qn
de son bon gré — см. de son gré
bon joueur — см. la balle au joueur
les maris sont comme les melons, il faut en essayer plusieurs pour trouver un bon — см. les maris sont comme les melons, il faut en essayer plusieurs pour en trouver un bon
les bonnes nouvelles sont toujours retardées, et les mauvaises ont des ailes — см. les mauvaises nouvelles ont des ailes
un méchant ouvrier ne saurait trouver de bons outils — см. un mauvais ouvrier a toujours de mauvais outils
bon sang ! — см. coquin de sort
on fait de bonne soupe dans un vieux pot — см. c'est dans les vieux pots qu'on fait les meilleures soupes
à bon titre — см. à juste titre
de bon vie bonne fin, de bonne terre bon pépin — см. de bonne vie bonne fin, de bonne terre bon pépin
- être bon- bon ami- bon ange- bon bout- bon état- bon lieu- bon mot- bon sens- bon ton- bon vent2. adv 3. m -
27 rouge
rouge [ʀuʒ]1. adjective• rouge de colère/confusion/honte red with anger/embarrassment/shame• il est rouge comme un un homard or une pivoine or une écrevisse or une tomate he's as red as a beetroot2. adverb3. masculine nouna. ( = couleur) redb. ( = vin) red wine4. masculine noun, feminine noun5. compounds━━━━━━━━━━━━━━━━━► When rouge is combined with another word, such as foncé, to indicate a shade, there is no agreement with the noun: des rideaux rouges, but des rideaux rouge foncé.* * *ʀuʒ
1.
1) gén red (de with); ( congestionné) red, flushedavoir le teint rouge — to have a high colour [BrE]
2) ( roux) [cheveux, barbe] red, ginger; [pelage] ginger3) ( incandescent) red-hot4) ( communiste) Red
2.
nom masculin et féminin Politique ( communiste) Red
3.
voter rouge — (colloq) to vote communist
4.
nom masculin1) ( couleur) red2) ( colorant) red3) ( fard)rouge à joues — blusher, rouge
4) ( signal) redle feu est au rouge — the (traffic) lights are red, the (traffic) light is red
passer au rouge — to jump the lights GB ou a red light
5) ( dû à l'incandescence)chauffer or porter un fer au rouge — to heat a piece of iron until it is red hot
6) ( coloration)le rouge lui monta au visage — he/she went red in the face
7) (colloq) ( vin) red (wine)gros rouge (qui tache) — (colloq) cheap red wine, red plonk (colloq) GB
un coup de rouge — (colloq) a glass of red wine
8) ( indicateur) redêtre dans le rouge — ( à la banque) to be in the red
•Phrasal Verbs:••être rouge comme une tomate or un coq or une écrevisse or un coquelicot — (de timidité, honte) to be as red as a beetroot GB ou a beet US; ( après avoir couru) to be red in the face
* * *ʀuʒ1. adj1) (couleur) redsur la liste rouge TÉLÉCOMMUNICATIONS — ex-directory Grande-Bretagne unlisted USA
2) péjoratif (= communiste) red2. nm/fpéjoratif (= communiste) red3. nm1) (= couleur) redLe rouge est ma couleur préférée. — Red is my favourite colour.
2) (= fard) rouge3) (= vin) red wine4) (= feu rouge)passer au rouge [feu] — to go red, to change to red, [automobiliste] to go through a red light
Le feu est passé au rouge. — The light changed to red.
Jean-Pierre est passé au rouge. — Jean-Pierre went through a red light.
5) (chaleur)porter au rouge [métal] — to bring to red heat
6) (au jeu)7) FINANCE (dans un bilan)4. adv* * *A adj1 [objet, peinture, couleur] red; une robe rouge a red dress;2 [personne, visage, joue] ( congestionné) red, flushed; (à cause du soleil, du froid) red; elle était toute rouge d'avoir couru she was flushed ou red in the face from having run; avoir le teint rouge to have a high colourGB; il avait les yeux rouge his eyes were red; rouge de honte/colère red with shame/fury;4 ( porté à incandescence) [charbon, braise, tison, fer] red-hot; les braises sont encore rouges the embers are still glowing;5 Pol ( communiste) Red; banlieue rouge Red suburb (area of a city with a communist-controlled administration).C adv voter rouge○ to vote communist.D nm1 ( couleur) red; peindre qch en rouge to paint sth red; le rouge ne lui va pas red doesn't suit him/her; rouge clair/vif/foncé light/bright/dark red; sa robe était d'un rouge magnifique her dress was a wonderful red colourGB; toute la gamme des rouges the whole range of reds; s'habiller en rouge to dress in red; porter du rouge to wear red;2 ( matière colorante) red; les rouges organiques natural red dyes; les rouges d'origine végétale reds of plant origin;3 Cosmét ( fard) rouge à joues blusher, rouge†; ( pour lèvres) rouge à lèvres lipstick ; un tube de rouge à lèvres a lipstick;4 Aut, Transp red; le feu est au rouge the lights are red, the (traffic) light is red; passer au rouge to jump the lights GB ou a red light;5 ( dû à l'incandescence) chauffer or porter un fer au rouge to heat a piece of iron until it is red hot; un fer porté au rouge a red-hot iron;6 ( coloration) le rouge lui monta au visage he/she went red in the face; le rouge de la honte/colère flush of shame/anger;7 ○ Vin red (wine); préférer le blanc au rouge to prefer white (wine) to red; gros rouge (qui tache)○ cheap red wine, red plonk○ GB; un coup de rouge○ a glass of red wine;être rouge comme une tomate or un coq or une écrevisse or un coquelicot (de timidité, honte) to be as red as a beetroot GB ou a beet US; ( après avoir couru) to be red in the face; voir rouge to see red.[ruʒ] adjectif1. [généralement] reda. [après un effort] to be flushed, to be red in the faceb. [de honte] to be red in the face (with shame), to be red-facedc. [de plaisir, de colère] to be flushedêtre rouge comme un coq ou un coquelicot ou une écrevisse ou un homard ou une pivoine ou une tomate to be as red as a beetroot (UK) ou a lobster4. (péjoratif) [communiste] red————————[ruʒ] nom masculin et féminin(péjoratif) [communiste] Red————————[ruʒ] nom masculin1. [couleur] redle rouge lui monta au visage he went red in the face, his face went red2. TRANSPORTSle feu est passé au rouge the lights turned to ou went red3. (familier) [vin] red wine4. [cosmétique]rouge (à joues) blusher, rouge5. MÉTALLURGIEje suis dans le rouge I'm in the red ou overdrawn————————[ruʒ] nom féminin[au billard] red (ball)————————[ruʒ] adverbe1. (locution)2. POLITIQUErouge à lèvres nom masculin -
28 coup
coup [ku]━━━━━━━━━━━━━━━━━► Lorsque coup est suivi d'un complément de nom désignant une partie du corps ou un instrument, par exemple coup de pied, coup de téléphone, reportez-vous à l'autre mot.━━━━━━━━━━━━━━━━━masculine nouna. ( = heurt, choc) blow• il a pris un coup sur la tête ( = il s'est cogné) he banged his head ; ( = on l'a frappé) he was hit on the head• en prendre un sacré coup (inf) [carrosserie] to have a nasty bang ; [personne, confiance, moral] to take a (real) knockb. (Sport, Jeux) (Cricket, golf, tennis) stroke ; (Boxing) punch ; (Shooting) shot ; (Chess) move ; (aux dés) throwc. [d'arme à feu] shotd. ( = habileté) avoir le coup to have the knack• attraper or prendre le coup to get the knacke. ( = bruit) knockf. ( = événement) coup du sort blow dealt by fate• coup de chance or de bol (inf) stroke of luck• elle voulait cette maison, mais ils étaient plusieurs sur le coup (inf) she wanted that house but there were several people after it (inf)• c'est un coup à se tuer ! (inf) you could get yourself killed doing that!i. ( = boisson) (inf) aller boire un coup to go and have something to drink ; (au café) to go for a drinkj. ( = partenaire sexuel) (vulg!) être un bon coup to be a good lay (vulg!)• le théâtre ne fonctionne qu'à coups de subventions ( = au moyen de) the theatre can only function thanks to subsidies► à coup sûr definitely• être dans le coup (impliqué) to be in on it (inf) ; (au courant) to know all about it ; (à la page) to be with it (inf)► du premier coup [reconnaître, voir] straight away• il a eu son permis de conduire du premier coup he passed his driving test first time► pour le coup• là, pour le coup, il m'a étonné he really surprised me there► sous le coup de* * *kuNote: Les expressions comme coup de barre, coup de maître, coup de téléphone etc seront normalement dans le dictionnaire sous le deuxième élément donc respectivement sous barre, maître, téléphone etcnom masculin1) ( choc physique) ( neutre) knock; ( brutal) blow, whack (colloq); (dur, par accident) bang; ( qui entaille) stroke; ( d'un mouvement tranchant) chop; ( du plat de la main) smack; ( sec et rapide) rap; ( léger et direct) tap; ( léger et fouettant) flick; ( de la pointe) poke, prod, jabd'un coup de hache — [couper, tuer] with a single blow from an axe GB ou ax US
à coups de hache — [couper, tuer] with an axe GB ou ax US
donner un coup de quelque chose à quelqu'un — gén to hit ou strike somebody with something
donner un coup de poing/pied/couteau à quelqu'un — to punch/kick/stab somebody
prendre un coup — [personne, voiture] to get a knock
en avoir pris un coup — (colloq) fig ( être très abîmé) to have taken (quite) a punishing
rendre coup pour coup — lit to fight back; fig to give tit for tat
en venir aux coups — to come to blows ( pour over)
les trois coups — Théâtre three knocks signalling [BrE] that the curtain is about to rise
2) ( choc moral) gén blow; ( plus modéré) knockporter un coup (sévère) à — to deal [somebody/something] a (severe) blow [personne, organisation]
en cas de coup dur — ( accident) should anything really bad happen; ( difficulté) if things get rough
ça m'a donné un (sacré) coup — (colloq) it gave me an awful shock
sous le coup de la fatigue/peur — out of tiredness/fear
3) ( bruit) gén knock; ( retentissant) bang; ( sourd) thump, thudsur le coup de dix heures — (colloq) around ten
4) ( mouvement rapide)se donner un (petit) coup de brosse/peigne — to give one's hair a (quick) brush/comb GB, to brush/comb one's hair (quickly)
5) Jeux, Sport (au tennis, golf, cricket) gén stroke; ( qu'on juge) shot; (aux échecs, dames) move; ( aux dés) throw; ( à la boxe) blow, punch; ( au karaté) ( du poing) punch; ( du tranchant) chop; ( du pied) kicktous les coups sont permis — lit, fig no holds barred
coup défendu — Jeux, Sport foul
6) ( d'arme à feu) (décharge, détonation) shot; ( munition) roundblesser quelqu'un d'un coup de fusil or pistolet — to shoot and wound somebody
tuer quelqu'un d'un coup de fusil or pistolet — to shoot somebody dead
7) (colloq) ( action organisée) ( opération illégale) job (colloq), racket (colloq); ( vilain tour) trick (colloq); ( manœuvre) movemonter un coup — to plan a job (colloq)
coup monté! — set-up! (colloq)
il a raté son coup — (colloq) he blew it (colloq)
être dans le coup — ( impliqué) to be in on it; ( au courant) to be up to date, to know what's going on
tu n'es plus dans le coup! — fig you're behind the times!
être/rester hors du coup — ( non impliqué) to have/to keep one's nose clean (colloq)
8) (fois, moment)du premier coup — ( immédiatement) straight off; ( à la première tentative) at the first attempt
(encore) un coup pour rien — no go again (colloq)
à chaque coup, à tout coup, à tous les coups — every time
ce coup-ci/-là — this/that time
du coup — (colloq) as a result
du même coup — (colloq) by the same token
pour le coup — (colloq) this time
après coup — afterwards, in restropect
tout d'un coup, tout à coup — suddenly, all of a sudden
d'un coup, d'un seul coup — just like that
en un seul coup — in one go (colloq)
sur le coup — ( à ce moment-là) at the time; ( immédiatement) instantly, on the spot
9) (colloq) ( boisson) drinkdonne-moi encore un petit coup de gin — give me another shot (colloq) of gin
•Phrasal Verbs:- coup bas••tenir le coup — ( résister à l'épreuve) [personne] to make it (colloq); [véhicule, chaussures] to last out; [lien, réparation] to hold; ( ne pas abandonner) [personne] to hold on; [armée] to hold out; ( faire face) to cope
en mettre un coup — (colloq) to give it all one's got (colloq)
être aux cent coups — (colloq) to be worried sick (colloq), to be in a state (colloq)
faire les quatre cents coups — (colloq) to be up to no good
attraper le coup pour faire quelque chose — (colloq) to get the knack of doing something; pierre
* * *ku nm1) (donné par qn ou qch) blow2) [fusil, pistolet, revolver] shottuer qn à coups de fusil — to shoot sb dead (with a rifle)
tué à coups de fusil — shot dead (with a rifle)
tuer qn à coups de revolver — to shoot sb dead (with a handgun)
blessé à coups de revolver — shot and wounded (with a handgun)
3) (= bruit) [horloge]4) (affectif) blow, shock5) (= mouvement) strokedonner un coup de balai — to sweep up, to give the floor a sweep
donner un coup de chiffon — to dust, to do some dusting
6) (= accès) wave8) TENNIS shot9) FOOTBALL kickSee:10) BOXE punch, blow11) (= fois) timedu premier coup — first time, at the first attempt
Il a été reçu au permis du premier coup. — He passed his driving test first time.
Je me trompe de rue à tous les coups. — I get the street wrong every time.
d'un seul coup (= subitement) — suddenly, (= à la fois) at one go
12) ÉCHECS moveêtre dans le coup (= à la page) — to be with it
à coup sûr — definitely, without fail
Après coup j'ai regretté de m'être mis en colère. — Afterwards I was sorry I'd lost my temper.
sur le coup; Il est mort sur le coup. — He died instantly.
Sur le coup je ne l'ai pas reconnu. — I didn't recognize him at first.
sous le coup de; agir sous le coup de la colère — to do sth out of anger
* * *coup nm Les expressions comme coup de barre, coup de maître, coup de téléphone etc seront normalement dans le dictionnaire sous le deuxième élément, donc respectivement sous barre, maître, téléphone etc.1 ( choc physique) ( neutre) knock; ( brutal) blow, whack○; (dur, par accident) bang; ( qui entaille) stroke; ( d'un mouvement tranchant) chop; ( du plat de la main) smack; ( sec et rapide) rap; ( léger et direct) tap; ( léger et fouettant) flick; ( de la pointe) poke, prod, jab; coup sur la tête knock ou blow ou bang on the head; coup à la porte knock at the door; coup de marteau hammer blow; d'un coup de hache [couper, tuer] with a single blow from an axe GB ou ax US; à coups de hache/machette [couper, tuer] with an axe GB ou ax US/a machete; frapper qn à coups de gourdin to club sb, to beat sb with a club; assommer qn à coups de gourdin to knock sb senseless with a club; tuer qn à coups de gourdin to club sb to death; casser qch à coups de gourdin to take a club to sth; casser la porte à (grands) coups de marteau to break down the door with a hammer; à coups de dollars by forking out dollars; à coups de subventions by means of subsidies; fièvre combattue à coups d'antibiotiques fever controlled with antibiotics; disperser des manifestants à coups de gaz lacrymogène to disperse demonstrators by using ou with teargas; sous le coup d'un embargo under an embargo; céder sous les coups de l'ennemi to cave in under enemy pressure; donner or porter un coup à qn/qch gén to hit sb/sth; donner un coup de qch à qn gén to hit ou strike sb with sth; donner un coup de poing/pied/coude/dents/couteau à qn to punch/kick/nudge/bite/stab sb; recevoir un coup [personne] to get hit; recevoir un coup de qch gén to get hit with sth; recevoir un coup de poing/pied/coude/couteau to be punched/kicked/nudged/stabbed; prendre un coup [personne, appareil, voiture] to get a knock; en avoir pris un coup○ ( être très abîmé) to have taken (quite) a punishing; rendre un coup to hit back; rendre coup pour coup lit to fight back; fig to give tit for tat; en venir aux coups to come to blows (pour over); frapper trois coups à la porte to knock on the door three times, to give three knocks on the door; les trois coups Théât three knocks signallingGB that the curtain is about to rise;2 ( choc moral) gén blow; ( plus modéré) knock; porter un coup (sévère) à to deal [sb/sth] a (severe) blow [personne, organisation, théorie]; être un coup terrible to be a terrible ou real blow (pour to); sa fierté en a pris un coup it was a blow to his/her pride; ce fut un coup dur pour eux/pour l'économie it was a great blow for ou to them/for ou to the economy; porter un coup très dur à qn to deal sb a major blow; en cas de coup dur ( accident) should anything really bad happen; ( difficulté) if things get rough; ça m'a donné un (sacré) coup○ it gave me an awful shock; sous le coup de la colère in (a fit of) anger; sous le coup de la fatigue/peur out of tiredness/fear; être sous le coup d'une forte émotion to be in a highly emotional state; tomber sous le coup d'une condamnation to be liable to conviction; être sous le coup d'une condamnation to have a conviction; être sous le coup d'une procédure d'extradition to be facing extradition proceedings; ⇒ mauvais;3 ( bruit) gén knock; ( retentissant) bang; ( sourd) thump, thud; j'ai entendu un coup à la porte I heard a knock at the door; au douzième coup de minuit on the last stroke of midnight; sur le coup de dix heures○ around ten; coup de gong stroke of a gong; coup de sifflet whistle blast; donner un coup de gong to strike the gong; donner un coup de sifflet to blow one's whistle;4 ( mouvement rapide) coup de brosse/peigne brush/comb; se donner un (petit) coup de brosse/peigne to give one's hair a (quick) brush/comb GB, to brush/comb one's hair (quickly); donner un (petit) coup d'aspirateur à une pièce to give a room a (quick) hoover® GB, to vacuum a room (quickly); donner un coup sur la table to dust the table; les volets ont besoin d'un coup de peinture the shutters need a lick of paint; d'un coup d'aile with a flap of its wings;5 Jeux, Sport (au tennis, golf, cricket) gén stroke; ( dont on juge) shot; (aux échecs, dames) move; ( aux dés) throw; ( à la boxe) blow, punch; ( au karaté) ( du poing) punch; ( du tranchant) chop; ( du pied) kick; tous les coups sont permis lit, fig no holds barred; coup défendu Jeux, Sport foul;6 ( d'arme à feu) (décharge, détonation) shot; ( munition) round; chasser qn à coups de fusil to scare sb off with gunshots; blesser qn d'un coup de fusil or pistolet to shoot and wound sb; tuer qn d'un coup de fusil or pistolet to shoot sb dead;7 ○( action organisée) ( opération illégale) job○, racket○; ( vilain tour) trick○; ( manœuvre) move; monter un coup to plan a job○, to set up a racket○; c'est encore un coup des enfants! the children have been up to their tricks again!; c'était un beau coup de vendre tes actions it was a good ou shrewd move to sell your shares; monter un coup contre qn gén to set sb up; ( en vue d'une fausse accusation) to frame sb; c'est un coup monté! it's a set-up○!; monter le coup à qn to pull a fast one on sb○; expliquer le coup à qn to put sb in the picture; mettre qn dans le coup to bring sb in on the job○, to cut sb in on the racket○ ou deal; ils m'ont mis sur or dans le coup they've let me in on it ou on the racket○ ou on the deal○; se mettre dans le coup to get in on the action○; mettre qn sur un coup to put sb in on a job○, to put sb onto a racket○; être sur un gros coup to be onto something big○; préparer un sale or mauvais coup to be up to mischief; manquer or rater○ or foirer◑ son coup to blow it○, not to pull it off; il a raté son coup○ he blew it○; réussir son coup to pull it off; être dans le coup ( impliqué) to be in on it ou on the racket○ ou on the deal○; ( au courant) to be up to date, to know what's going on, to know what's what○; tu n'es plus dans le coup! fig you're behind the times!; être/rester hors du coup ( non impliqué) to have/to keep one's nose clean○; être sur le coup ( opération d'envergure) to be in on it ou on the job○; qui a fait le coup? gén who did it?; ( opération minutieuse) whose work is it, who did the job?; elle m'a fait le coup de la veuve éplorée she did the weeping widow act with me; ce n'est pas la première fois qu'il me fait le coup it's not the first time he's done that to me;8 (fois, moment) essayer un coup/encore un coup to have a shot/another shot; du premier coup ( immédiatement) straight off; ( à la première tentative) at the first attempt; au deuxième/troisième coup at the second/third attempt; (encore) un coup pour rien no go again○; à chaque coup, à tout coup, à tous les coups every time; ce coup-ci/-là this/that time; du coup○ as a result; du même coup○ by the same token; pour le coup○ this time; après coup afterwards, in restropect; au coup par coup as things come; coup sur coup in succession; tout d'un coup, tout à coup suddenly, all of a sudden; d'un coup, d'un seul coup just like that; d'un seul coup d'un seul○ in one fell swoop; en un seul coup in one go○; sur le coup ( à ce moment-là) at the time; [mourir, tuer] instantly, on the spot; rigoler un bon coup to have a good laugh; pleure un bon coup have a good cry; mouche-toi un bon coup give your nose a good blow; respire un grand coup take a deep breath; boire à petits coups to sip; boire à grands coups to swig;9 ○( boisson) drink; viens, je te paye un coup (à boire) come on, I'll buy you a drink; un coup de rouge/blanc a glass of red/white wine; donne-moi encore un petit coup de gin give me another shot○ of gin;coup bas ( en boxe) blow ou punch below the belt; fig blow below the belt; c'était un coup bas fig that was below the belt; coups et blessures Jur assault and battery; coups et blessures volontaires malicious wounding ¢; coup droit ( au tennis) (forehand) drive; faire un coup droit ( au tennis) to drive; coup fourré dirty trick; coup franc ( au football) free kick.tenir le coup ( résister à l'épreuve) [personne] to make it○; [véhicule, appareil, chaussures] to last out; [lien, réparation] to hold; ( ne pas abandonner) [personne] to hold on; [forces, armée] to hold out; ( faire face) to cope; j'ai vu venir le coup I could see it coming; faire coup double to kill two birds with one stone; compter les coups ( rester neutre) to stay ou stand on the sidelines; en mettre un coup○ to give it all one's got○; être aux cent coups○ to be worried sick○, to be in a state○; faire les quatre cents coups○ to be up to no good; les coups sont bons mais rares○! any chance of another drop of wine?; avoir/attraper le coup pour faire qch○ to have/to get the knack of doing sth; tirer un or son coup● to have a screw●.[ku] nom masculinA.[HEURT, DÉFLAGRATION][avec le pied] kickelle a failli mourir sous ses coups he thrashed her to within an inch of her life, he nearly battered her to deathdonner un petit coup à ou sur quelque chose to tap something lightlyil frappait sur la porte à grands coups/à petits coups he banged on the door/he knocked gently at the doordonner un coup sur la table [avec le poing] to bang one's fist (down) on the tableen arriver ou en venir aux coups to come to blowsj'ai pris un coup sur la tête I got a knock ou a bang on the headles grandes surfaces ont porté un (rude) coup au petit commerce (figuré) small traders have been dealt a (severe) blow by large retail chainsa. [émotion] it gave me a shockb. [déception] it was a blowen prendre un coup (familier) : trois échecs d'affilée, son moral en a pris un coup with three successive failures, her morale has taken a bit of a bashingavec le krack boursier, l'économie en a pris un coup the economy has suffered a great deal from the crashtenir le coup: j'ai trop de travail, je ne sais pas si je tiendrai le coup I've got too much work, I don't know if I'll be able to copea. (sens propre) blow ou punch below the beltun coup de revolver a shot, a gunshota. [revolver] the gun went offb. [fusil] the rifle went offtirer un coup de canon to fire ou to blast a cannon[craquement] snapdes coups au carreau knocking ou knocks on the window[heure sonnée] stroke6. (vulgaire) [éjaculation]B.[GESTE, ACTION]1. [mouvement d'une partie du corps]coup de griffe ou patte2. [emploi d'un instrument]donner un (petit) coup de brosse/chiffon à quelque chose to give something a (quick) brush/wipeje vais me donner un coup de peigne I'll just comb my hair ou give my hair a (quick) combje viens pour un coup de peigne [chez le coiffeur] I just want a quick comb throughen deux coups de rame nous pouvons traverser la rivière we can cross the river in a couple of strokes3. [au golf, au billard] stroke4. (familier) [savoir-faire] knackah, tu as le coup pour mettre la pagaille! you really have a gift ou a knack for creating havoc, don't you!une fois que tu auras pris le coup, ça ira tout seul! you'll find it's very easy once you get used to it ou once you've got the knack!5. MÉTÉOROLOGIE6. [effet soudain] wavej'ai eu un coup de fatigue I suddenly felt tired, a wave of tiredness came over me7. (familier) [boisson] drinkj'ai le hoquet — bois un coup I've got (the) hiccups — drink something ou have a drink8. [lancer] throwelle a renversé toutes les boîtes de conserve en un seul coup she knocked down all the cans in one throw[aux dés] throw (of the dice)CARTES goa. [essai] it's a trial runb. [échec] it's a failureC.[ACTE OU SITUATION EXCEPTIONNELS]1. (familier) [mauvais tour] trick(faire) un mauvais ou sale coup (à quelqu'un) (to play) a dirty trick (on somebody)monter un coup contre quelqu'un to set somebody up, to frame somebodyfaire le coup de... à quelqu'un: il a essayé de me faire le coup de la panne he tried to pull the old running-out-of-petrol trick on mene me fais pas le coup de ne pas venir! now don't stand me up, will you!coup monté put-up job, frame-up2. (très familier & argot milieu) [vol, escroquerie] job3. (familier) [affaire]je veux l'acheter mais on est plusieurs sur le coup I want to buy it but there are several people interestedexpliquer le coup à quelqu'un to explain the situation ou set-up to somebodyil a manqué ou raté son coup he didn't pull it offc'est un coup à avoir un accident, ça! that's the sort of thing that causes accidents!combien crois-tu que ça va coûter? — oh, c'est un coup de 3 000 euros how much do you think it will cost? — oh, about 3,000 euros[personne - sexuellement] (vulgaire)4. [action remarquable, risquée] coupfaire un beau ou joli coup to pull a (real) coupquand il s'agit d'un gros coup, elle met la main à la pâte when it's something really important, she lends a handtenter le coup to have a go, to give it a tryc'est un coup à faire ou tenter it's worth trying ou a try5. [circonstance marquante]du premier coup first time, at the first attemptau prochain coup, tu vas y arriver you'll do it next time ou at your next goce coup-ci, on s'en va this time, we're off————————à coups de locution prépositionnellela productivité a été augmentée à coups de primes spéciales productivity was increased through ou by dint of special bonusesà coup sûr locution adverbiale————————après coup locution adverbialeson attitude, après coup, s'expliquait bien it was easy to explain her attitude afterwards ou in retrospectà tous les coups locution adverbiale1. [chaque fois] every time2. [sans aucun doute]à tous les coups, il a oublié he's bound to have forgottenau coup par coup locution adverbialecoup sur coup locution adverbialedans le coup (familier) locution adjectivalea. [complice] she's in on it ou involved in itb. [au courant] she knows all about itc. [à la page] she's hip ou with itmoi, je ne suis plus dans le coupa. [dans l'affaire] count me out ou leave me out of itb. [au courant] I'm a bit out of touch ou out of itdans le coup (familier) locution adverbiale————————du coup locution adverbialeelle ne pouvait pas venir, du coup j'ai reporté le dîner as she couldn't come, I put the dinner off, she couldn't come so I put the dinner off————————d'un (seul) coup locution adverbialeil a tout bu d'un coup he drank the whole lot in one go, he downed it in one2. [soudainement] all of a suddenj'ai eu envie de pleurer/de le gifler, ça m'a pris d'un coup (familier) I got a sudden urge to cry/to slap himpour le coup locution adverbialepour le coup, je ne savais plus quoi faire at that point, I didn't know what to do nextj'ai aussi failli renverser le lait, c'est pour le coup qu'il aurait été en colère! (familier) I nearly spilt the milk as well, he really would have been furious then!sous le coup de locution prépositionnellesous le coup de la colère, on dit des choses qu'on regrette après you often say things in anger which you regret latersur le coup locution adverbiale1. [mourir] instantlyje n'ai pas compris sur le coup I didn't understand immediately ou straightawaysur le coup de locution prépositionnellesur le coup de 6 h/de midi roundabout ou around 6 o'clock/midday————————coup d'aile nom masculincoup de balai nom masculincoup de barre nom masculincoup de chapeau nom masculincoup de cœur nom masculinavoir un ou le coup de cœur pour quelque chose to fall in love with something, to be really taken with somethingcoup de coude nom masculina. [en signe] to nudge somebodyb. [agressivement] to dig one's elbow into somebody————————coup d'éclat nom masculin————————coup d'État nom masculin[putsch] coup (d'état)coup de feu nom masculin1. [tir] shottirer un coup de feu to fire a shot, to shoot2. (figuré)→ link=coupcoup de téléphonecoup de filet nom masculin[suspects] haulcoup de foudre nom masculincoup de fouet nom masculina. (sens propre) to lash ou to whip somebody————————coup fourré nom masculin————————coup franc nom masculincoup de fusil nom masculin1. [acte] shoton entendait des coups de fusil you could hear shooting ou shots being fired2. (figuré)on y mange bien, mais après c'est le coup de fusil! it's a good restaurant, but the bill is a bit of a shock!coup de grâce nom masculin————————coup du lapin nom masculin[coup] rabbit punch[dans un accident de voiture] whiplash (substantif non comptable)coup de main nom masculin1. [raid] smash-and-grab (attack)2. [aide]donner un coup de main à quelqu'un to give ou to lend somebody a hand3. [savoir-faire]avoir le coup de main to have the knack ou the touch————————coup d'œil nom masculinelle s'en rendit compte au premier coup d'œil she noticed straight away ou immediately ou at a glancedonner ou jeter un petit coup d'œil à to have a quick look ou glance atd'un coup d'œil, il embrassa le tableau he took in the situation at a glance2. [panorama] viewcoup de pied nom masculin[d'une personne, d'un cheval] kickdonner un coup de pied à quelqu'un/dans quelque chose to kick somebody/somethingcoup de poing nom masculindonner un coup de poing à quelqu'un to give somebody a punch, to punch somebodyfaire le coup de poing to brawl, to fightcoup de poing adjectif invariable‘opération coup de poing’ ‘prices slashed’coup de poker nom masculinon peut tenter la chose, mais c'est un coup de poker we can try it but it's a bit riskycoup de pompe nom masculincoup de pouce nom masculincoup de sang nom masculincoup de soleil nom masculinsunburn (substantif non comptable)prendre ou attraper un coup de soleil to get sunburnt————————coup du sort nom masculin[favorable] stroke of luck[défavorable] stroke of bad luckcoup de téléphone nom masculindonner ou passer un coup de téléphone to make a callrecevoir un coup de téléphone to receive ou to get a phone callcoup de tête nom masculin1. [dans une bagarre] head buttcoup de théâtre nom masculinet alors, coup de théâtre, on lui demande de démissionner and then, out of the blue, he was asked to resigncoup de torchon nom masculin(familier) [bagarre] fist-fightcoup de vent nom masculin1. [rafale] gust (of wind)2. (locution)en coup de vent in a flash ou a whirlentrer/partir en coup de vent to rush in/off -
29 donner
vdonner chasse... — см. donner chasse
donner une gratte à qn... — см. donner une gratte à qn
si on lui en donne long comme un doigt, il en prend long comme un bras — см. si on lui en donne long comme un doigt il en prend long comme un bras
donner le pas à... — см. donner le pas à... sur...
donner la question à... — см. mettre à la question
donner une salade à... — см. passer une salade à...
-
30 eau
-
31 tout
c black tout, toute [tu, tut]━━━━━━━━━1. adjective3. adverb━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━► Lorsque tout fait partie d'une locution comme en tout cas, tout le temps, reportez-vous aussi à l'autre mot.━━━━━━━━━━━━━━━━━1. <a. ( = entier)b. ( = unique) only• pour tout mobilier, il avait un lit et une table the only furniture he had was a bed and a tablec. (indéfini)2. <• tout ce que je sais, c'est qu'il est parti all I know is that he's gone• ne croyez pas tout ce qu'il raconte don't believe everything he tells you► tout ce qu'il y a de ( = extrêmement) most• c'était tout ce qu'il y a de chic it was the last word in chic► avoir tout de + nom• l'organisation a tout d'une secte the organization is nothing less than a sect► à tout va (inf) [licencier, investir, recruter] like mad (inf) ; [libéralisme, communication, consommation] unbridled• à l'époque, on construisait à tout va at that time there were buildings going up everywhere► en tout ( = au total) in all• ça coûte 1 000 € en tout it costs 1,000 euros in all• leurs programmes politiques s'opposent en tout their political programmes clash in every way► en tout et pour tout all in all• il lui reste 150 euros en tout et pour tout he only has a total of 150 euros left► et tout (inf) and everything• avec les vacances et tout, je n'ai pas eu le temps what with the holidays and all (inf), I didn't have time• j'avais préparé le dîner, fait le ménage et tout et tout I'd made the dinner, done the housework and everything► c'est + tout• ce sera tout ? will that be all?• et ce n'est pas tout ! and that's not all!• c'est pas tout ça, mais il est tard (inf) all this is very nice, but it's getting late► ce n'est pas tout de• ce n'est pas tout de faire son métier, il faut le faire bien it's not enough just to do your job, you have to do it well• cette idée avait surpris et pour tout dire n'avait pas convaincu this idea surprised everybody and, to be honest, wasn't convincing• écoutez bien tous ! listen, all of you!━━━━━━━━━━━━━━━━━✦ The final s of tous is pronounced only when it is a pronoun.━━━━━━━━━━━━━━━━━3. <a. ► tout + adjectif ( = très) very ; ( = entièrement) quite• toute petite, elle aimait la campagne as a very small child she liked the country► tout (+ en) + nom• je suis tout ouïe ! I'm all ears!• le jardin est tout en fleurs the garden is a mass of flowers► tout + adverbeb. ( = déjà) tout prêtc. ► tout en + participe présent• je suis incapable de travailler tout en écoutant de la musique I can't work and listen to music at the same time• tout en prétendant le contraire il voulait être élu although he pretended otherwise he wanted to be electedd. (locutions)• vous êtes d'accord ? -- tout à fait ! do you agree? -- absolutely!► tout à l'heure ( = plus tard) later ; ( = peu avant) a short while ago• tout à l'heure tu as dit que... you said earlier that...• ce n'est pas pour tout de suite ( = ce n'est pas près d'arriver) it won't happen overnight ; ( = c'est improbable) it's hardly likely to happen4. <a. ( = ensemble) whole• prendre le tout to take all of it (or them)b. ( = essentiel) le tout c'est de faire vite the main thing is to be quick about it• ce n'est pas le tout de s'amuser, il faut travailler there's more to life than enjoying yourself, people have got to workc. (locutions)► du tout• pas du tout ! not at all!* * *tu
1.
en tout — ( au total) in all; ( entièrement) in every respect
tout bien compté or pesé or considéré — all in all
tout est là — fig that's the whole point
et tout et tout — (colloq) and all that sort of thing
ce n'est pas tout (que) de commencer un travail, il faut le finir — it's not enough ou it's all very well to start off a job, it's got to be finished
2) tous tus, toutes ( la totalité des êtres ou choses) all; (la totalité des éléments d'une catégorie, d'un groupe) all of them/us/youtoutes tant qu'elles sont — all of them, each and every one of them
est-ce que ça conviendra à tous? — will it suit everybody ou everyone?
2.
1) ( exprimant la totalité)bois tout ton lait — drink all your milk, drink up your milk
2) ( véritable)c'est tout un travail/événement — it's quite a job/an event
3) (devant ce qui/que/dont) ( l'ensemble) all; ( toutes les choses) everything; ( sans discrimination) anything‘tu en es sûr?’ - ‘tout ce qu'il y a de plus sûr’ — ‘are you sure?’ - ‘as sure as can be’
4) ( n'importe quel) anyà tout moment — ( n'importe quand) at any time; ( sans cesse) constantly
5) ( total)en toute innocence/franchise — in all innocence/honesty
6) (unique, seul)il a souri pour toute réponse — his only reply was a smile, he smiled by way of a reply
on lui donne quelques légumes pour tous gages — all that he gets in the way of wages is a few vegetables
en toutes choses — in all things, in everything
toutes les pages sont déchirées — all the pages are torn, every page is torn
nous irons tous les deux — both of us will go, we'll both go
8) ( chaque) tous/toutes les every
3.
adverbe (normally invariable, but agrees in gender and in number with feminine adjective beginning with consonant or h-aspirate)1) (très, extrêmement) very, quite; ( entièrement) alltout étonnées/toutes honteuses — very surprised/ashamed
tout enfant, elle aimait déjà dessiner — as a small child she already liked to draw
être tout mouillé/sale — to be all wet/dirty
c'est tout autre chose, c'est une tout autre histoire — it's a different matter altogether
2) ( devant un nom)c'est tout le portrait de sa mère — she's the spitting ou very image of her mother
c'est tout l'inverse or le contraire — it's the very opposite
avec toi, c'est tout l'un ou tout l'autre — you see everything in black and white
3) ( tout à fait)tout à côté de/contre/en haut — right by/against/at the top
ils étaient tout en sang/en sueur — they were covered in blood/bathed in sweat
4) ( d'avance)5) ( en même temps) while; ( bien que) although6) (marquant la concession: quoique)tout malin/roi qu'il est, il... — he may be clever/a king, but he...
7) ( rien d'autre que)je suis tout ouïe — hum I'm all ears
4.
du tout locution adverbiale(pas) du tout, (point) du tout — not at all
5.
1) ( ensemble)former un tout — to make up ou form a whole
2)le tout — ( la totalité) the whole lot, the lot; ( l'essentiel) the main thing
le tout est de réussir — the main ou most important thing is to succeed
ce n'est pas le tout! — (colloq) this is no good!
6.
Tout- (in compounds)le Tout-Paris/-Londres — the Paris/London smart set
Phrasal Verbs:••
••
Quand tout fait partie d'une locution figée comme tous feux éteints, à tout hasard, de toute(s) part(s), tout compte fait, après tout etc, qu'il est fréquemment associé à un adjectif ou un adverbe donné comme tout nu, tout neuf, tout plein, tout simplement etc, la traduction sera donnée sous le terme principal1. Lorsque tout, adjectif singulier, exprime la totalité, plusieurs traductions sont possibles mais non toujours interchangeables. De manière généraleOn emploiera all lorsque le mot qualifié est non dénombrable: tout le vin/l'argent = all the wine/the money; tout ce bruit/leur talent = all that noise/their talent; c'est tout ce que je sais = that's all I knowOn emploiera the whole si tout peut être remplacé par entier: tout le gâteau/groupe = the whole cake/grouptout un dans le sens de entier se traduit toujours par a whole: tout un livre = a whole bookMais: connaître tout Zola/le Japon = to know the whole of Zola/Japan; lire tout ‘Les Misérables’ = to read the whole of ‘Les Misérables’; pendant tout mon séjour = for the whole of my stayAvec certains mots, en particulier les mots désignant la durée ( journée, mois, saison, vie, vacances etc), les collectifs tels que famille, on pourra employer all ou the whole, la seconde traduction étant légèrement plus emphatique: toute ma vie = all my life, the whole of my lifetout le pays/toute la ville = all the country/town ou = the whole country/town lorsque ces mots désignent la population; au sens géographique, seule la deuxième traduction convient2. throughout (ou all through) signifie du début à la fin, d'un bout à l'autre. On l'emploie souvent pour insister sur la durée ou l'étendue devant un terme singulier ou pluriel qui désigne l'espace de temps ou l'événement pendant lequel un fait a lieu, ou encore le territoire sur lequel il a lieu: pendant tout le match/tous ces mois = throughout the match/those months; la rumeur se répandit dans toute la province = the rumour [BrE] spread throughout the province; faire tout le trajet debout = to stand throughout the journey (ou for the whole journey); il neige sur toute la France = it's snowing throughout France (ou all over France)Au pluriel, tous, toutes se traduiront par all pour exprimer la totalité, par every pour insister sur les composants d'un ensemble, ou encore par any pour indiquer l'absence de discrimination. On notera que every and any sont suivis du singulier
••
Quand tout fait partie d'une locution figée comme tous feux éteints, à tout hasard, de toute(s) part(s), tout compte fait, après tout etc, qu'il est fréquemment associé à un adjectif ou un adverbe donné comme tout nu, tout neuf, tout plein, tout simplement etc, la traduction sera donnée sous le terme principal1. Lorsque tout, adjectif singulier, exprime la totalité, plusieurs traductions sont possibles mais non toujours interchangeables. De manière généraleOn emploiera all lorsque le mot qualifié est non dénombrable: tout le vin/l'argent = all the wine/the money; tout ce bruit/leur talent = all that noise/their talent; c'est tout ce que je sais = that's all I knowOn emploiera the whole si tout peut être remplacé par entier: tout le gâteau/groupe = the whole cake/grouptout un dans le sens de entier se traduit toujours par a whole: tout un livre = a whole bookMais: connaître tout Zola/le Japon = to know the whole of Zola/Japan; lire tout ‘Les Misérables’ = to read the whole of ‘Les Misérables’; pendant tout mon séjour = for the whole of my stayAvec certains mots, en particulier les mots désignant la durée ( journée, mois, saison, vie, vacances etc), les collectifs tels que famille, on pourra employer all ou the whole, la seconde traduction étant légèrement plus emphatique: toute ma vie = all my life, the whole of my lifetout le pays/toute la ville = all the country/town ou = the whole country/town lorsque ces mots désignent la population; au sens géographique, seule la deuxième traduction convient2. throughout (ou all through) signifie du début à la fin, d'un bout à l'autre. On l'emploie souvent pour insister sur la durée ou l'étendue devant un terme singulier ou pluriel qui désigne l'espace de temps ou l'événement pendant lequel un fait a lieu, ou encore le territoire sur lequel il a lieu: pendant tout le match/tous ces mois = throughout the match/those months; la rumeur se répandit dans toute la province = the rumour [BrE] spread throughout the province; faire tout le trajet debout = to stand throughout the journey (ou for the whole journey); il neige sur toute la France = it's snowing throughout France (ou all over France)Au pluriel, tous, toutes se traduiront par all pour exprimer la totalité, par every pour insister sur les composants d'un ensemble, ou encore par any pour indiquer l'absence de discrimination. On notera que every and any sont suivis du singulier* * *tu, tut tout, -e tous mpl toutes fpl1. adj1) (avec article singulier) alltoute la nuit — all night, the whole night
tout le temps — all the time, the whole time
c'est toute une affaire; c'est toute une histoire — it's quite a business, it's a whole rigmarole
2) (avec article pluriel) (= chaque) every, (idée d'intégralité) alltoutes les deux semaines — every other week, every two weeks
toutes les trois semaines — every three weeks, every third week
tous les deux; Nous y sommes allés tous les deux. — We both went., Both of us went.
Nous y sommes allés tous les trois. — All three of us went.
Je les ai invités tous les trois. — I invited all three of them.
3) (sans article) (= n'importe quel)à toute heure du jour ou de la nuit — at any time of the day or night, (= seul)
pour toute nourriture, il avait... — his only food was..., (= chaque)
de tous côtés; de toutes parts (= de partout) — from everywhere, from every side, (= partout) all around
2. prontous; toutes — all
Il a tout fait. — He did everything.
Il a tout organisé. — He organized everything.
Je les vois tous. — I can see them all., I can see all of them.
Je les connais tous. — I know them all., I know all of them.
Nous y sommes tous allés. — We all went., All of us went.
Nous y sommes toutes allées. — We all went., All of us went.
tout de...; Elle a tout d'une mère. — She's a real mother., She's a true mother.
en tout — all together, altogether
tout ce que...; tout ce qu'il sait — all he knows
C'était tout ce qu'il y a de plus chic. — It was the last word in chic., It was the ultimate in chic.
3. nmCeci forme un tout. — It forms a whole.
Je prends le tout. — I'll take it all., I'll take the whole lot.
le tout est de... — the main thing is to...
4. adv1) (= très, complètement) verytout près; tout à côté — very near
Elle habite tout près. — She lives very near.
le tout premier; la toute première — the very first
tout seul; toute seule — all alone
Il est tout seul. — He's all alone.
Elle est toute seule. — She's all alone.
Il était tout rouge. — He was all red in the face.
Elle était toute rouge. — She was all red in the face.
tout de suite — immediately, straight away
2)tout en... — while...
Il a fait son travail tout en chantant. — He sang as he worked., He sang while he worked.
tout à coup; tout d'un coup — suddenly
tout court; Charles-Henri, pouvez-vous... — Je vous en prie, appelez-moi Charles tout court. — Charles-Henri, could you... — Please, just call me Charles.
communication par internet, mais aussi communication tout court — communication via the internet, but also simply communication
tout à l'heure (passé) — just now, a short while ago
Je l'ai vu tout à l'heure. — I saw him just now., (futur) shortly, in a moment
Je finirai ça tout à l'heure. — I'll finish it in a moment.
* * *A pron indéf1 tout ( chaque chose) everything; ( n'importe quoi) anything; ( l'ensemble) all; penser à tout to think of everything; tout est prêt everything is ready; le sucre, les graisses, le sel, tout me fait mal sugar, fat, salt, everything is bad for me; être tout pour qn to be everything to sb; tout peut arriver anything can happen; le chien mange (de) tout the dog will eat anything; tout est prétexte à querelle(s) any pretext will do to start a quarrel; tout n'est pas perdu all is not lost; tout ou rien all or nothing; tout ou partie de qch all or part of sth; tout va bien all's well, everything's fine; en tout ( au total) in all; ( entièrement) in every respect; en tout et pour tout all told; et tout ça parce que/pour and all because/for; tout bien compté or pesé or considéré all in all; tout est là fig that's the whole point; c'est tout dire I need say no more; et tout et tout○ and all that sort of thing; et ce n'est pas tout! and that's not all!; ce n'est pas tout (que) de commencer un travail, il faut le finir it's not enough ou it's all very well to start off a job, it's got to be finished; avoir tout d'un singe/assassin to look just like a monkey/murderer; ⇒ bien, monde, salaire, or;2 tous, toutes ( la totalité des êtres ou choses) all; (la totalité des éléments d'une catégorie, d'un groupe) all of them/us/you; nous sommes tous des pécheurs we are all sinners; le film n'est pas à la portée de tous the film is not accessible to all; merci à tous thank you all; tous ensemble all together; ce sont tous d'anciens soldats all of them are ou they are all former soldiers; il les a tous cassés he has broken all of them, he's broken them all; il l'a dit devant nous tous he said it in front of all of us; leurs enfants, tous musiciens de talent their children, all of them talented musicians; tous ne sont pas d'accord not all of them agree; toutes tant qu'elles sont all of them, each and every one of them; vous tous qui le connaissez all of you who know him; écoutez-moi tous listen to me, all of you; est-ce que ça conviendra à tous? will it suit everybody ou everyone?B adj1 ( exprimant la totalité) bois tout ton lait drink all your milk, drink up your milk; tout le reste est à jeter everything else is to be thrown away; manger tout un pain to eat a whole loaf; tout Pompéi a été enseveli the whole of Pompeii was buried; tout Nice se réjouit the whole of ou all Nice rejoiced; il a plu toute la journée it rained all day (long) ou the whole day; pendant toute une année for a whole year; la semaine se passa toute à attendre the whole ou entire week was spent waiting; j'ai passé tout mon dimanche à travailler I spent the whole of ou all Sunday working; je ne l'ai pas vu de tout l'été I haven't seen him all summer; cet enfant est toute ma vie this child is my whole life; c'est tout le plaisir que tu y trouves? is that all the pleasure ou the only pleasure it gives you?; tout le problème est là that's where the problem lies; tout cela ne compte pas none of that counts; le meilleur dentiste de toute la ville the best dentist in town; tout le monde everybody; ⇒ cœur, monde, temps;2 ( véritable) c'est tout un travail/événement it's quite a job/an event; il a fait toute une histoire he made a real ou big fuss, he made quite a fuss; c'est tout un art there's a whole art to it;3 tout ce qui/que/dont ( l'ensemble) all; ( toutes les choses) everything; ( sans discrimination) anything; tout ce qui compte all that matters; c'est tout ce que je fais that's all I do; tout ce dont j'ai besoin all I need; j'ai acheté tout ce qui était sur la liste I bought everything that was on the list; il dit tout ce qui lui passe par la tête he says anything that comes into his head; tout ce qu'il dit n'est pas vrai not all of what he says is true; tout ce que le village compte d'enfants, tout ce qu'il y a d'enfants dans le village all the children in the village; être tout ce qu'il y a de plus serviable to be most obliging; c'est tout ce qu'on fait de mieux it's the best there is; ‘tu en es sûr?’-‘tout ce qu'il y a de plus sûr’ ‘are you sure?’-‘as sure as can be’, ‘absolutely sure’;4 ( n'importe quel) any; à tout âge at any age; de toute nature of any kind; à toute heure du jour ou de la nuit at all times of the day or night; ‘service à toute heure’ ‘24 hour service’; à tout moment ( n'importe quand) at any time; ( sans cesse) constantly; tout prétexte leur est bon they'll jump at any excuse; toute personne qui anyone ou anybody who; toute autre solution serait rejetée any other solution would be rejected; tout autre que lui/toi aurait abandonné anybody else would have given up; toute publicité est interdite all advertising is prohibited; pour toute réclamation, s'adresser à… all complaints should be addressed to…; tout billet n'est pas valable not all tickets are valid; ⇒ vérité;5 (sans déterminant: total) en toute innocence/franchise in all innocence/honesty; en toute liberté with complete freedom; donner toute satisfaction to give complete satisfaction; c'est tout bénéfice it's all profit; il aurait tout intérêt à placer cet argent it would be in his best interests to invest this money; partir en toute hâte to leave in a great hurry; un jardin de toute beauté a most beautiful garden; être à toute extrémité to be close to death; ⇒ épreuve, hasard, prix, vitesse;6 (unique, seul) il a souri pour toute réponse his only reply was a smile, he smiled by way of a reply; on lui donne quelques légumes pour tous gages all that he gets in the way of wages is a few vegetables; elle a un chien pour toute compagnie the only company she has ou all she has for company is a dog;7 tous, toutes ( les uns et les autres sans distinction) all, every (+ v sg); ceci vaut pour tous les candidats this applies to all candidates ou to every candidate; en tous pays in all countries, in every country; en toutes choses in all things, in everything; toutes les pages sont déchirées all the pages are torn, every page is torn; les lettres ont toutes été signées the letters have all been signed; j'ai toutes les raisons de me plaindre I have every reason to complain; tous les hommes sont mortels all men are mortal; il a fait tous les métiers he's done all sorts of jobs; tous les prétextes leur sont bons they'll use any excuse (pour to); meubles tous budgets furniture to suit every pocket; tous deux se levèrent both of them got up, they both got up; nous irons tous les deux both of us will go, we'll both go; je les prends tous les trois/quatre etc I'm taking all three/four etc (of them);8 ( chaque) tous/toutes les every; à tous les coins de rue on every street corner; saisir toutes les occasions to seize every opportunity; tous les jours/mois/ans every day/month/year; tous les quarts d'heure/10 mètres every quarter of an hour/10 metres; un cachet toutes les quatre heures one tablet every four hours; tous les deux jours/mois every other day/month; tous les combien? how often?C adv (normally invariable, but agrees in gender and in number with feminine adjective beginning with consonant or h-aspirate)1 (très, extrêmement) very, quite; ( entièrement) all; tout doucement very gently; ils sont tout contents they are very happy; elles sont tout étonnées/toutes honteuses they are very surprised/ashamed; être tout excité to be very ou all excited; être tout jeune/petit to be very young/small; tout enfant, elle aimait déjà dessiner as a small child she already liked to draw; c'est tout naturel it's quite natural; des yeux tout ronds de surprise eyes wide with surprise; être tout mouillé/sale to be all wet/dirty; tout seul dans la vie all alone in life; faire qch tout seul to do sth all by oneself; c'est tout autre chose, c'est une tout autre histoire it's a different matter altogether;2 ( devant un nom) c'est tout le portrait de sa mère she's the spitting ou very image of her mother; c'est tout l'inverse or le contraire it's the very opposite; ça m'en a tout l'air it looks very much like it to me; tu as tout le temps d'y réfléchir you've got plenty of time to think it over; avec toi, c'est tout l'un ou tout l'autre you see everything in black and white;3 ( tout à fait) la toute dernière ligne the very last line; les tout premiers fruits de l'été the very first fruits of summer; j'habite tout près I live very close by ou very near; tout près de very close to, very near; tout à côté de/contre/en haut right by/against/at the top; il les a mangés tout crus he ate them raw; un gâteau tout entier a whole cake; j'en sais tout autant que lui I know just as much as he does; c'est tout aussi cher it's just as expensive; vêtue tout de noir, tout de noir vêtue dressed all in black; maison tout en longueur very long and narrow house; un jeu tout en finesse a very subtle game; une semaine toute de fatigue a very tiring week; une vie toute de soucis a life full of worry; ils étaient tout en sang/en sueur they were covered in blood/bathed in sweat; être tout en larmes to be in floods of tears; la colline est tout en fleurs the hill is a mass of flowers; elle est tout(e) à son travail she's totally absorbed in her work;4 ( d'avance) tout prêt ready-made; sauces/idées toutes faites ready-made sauces/ideas; des légumes tout épluchés ready-peeled vegetables; ⇒ cuit, vu;5 ( en même temps) while; ( bien que) although; il lisait tout en marchant he was reading as he walked; elle le défendait tout en le sachant coupable she defended him although she knew he was guilty; ⇒ en;6 (marquant la concession: quoique) tout aussi étrange que cela paraisse however strange it may seem; tout prudemment que l'on conduise however carefully one drives; tout malins qu'ils sont, ils… clever though they may be, they…, they may be clever, but they…; toute reine qu'elle est, elle ne peut pas faire ça she may be a queen, but she can't do that;7 ( rien d'autre que) être tout énergie/muscle to be all energy/muscle; être tout sourires to be all smiles; je suis tout ouïe hum I'm all ears; veste tout cuir/laine all leather/wool jacket; ⇒ feu, sucre.D du tout loc adv pas du tout, point du tout liter not at all; sans savoir du tout without knowing at all; je ne le vois plus du tout I don't see him at all now; il ne m'en reste plus du tout I have none left at all; crois-tu qu'il m'ait remercié? du tout! do you think he thanked me? not at all!1 ( ensemble) former un tout to make up ou form a whole; mon tout ( charade) my whole, my all; du tout au tout completely;2 le tout ( la totalité) the whole lot, the lot; ( l'essentiel) the main thing; vendre le tout pour 200 euros to sell the (whole) lot for 200 euros; le tout est de réussir/qu'il réussisse the main ou most important thing is to succeed/that he should succeed; le Grand Tout Relig the Great Whole; ce n'est pas le tout○! this is no good!tout à coup suddenly; tout d'un coup ( soudain) suddenly; ( à la fois) all at once; tout à fait ( entièrement) quite, absolutely; ce n'est pas tout à fait vrai/pareil it's not quite true/the same thing; c'est tout à fait vrai it's quite ou absolutely true; ‘tu es d'accord?’-‘tout à fait’ ‘do you agree?’-‘absolutely’; il est tout à fait charmant he's absolutely ou perfectly charming; être tout à fait pour/contre to be totally for/against; tout à l'heure ( bientôt) in a moment; ( peu avant) a little while ago, just now; à tout à l'heure! see you later!; tout de même ( quand même) all the same, even so; ( indigné) tout de même! really!, honestly!; ( vraiment) quite; tu aurais tout de même pu faire attention! all the same ou even so you might have been careful!; c'est tout de même un peu fort! really ou honestly, it's a bit much!; c'est tout de même bizarre que it's quite strange that; tout de suite at once, straight away; ce n'est pas pour tout de suite ( ce n'est pas pressé) there's no rush; ( ce sera long) it's going to take some time.tout est bien qui finit bien all's well that ends well; être tout yeux tout oreilles to be very attentive.[tu, devant voyelle ou h muet tut ] ( féminin toute [tut], pluriel masculin tous [ adjectif tu, pronom tus], pluriel féminin toutes [tut]) adjectif qualificatif (au singulier)il se plaint toute la journée he complains all the time ou the whole day longtout ceci/cela all (of) this/thatj'ai tout mon temps I've plenty of time ou all the time in the worldavec lui, c'est tout l'un ou tout l'autre with him, it's either (all) black or (all) white2. [devant un nom propre] allj'ai visité tout Paris en huit jours I saw all ou the whole of Paris in a week3. [devant un nom sans article]rouler à toute vitesse to drive at full ou top speeden toute franchise/simplicité in all sincerity/simplicity4. [avec une valeur emphatique]5. (comme adverbe) [entièrement] completely6. [unique, seul] onlyma fille est tout mon bonheur my daughter is my sole ou only source of happiness7. [suivi d'une relative]tout ce qui me gêne, c'est la différence d'âge the only thing ou all I'm worried about is the age differencetout ce qu'il y a de: ses enfants sont tout ce qu'il y a de bien élevés his children are very well-behaved ou are models of good behaviour————————[tu, devant voyelle ou h muet tut ] ( féminin toute [tut], pluriel masculin tous [ adjectif tu, pronom tus], pluriel féminin toutes [tut]) déterminant (adjectif indéfini)tout citoyen a des droits every citizen has rights, all citizens have rightspour tout renseignement, écrivez-nous for further information, write to usde tout temps since time immemorial, from the beginning of timeen tout temps throughout ou all through historytout autre que lui aurait refusé anyone other than him ou anybody else would have refusedB.[AU PLURIEL]1. [exprimant la totalité] alltous les hommes all men, the whole of mankindtous les gens everybody, everyoneje veux tous les détails I want all the details ou the full details2. [devant un nom sans article]ils étaient 150 000, toutes disciplines/races confondues there were 150,000 of them, taking all disciplines/races together3. [exprimant la périodicité] everytoutes les deux semaines every other week, every second week, every two weeksà prendre toutes les quatre heures to be taken every four hours ou at four-hourly intervals————————[tu, devant voyelle ou h muet tut ] ( féminin toute [tut], pluriel masculin tous [ adjectif tu, pronom tus], pluriel féminin toutes [tut]) pronom indéfini[n'importe quoi] anythingce sera tout? [dans un magasin] will be that all?, anything else?ce n'est pas tout de faire des enfants, il faut les élever ensuite having children is one thing, but then you've got to bring them upêtre tout pour quelqu'un to be everything for somebody, to mean everything to somebodyon aura tout vu! now I've ou we've seen everything!a. [objets] that's everythingb. [problème] that's the whole point ou the crux of the matteravec toi c'est tout ou rien with you, it's all or nothing ou one extreme or the othertout se passe comme si... it's as though...à tout faire [produit] all-purposetout bien considéré, tout bien réfléchi all things consideredB.[AU PLURIEL]1. [désignant ce dont on a parlé]il y a plusieurs points de vue, tous sont intéressants there are several points of view, they are all interestingj'adore les prunes — prends-les toutes I love plums — take them all ou all of them2. [avec une valeur récapitulative] allJean, Pierre, Jacques, tous voulaient la voir Jean, Pierre, Jacques, they all wanted to see her3. [tout le monde]à vous tous qui m'avez aidé, merci to all of you who helped me, thank youtous tant ou autant que nous sommes all of us, every (single) one of ustout ( féminin toute, pluriel féminin toutes) adverbe (s'accorde en genre et en nombre devant un adjectif féminin commençant par une consonne ou un h aspiré)ils étaient tout seuls they were quite ou completely alonesa chevelure était toute hérissée his/her hair was all messyses tout premiers mots his/her very first wordstout mouillé wet ou soaked through, drenchedtout simplement/autrement quite simply/differentlytéléphone-moi, tout simplement just phone me, that's the easiest (way)une toile tout coton a 100% cotton cloth, an all cotton materialil est toute bonté/générosité he is goodness/generosity itselfça, c'est tout lui! that's typical of him ou just like him!2. [en intensif]tout en haut/bas right at the top/bottom3. [déjà]tout prêt ou préparé ready-madetout bébé, elle dansait déjà even as a baby, she was already dancing4. (avec un gérondif) [indiquant la simultanéité][indiquant la concession]tout en avouant son ignorance dans ce domaine, il continuait à me contredire although he'd confessed his ignorance in that field, he kept on contradicting metout nom masculin1. [ensemble] wholemon tout est un instrument de musique [dans une charade] my whole ou all is a musical instrument2. [l'essentiel]ce n'est pas le tout de critiquer, il faut pouvoir proposer autre chose it's not enough to criticize, you've got to be able to suggest something elsejouer ou risquer le tout pour le tout to risk (one's) alltenter le tout pour le tout to make a (final) desperate attempt ou a last ditch effortc'est un tout it's all the same, it makes no difference————————du tout locution adverbialeje vous dérange? — du tout, du tout! am I disturbing you? — not at all ou not in the least!elle finissait son café sans du tout se soucier de notre présence she was finishing her coffee without paying any attention to us at all ou whatsoever————————en tout locution adverbialeen tout et pour tout locution adverbialeen tout et pour tout, nous avons dépensé 300 euros all in all, we've spent 300 eurostout à coup locution adverbialetout à fait locution adverbiale2. [exactement] exactlyc'est tout à fait ce que je cherche/le même it's exactly what I've been looking for/the same3. [oui] certainly————————tout de même locution adverbialej'irai tout de même all the same, I'll still go2. [en intensif]tout de même, tu exagères! steady on!, that's a bit much!————————tout de suite locution adverbiale2. [dans l'espace] immediately————————tout... que locution conjonctivetout directeur qu'il est ou qu'il soit,... he may well be the boss,... -
32 tirer
vtirer l'archet — см. conduire
tirer sa cosse — см. avoir la cosse
tirer sa coupe — см. faire la coupe
tirer à la fin — см. tenir à la fin
tirer profit de... — см. faire son profit de...
-
33 beau
1. adj m, = bel; adv f - belleà belle heure! — см. à une heure!
beau mariage — см. bon mariage
neige au blé est bel bénéfice comme au vieillard la pelisse — см. neige au blé est bénéfice comme au vieillard la pelisse
- le beau- bel âge- bel ami- beau jeu- beau nom2. m; f - belle- de belle3. adv m, = bel; adv f - belle -
34 porter
porter [pɔʀte]➭ TABLE 11. transitive verba. [+ parapluie, paquet, valise] to carry ; [+ responsabilité] to bearb. ( = apporter) to take• porter l'affaire sur la place publique/devant les tribunaux to take the matter into the public arena/before the courts• porter une œuvre à l'écran/à la scène to make a film/stage a play based on a workd. ( = montrer) [+ signe, trace, blessure, inscription, date] to beare. ( = inscrire) [+ nom] to put downh. ( = conduire, amener) to carry ; ( = entraîner) [foi] to carry alongi. ( = inciter) porter qn à faire qch to lead sb to do sth• tout (nous) porte à croire que... everything leads us to believe that...2. intransitive verba. [bruit, voix, canon] to carryb. [reproche, coup] to hit homec. ( = frapper) c'est la tête qui a porté his head took the blowd. ( = reposer) [poids] porter sur to be supported bye. ► porter sur ( = concerner) [débat, cours] to be about ; [revendications, objection] to concern ; [étude, effort] to be concerned with ; [accent] to fall on3. reflexive verba. [personne]se porter bien/mal to be well/unwellb. ( = se présenter comme) se porter candidat to run as a candidatec. ( = aller) to go• se porter sur ( = se diriger vers) [soupçon, choix] to fall ond. ( = être porté) [vêtement] les jupes se portent très courtes the fashion is for very short skirts* * *pɔʀte
1.
1) ( transporter) to carry [chose, personne]2) ( apporter)3) ( soutenir) [mur, chaise] to carry, to bear [poids]porter quelqu'un à bout de bras — fig to take on somebody's problems
4) ( avoir sur soi) to wear [robe, bijou, verres de contact]; to have [cheveux longs, moustache]5) ( avoir) to have [initiales, date, titre]; to bear [sceau]le document porte la mention ‘secret’ — the document is marked ‘secret’
6) ( produire) to bear [fleurs]porter des fruits — lit
porter ses fruits — fig to bear fruit
7) ( amener)cela porte le prix du billet à... — this brings the price of the ticket to...
porter la température de l'eau à 80°C — to heat the water to 80°C
8) ( diriger)9) ( inscrire)se faire porter malade or pâle — (colloq) to go (colloq) ou report sick
10) ( inciter)11) (donner, causer)porter bonheur or chance — to be lucky
2.
porter sur verbe transitif indirect1) ( concerner)porter sur — [débat, article] to be about; [mesure, interdiction] to apply to
2) ( reposer sur)porter sur — [structure] to be resting on
3) ( heurter)
3.
verbe intransitifun canon qui porte à 500 mètres — a cannon with a range of 500 metres [BrE]
4.
se porter verbe pronominal1) ( se sentir)se porter bien/mal — [personne] to be well/ill; [affaire] to be going well/badly
2) ( être mis)3) ( se diriger)se porter sur — [soupçon] to fall on
le choix se porta sur le vase — they/she etc chose the vase
tous les regards se sont portés vers le ciel/vers lui — everyone looked toward(s) the sky/in his direction
4) ( se propager)* * *pɔʀte1. vt1) [charge, sac, valise, colis] to carryIl portait une valise. — He was carrying a suitcase.
2) (= apporter)3) (sur soi) [vêtement, barbe, bague] to wearElle porte une jolie robe bleue. — She's wearing a lovely blue dress.
4) (= mettre)porter un fait à la connaissance de qn — to bring a fact to sb's attention, to bring a fact to sb's notice
5) (= inciter)6) [fruits, fleurs] [arbre] to bear7) [enfant] [femme enceinte] to carry8) [responsabilité] to bear, to carry9) [inscription, titre] to bearElle portait le nom de Rosalie. — She went by the name of Rosalie.
10) (= inscrire)porter qch sur [registre] — to write sth down in, to enter sth in
11) [jugement] to pass2. vi1) [voix] to carry2) [coup, argument] to hit homeporter sur [conférence] — to be about, (= peser) to rest on, [accent] to fall on, (= heurter) [choc] to strike
* * *porter verb table: aimerA vtr1 ( transporter) to carry [chose, personne]; porter qn sur son lit to get sb into bed; porter qn sur son dos to carry sb on one's back, to give sb a piggyback○; tu ne dois rien porter you mustn't carry anything heavy;2 ( apporter) porter qch quelque part to take sth somewhere [lettre, paquet]; porter qch à qn to take sb sth, to bring sb sth US; porter des messages to run messages; porter la bonne nouvelle to spread the word; porter une affaire devant les tribunaux to bring a case to court;3 ( soutenir) [mur, chaise] to carry, to bear [poids]; mes jambes ne me portent plus my legs are giving out; l'eau te portera the water will hold you up; être porté par le vent [sable, papier] to be blown along by the wind; porter qn à bout de bras fig to take on sb's problems; mes parents sont lourds à porter my parents are emotionally demanding; porter l'espoir de millions d'hommes to be the focus for the hopes of millions; être porté par un mouvement d'espoir to be carried along by a surge of optimism;4 ( avoir sur soi) to wear [robe, bijou, verres de contact]; to have [cheveux longs, balafre]; to have, to wear [barbe, moustache]; porter les armes to bear arms; porter une arme to be armed;5 ( avoir) to have [initiales, date, titre]; to bear [sceau]; ne pas porter de date not to have a date, to be undated; ne pas porter de titre not to have a title, to be untitled; portant le numéro 300 with the number 300; le document porte la mention ‘secret ’ the document is marked ‘secret’; ils ne portent pas le même nom they have different names; quel prénom porte-t-elle? what's her first name?; elle porte le nom de son mari she has taken her husband's name; le nom que je porte est celui de ma grand-mère I'm named after my grandmother; il porte bien son nom the name suits him; bien porter son âge to look good for one's age; porter des traces de sang to be blood-stained; l'arbre ne portait plus de feuilles the tree was bare of leaves; portant une expression de découragement sur son visage looking discouraged; porter en soi une grande volonté de réussir to be full of ambition; cela porter en soi quelques risques it's inherently risky;6 ( produire) to bear [fleurs]; porter des fruits lit, fig to bear fruit; l'enfant qu'elle porte the child she is carrying; le roman qu'il porte en lui his great unwritten novel;7 ( amener) porter qch à [situation, événement] to bring sth to; [personne, entreprise, administration] to put sth up to; cela porte la cotisation/le prix du billet d'avion/le nombre des victimes à… this brings the subscription/the price of the plane ticket/the death toll to…; porter un taux/une cotisation à to put a rate/a subscription up to; porter la température de l'eau à 80°C to heat the water to 80°C; porter qn au pouvoir to bring sb to power; porter qn à la tête d'une entreprise to take sb to the top of a company;8 ( diriger) porter son regard vers to look at; porter qch à sa bouche to raise sth to one's lips; porter qch à son oreille to hold sth to one's ear; porter la main à son chapeau to lift one's hat; si tu portes la main sur elle if you lay a finger on her; porter de l'intérêt à qch to be interested in sth; l'estime/l'amour qu'elle te porte her respect/love for you; porter ses efforts sur qch to devote one's energies to sth; porter un jugement sur qch to pass judgment on sth; faire porter ses accusations sur to direct one's accusations at;9 ( inscrire) porter qch sur un registre to enter sth on a register; porter une somme au crédit de qn to credit a sum to sb's account; être porté disparu to be reported missing; se faire porter malade or pâle○ to go○ ou report sick; porter témoignage to bear witness; porter plainte to lodge a complaint;10 ( inciter) porter qn à être méfiant or à se méfier to make sb cautious; tout le porte à la méfiance everything inclines him to caution; tout nous porte à croire que everything leads us to believe that;11 (donner, causer) porter partout la mort et la destruction to spread death and destruction; porter bonheur or chance to be lucky; porter malheur to be unlucky; ça m'a porté bonheur it brought me luck; ça m'a porté malheur it was unlucky; ⇒ nuit.B porter sur vtr ind1 ( concerner) porter sur [débat, article] to be about; [mesure, accord] to concern, to apply to; [interdiction] to apply to; l'impôt porte sur les objets de luxe the tax applies to luxury goods; l'accent porte sur la deuxième syllabe the accent is on the second syllable;2 ( reposer sur) porter sur [structure] to be resting on;3 ( heurter) porter sur to hit.C vi une voix qui porte a voice that carries; des arguments qui portent convincing arguments; ta critique a porté your criticism hit home; le coup a porté the blow hit home; porter contre un mur to hit a wall; un canon qui porte à 500 mètres a cannon with a range of 500 metresGB; les mortiers ne portent pas jusqu'ici we are out of mortar range.D se porter vpr1 ( se sentir) elle se porte bien/mal/mieux [personne] she is well/ill/better; [affaire] it's going well/badly/better; comment se porte votre femme? how is your wife?; je ne m'en porte pas plus mal I'm none the worse for it; je me porte à merveille I'm absolutely fine;2 ( être mis) [vêtement, bijou, chapeau] cela se porte avec des chaussures plates you wear it with flat shoes; les jupes se portent juste au-dessus du genou cet hiver skirts are being worn just above the knee this year; cela ne se porte plus it has gone out of fashion;3 (aller, se diriger) se porter à la rencontre de qn ( aller) to go to meet sb; ( venir) to come to meet sb; se porter sur [soupçon] to fall on; le choix se porta sur le vase bleu they/she etc chose the blue vase; tous les regards se sont portés vers le ciel/vers lui everyone looked toward(s) the sky/in his direction; se porter à des excès to overindulge;I[pɔrte] verbe transitifA.[TENIR, SUPPORTER]1. [soutenir - colis, fardeau, meuble] to carry ; [ - bannière, pancarte, cercueil] to carry, to beardeux piliers portent le toit two pillars take the weight of ou support the roofporter quelqu'un sur son dos/dans ses bras to carry somebody on one's back/in one's armsB.[METTRE, AMENER][mettre]porter une œuvre à l'écran/à la scène to adapt a work for the screen/the stageporter une affaire devant les tribunaux to take ou to bring a matter before the courtsles frais d'inscription ont été portés à 25 euros the registration fees have been increased ou raised to 25 euros2. [diriger]porter sa ou la main à sa tête to raise one's hand to one's headporter son regard vers ou sur to look towards ou in the direction ofporter ses pas vers to make one's way towards, to head for3. [enregistrer - donnée] to write ou to put down (separable)se faire porter absent/malade to go absent/sickporter 200 euros au crédit de quelqu'un to credit somebody's account with 200 euros, to credit 200 euros to somebody's accountporter son attention sur to focus one's attention on, to turn one's attention toil a fait porter tout son effort ou ses efforts sur la réussite du projet he did his utmost to make the project successfula. [pour accomplir une tâche] to have somebody in mind (for a job)b. [pour l'épouser] to have one's eye on somebody5. [inciter]porter quelqu'un à quelque chose: mon intervention l'a portée à plus de clémence my intervention made her inclined ou prompted her to be more lenientl'alcool peut porter les gens à des excès/à la violence alcohol can drive people to excesses/induce people to be violenttout porte à croire que... everything leads one to believe that...tous les indices portent à penser que c'est lui le coupable all the evidence suggests he is the guilty one6. [éprouver]porter de l'intérêt à quelqu'un/quelque chose to be interested in somebody/somethingC.[AVOIR SUR SOI, EN SOI][badge, décoration] to wear[barbe, couettes, moustache, perruque] to have[pistolet, stylo] to carryelle porte toujours du noir she always dresses in ou wears blackporter les cheveux longs/courts/relevés to wear one's hair long/short/upla signature que porte le tableau the signature (which) appears ou is on the painting3. [nom, prénom, patronyme] to havel'espoir/la rancune que je portais en moi the hope/resentment I bore within me6. [enfant, petit, portée] to carry————————[pɔrte] verbe intransitif1. [son, voix] to carry[canon, fusil]2. [faire mouche - critique, mot, plaisanterie] to hit ou to strike home ; [ - observation] to be heard ou heeded ; [ - coup] to hit home, to tell3. [cogner]c'est le crâne qui a porté the skull took the impact ou the full forceporter sur ou contre to hit4. [dans l'habillement masculin]porter à droite/gauche to dress on the right/left————————porter sur verbe plus préposition1. [concerner - suj: discussion, discours, chapitre, recherches] to be about, to be concerned with ; [ - suj: critiques] to be aimed at ; [ - suj: loi, mesures] to concern ; [ - suj: dossier, reportage] to be about ou onle détournement porte sur plusieurs millions d'euros the embezzlement concerns several million euros2. [reposer sur - suj: charpente] to rest onl'accent porte sur la deuxième syllabe LINGUISTIQUE the accent falls on the second syllable, the second syllable is stressed————————se porter verbe pronominal (emploi passif)[bijou, chaussures, vêtement] to be worn————————se porter verbe pronominal intransitif1. [personne]comment vous portez-vous? how do you feel?, how are you (feeling)?à bientôt, portez-vous bien! see you soon, look after yourself!il va bientôt s'en aller, je ne m'en porterai que mieux he's going to leave soon and I'll feel all the better for itnos parents ne prenaient pas de congés et ne s'en portaient pas plus mal our parents never took time off and they were none the worse for it2. [se proposer comme]3. [aller]se porter en tête d'une procession/course to take the lead in a procession/race————————se porter à verbe pronominal plus préposition————————se porter sur verbe pronominal plus préposition[choix, soupçon] to fall on[conversation] to turn toII[pɔrte]→ link=porté porté[pɔrtɛr] nom masculin[bière] porter -
35 monter
monter [mɔ̃te]➭ TABLE 1━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━━1. intransitive verb► monter sur [+ table, rocher, toit] to climb onto• monté sur une chaise, il accrochait un tableau he was standing on a chair hanging a picture• monter à bicyclette ( = faire du vélo) to ride a bicycle• monter à or jusqu'à to come up to• jusqu'où monte le téléphérique ? where does the cable car go up to?• la voiture peut monter jusqu'à 250 km/h the car can do up to 250km/h• ce tableau peut monter jusqu'à 30 000 € this painting could fetch up to 30,000 euros2. transitive verba. ( = gravir) to go upb. ( = porter) to take upd. ( = augmenter) monter le son to turn the sound upe. ( = exciter) monter qn contre qn to set sb against sb• « je monte la garde ! » "beware of the dog!"h. [+ pièce de théâtre] to put on ; [+ affaire, opération, campagne publicitaire] to set up ; [+ canular] to play ; [+ complot] to hatchi. [+ diamant, perle] to mount ; [+ pneu] to put on3. reflexive verba.se monter à [+ prix] to amount to* * *mɔ̃te
1.
verbe transitif (+ v avoir)1) ( transporter) ( en haut) gén to take [somebody/something] up (à to); ( à l'étage) to take [somebody/something] upstairs2) ( placer plus haut) to put [something] up [objet]; to raise [étagère] (de by)3) ( réussir à transporter) to get [something] up [objet]4) ( parcourir) to go up [escalier, pente, rue]5) (en valeur, intensité) to turn up [volume, thermostat]; Musique to raise the pitch of [instrument]6) Culinaire to beat, to whisk [blanc d'œuf, mayonnaise]7) ( rendre hostile)monter quelqu'un contre quelqu'un — to turn ou set somebody against somebody
8) ( chevaucher) to ride [cheval]9) (couvrir, saillir) to mount, to cover10) ( assembler) to assemble [meuble, appareil]; to put up [tente, échafaudage]; to set, to mount [pierre précieuse]; to mount [gravure]; Musique to string [instrument]11) ( en couture) to put [something] in [col]; to set [something] in [manche]12) ( organiser) to hatch [complot]; to mount [attaque]; to set up [société]; Théâtre to stage [pièce]monter une histoire de toutes pièces — to concoct ou fabricate a story from beginning to end
13) ( fournir)
2.
verbe intransitif (+ v être)1) ( se déplacer) ( en allant) gén to go up; ( à l'étage) to go upstairs; [avion, hélicoptère] to climb; [oiseau] to fly up; [soleil, brume] to risetu es monté à pied? — gén did you walk up?
il est monté au col à bicyclette/en voiture — he cycled/drove up to the pass
monter sur — to get onto [trottoir]; to climb onto [mur]
monter sur le toit — [enfant, chat] to go up onto the roof
monter à l'échelle/l'arbre — to climb (up) the ladder/the tree
faites-les monter — (clients, marchandises) send them up
monter dans un train/bus/avion — to get on a train/bus/plane
monter sur — to get on [cheval, bicyclette, tracteur]
3) ( s'étendre de bas en haut) [route, voie ferrée] to go uphill, to climb; [terrain] to rise; [canalisation, ligne téléphonique] ( en allant) to go upmonter en lacets — [route] to wind its way up
monter en pente douce — [terrain, route] to slope up gently
monter en pente raide — [terrain, route] to climb steeply
4) ( atteindre) [vêtement, liquide, neige] to come up5) ( augmenter) gén to rise, to go up (à to; de by); [marée] to come in; Musique [mélodie] to risefaire monter les cours de 2% — to push prices up by 2%
6) (se rendre, séjourner)monter à or sur Paris — ( de province) to go up to Paris
7) ( chevaucher)monter à bicyclette/moto — to ride a bicycle/motorbike
8) Arméemonter à l'assaut or l'attaque — to mount an attack (de on)
9) Jeux ( aux cartes) to play a higher card10) ( progresser) [employé, artiste] to riseà force de monter, il deviendra directeur — he'll work his way right up to director
monter en puissance — [parti, politicien] to rise
11) ( gagner en intensité) [colère, émotion] to mount; [sanglots] to rise; [larmes] to well uple ton monta — ( animation) the conversation became noisier; ( énervement) the discussion became heated
12) ( saisir)monter à la gorge de quelqu'un — [sanglots, cri] to rise (up) in somebody's throat
monter à la tête de quelqu'un — [vin, succès] to go to somebody's head
le rouge lui est monté au front — he/she went red in the face
13) Automobile, Technologiemonter à 250 km/h — to go up to 250 kph
3.
se monter verbe pronominal1) ( s'élever)se monter à — [frais, facture] to amount to
2) ( s'équiper) to get oneself set up (en with)••se monter la tête — (colloq) to get worked up (colloq)
* * *mɔ̃te1) [escalier, côte] (en allant) to go up, (en venant) to come upElle a du mal à monter les escaliers. — She has difficulty going upstairs.
2) [valise, paquet] (en allant) to take up, (en venant) to bring upMonte les valises pendant que je règle le taxi. — Take the suitcases up while I pay the cab fare.
Monte-moi le dossier. — Bring me up the file.
3) [société, opération] to set up4) [tente, échafaudage, étagères] to put up, [machine] to assemble5) (= fixer)monter qch sur qch [dispositif, moteur] — to fit sth on sth
6) [cheval] to mount, to get on7) ZOOLOGIE, [femelle] to cover, to serve8) [bijou] to mount, to set10) CINÉMA to edit11) THÉÂTRE, [pièce] to put on, to stage1) [personne] (aller) to go up, (venir) to come upmonter à pied — to walk up, to go up on foot
monter sur [chaise, escabeau] — to get onto
Tu vas devoir monter sur une chaise pour changer l'ampoule. — You'll have to get onto a chair to change the light bulb.
2) [avion, voiture] to climb, to go up3) [chemin, niveau, température, voix, prix] to go up, to riseLes prix ont encore monté. — Prices have gone up again.
4) [brouillard, bruit] to rise, to come up5) [passager] to get onmonter dans le train — to get on the train, to board the train
monter dans l'avion — to get on the plane, to board the plane
Il est temps de monter dans l'avion. — It's time to get on the plane.
6) (= faire du cheval) to ride, to ride a horsemonter à cheval (hobby) — to ride, to go riding, (action) to get on a horse
monter bien — to be a good rider, to ride well
monter mal — to be a poor rider, to ride badly
* * *monter verb table: aimerA vtr (+ v avoir)1 ( transporter) ( en haut) gén to take [sb/sth] up [personne, objet] (à to); ( à l'étage) to take [sb/sth] upstairs [personne, objet]; ( d'en bas) gén to bring [sb/sth] up [personne, objet] (de from); ( de l'étage) to bring [sb/sth] upstairs [personne, objet]; monter les valises au grenier to take the suitcases up to the attic; monter les bouteilles de la cave to bring the bottles up from the cellar; je peux vous monter au village I can take you up to the village; monte-moi mes pantoufles bring my slippers up (to me); je leur ai fait monter les valises au grenier I made them take the suitcases up to the attic; j'ai fait monter le piano dans la chambre I had the piano taken up to the bedroom; faites -moi monter les dossiers secrets get the secret files brought up to me;2 ( placer plus haut) to put [sth] up [objet]; to raise [étagère] (de by); monte le store put the blind up; j'ai monté le vase sur l'étagère du haut I put the vase on the top shelf; tu peux me monter cette valise sur l'armoire? can you put ou get this suitcase up on the wardrobe for me?; monter l'étagère d'un cran/de 20 centimètres to raise the shelf by one notch/by 20 centimetresGB;3 ( réussir à transporter) to get [sth] up [objet]; impossible de monter le piano par l'escalier/par la fenêtre it's impossible to get the piano up the stairs/up through the window; comment va-t-on monter le piano? ( à l'étage) how are we going to get the piano upstairs?; ( dans le camion) how are we going to get the piano in?;4 ( parcourir) ( en allant) to go up [pente, rue, marches]; to go up, to climb [côte, escaliers]; ( en venant) to come up [pente, rue, marches, escaliers]; je l'ai vu monter les escaliers sur les or à genoux I saw him go ou climb up the stairs on his knees; monter la colline à bicyclette to cycle up the hill; je leur ai fait monter la colline en courant I made them run up the hill; il m'a fait monter les escaliers trois fois he made me go upstairs ou up the stairs three times;5 (en valeur, intensité) to turn up [volume, thermostat, gaz]; Mus to raise the pitch of [instrument]; Art to intensify [couleur]; monte un peu la radio turn the radio up a bit; monter un violon d'un ton to raise the pitch of a violin by a tone;6 Culin to beat, to whisk [blanc d'œuf, mayonnaise]; monter les blancs en neige ( dans une recette) beat ou whisk the egg whites until stiff; monter une sauce to thicken a sauce;7 ( rendre hostile) monter qn contre qn to turn ou set sb against sb; monter qn contre un projet to put sb off a plan; être monté contre qn to have it in for sb;8 ( chevaucher) to ride [cheval, âne, éléphant]; ce cheval n'a jamais été monté this horse has never been ridden (before);9 (couvrir, saillir) to mount, to cover;10 ( assembler) to assemble [meuble, appareil, machine]; to put up [tente, échafaudage]; to set, to mount [pierre précieuse]; to mount [gravure, estampe, photo]; Mus to string [instrument]; monter un film Cin to edit a film; monter une page Imprim to set (up) a page; monter une émission TV to edit a broadcast; monter en parallèle Électrotech to connect in parallel;11 Cout to put [sth] in [col]; to set [sth] in [manche]; monter un manteau/une robe to make up a coat/a dress;12 ( organiser) to hatch [complot]; to mount [attaque, opération militaire]; to set up [société, opération financière]; Théât to stage, to put on [pièce]; monter un spectacle to stage ou put on a show; monter une histoire de toutes pièces to concoct ou fabricate a story from beginning to end;13 ( fournir) monter son ménage/sa maison to set up home/house; monter sa garde-robe to build up one's wardrobe.B vi (+ v être)1 ( se déplacer) [personne] ( en allant) gén to go up (à to); ( à l'étage) to go upstairs; ( en venant) gén to come up (de from); ( à l'étage) to come upstairs; [train, ascenseur, téléphérique] ( en allant) to go up; ( en venant) to come up; [avion, hélicoptère] to climb; [oiseau] to fly up; [soleil, brume] to rise (sur over); [fumée, odeur, bruit] to come up; reste-ici, je monte au grenier stay here, I'm going up to the attic; peux-tu monter chercher mon sac? can you go upstairs and get my bag?; tu peux monter m'aider à pousser l'armoire? can you come upstairs and help me push the wardrobe?; il est monté s'allonger he went upstairs to lie down; te voilà! tu es monté par l'ascenseur? there you are! did you come up in the lift GB ou elevator US?; tu es monté à pied? gén did you walk up?; ( plutôt que par l'ascenseur) did you come up on foot?; je préfère monter par l'escalier I prefer to go up by the stairs; nous sommes montés par le sentier/la route ( à pied) we walked up by the path/the road; ( à cheval) we rode up by the path/the road; il est monté au col à bicyclette/en voiture he cycled/drove up to the pass; il est monté vers moi en rampant he crawled up to me; où est l'écureuil? il a dû monter à l'arbre where's the squirrel? it must have gone up ou climbed the tree; monte, je te suis go on up, I'll follow you; monte ici! come up here!; je suis monté en haut de la tour/au sommet de la falaise I went up to the top of the tower/to the top of the cliff; monter sur [personne] to step onto, to get onto [trottoir, marche]; [animal] to get onto [marche, trottoir]; [personne, animal] to climb onto [mur, tabouret]; il est monté sur le toit [enfant, chat] he's/it's gone up onto the roof; monter à l'échelle/l'arbre/la corde to climb (up) the ladder/the tree/the rope; monter à la verticale [ballon, alpiniste] to climb vertically; monter au ciel to ascend into Heaven; l'air chaud fait monter les ballons/planeurs warm air makes balloons/gliders rise; elle m'a fait/ne m'a pas laissé monter dans sa chambre she had me/didn't let me go up to her bedroom; faites-les monter (clients, marchandises) send them up;2 ( sur un moyen de transport) monter dans une voiture to get in a car; monter dans un train/bus/avion to get on a train/bus/plane; monter dans un canoë/sur un bateau to get into a canoe/on a boat; il n'est jamais monté en avion he's never been on a plane; il a peur de monter en avion he's afraid of flying; monter à bord to get on board; monter sur to get on [âne, cheval, bicyclette, tracteur]; monté sur son cheval/sur son chameau, il parcourait le pays he travelledGB the country on horseback/on his camel;3 ( s'étendre de bas en haut) [route, voie ferrée] to go uphill, to climb; [terrain] to rise; [canalisation, ligne téléphonique] ( en allant) to go up; ( en venant) to come up; monter jusqu'à [chemin, muraille, escalier] ( description) to go up to; ( emphase) to go up as far as; monter jusqu'au sommet [route, ligne téléphonique] to go right up to the top; monter en lacets [route] to wind its way up; monter en pente douce [terrain, route] to slope up gently; monter en pente raide [terrain, route] to climb steeply; monter brusquement sur 200 mètres [pente, route] to climb sharply for 200 metresGB;4 ( atteindre) [vêtement, liquide, neige] to come up (jusqu'à to); des chaussettes qui montent jusqu'aux genoux socks that come up to the knees; il avait des chaussettes qui lui montaient aux genoux he was wearing knee socks; l'eau nous montait jusqu'à la taille the water came up to our waists, we were waist-deep in water; l'eau montait sur la berge the water came up onto the bank;5 ( augmenter) [niveau, baromètre, température, pression, prix, taux] to rise, to go up (à to; de by); [marée] to come in; Mus [mélodie] to rise; l’euro est or a monté par rapport à la livre the euro has risen ou gone up against the pound; faire monter les cours de 2% to push prices up by 2%; ça va faire monter le dollar it'll send ou push the dollar up; ça fait monter la température gén it raises the temperature; Méd it puts one's temperature up; ça ne fera pas monter leur niveau de vie it won't raise their standard of living;6 (se rendre, séjourner) monter à or sur Paris ( de province) to go up to Paris; monter à Lyon ( du Midi) to go up to Lyons;7 ( chevaucher) monter (à cheval) to ride; monter à bicyclette/moto to ride a bicycle/motorbike; il ne sait pas monter (à cheval) he can't ride; elle monte à cheval deux fois par semaine she goes riding ou rides twice a week;8 Mil monter à l'assaut or l'attaque to mount an attack (de on); monter au front to move up to the front; monter en ligne to move up the line; monter au combat to go into battle;9 Jeux ( aux cartes) to play a higher card; monter à carreau/l'atout to play a higher diamond/trump;10 ( progresser) ( dans une hiérarchie) to rise, to move up; ( en notoriété) [artiste] to rise; à force de monter, il deviendra directeur he'll work his way right up to director; c'est un jeune peintre qui monte he's an up-and-coming ou a rising young painter; monter en puissance [parti, politicien] to rise;11 ( gagner en intensité) [colère, émotion] to mount; [sanglots] to rise; [larmes] to well up; le ton monta ( animation) the conversation became noisier; ( énervement) the discussion became heated;12 ( saisir) monter à la gorge de qn [sanglots, cri] to rise (up) in sb's throat; monter à la tête de qn [vin, alcool, succès] to go to sb's head; le rouge lui est monté au front he/she went red in the face;13 Aut, Tech monter à 250 km/h [véhicule] to go up to ou reach 250 km/h; [automobiliste] to go up to 250 km/h; monter en puissance [moteur] to increase in power.C se monter vpr1 ( s'élever) se monter à [dépenses, frais, facture] to come to, to amount to; [dette] to amount to;2 ( s'équiper) to get oneself set up (en with).se monter la tête○ to get worked up○.[mɔ̃te] verbe intransitif (auxiliaire être ou avoir)1. [personne, animal - vu d'en bas] to go up ; [ - vu d'en haut] to come up[drapeau] to go upmonte par l'ascenseur go up in ou use the liftle premier de cordée continuait à monter the leader continued to climb ou continued the ascentes-tu déjà montée au dernier étage de la tour Eiffel? have you ever been up to the top of the Eiffel Tower?monter en pente raide to climb steeply ou sharplyça monte trop, passe en première it's too steep, change down into firstmonter de [suj: odeur, bruit] to rise (up) from, to come from2. [dans un moyen de transport]a. [avion, train] to get on ou onto, to boardb. [bus] to get on, to boardc. [voiture] to get intotu montes (avec moi)? [dans ma voiture] are you coming with me (in my car)?elle monte à Versailles [dans le train] she gets on at Versailles (station)monter sur un ou à bord d'un bateau to board a shipmonter sur un cheval to get on ou to mount a horseça fait longtemps que je ne suis pas monté sur une bicyclette it's a long time since I've been on a bicycle3. [apparaître suite à une émotion]les larmes lui sont montées aux yeux tears welled up in his eyes, his eyes filled with tears4. [s'élever - température] to rise, to go up ; [ - fièvre] to rise ; [ - prix, taux] to rise, to go up, to increase ; [ - action] to rise ; [ - rivière] to rise ; [ - mer, marée] to come in ; [ - anxiété, mécontentement] to grow, to increasefaire monter [tension, peur] to increasea. [surenchère] to send ou to put prices upb. [marchand] to put up ou to increase pricesles loyers ont monté de 25 % rents have gone up ou increased by 25%a. [il bout] the milk is boilingb. [chez une femme qui allaite] lactation has startedprends de grosses aiguilles, ton pull montera plus vite your sweater will knit up more quickly if you use big needlesle soufflé a bien monté/n'a pas monté the soufflé rose beautifully/didn't risea. [de colère] voices were being raised, the discussion was becoming heatedb. [d'animation] the noise level was rising5. [atteindre un certain niveau]monter à ou jusqu'à [eau, vêtement, chaussures] to come up toles pistes de ski montent jusqu'à 3 000 m the ski runs go up to ou as high as 3,000 ml'hectare de vigne peut monter jusqu'à 30 000 euros one hectare of vineyard can cost up to ou fetch as much as 30,000 eurosil peut monter jusqu'au "si" he can go ou sing up to B7. [pour attaquer]8. [dans une hiérarchie] to rise[dans le temps]la génération qui monte the rising ou new generation9. [aller vers le nord]10. JEUX————————[mɔ̃te] verbe transitif (auxiliaire avoir)1. [gravir] to go up (inseparable)monter l'escalier to go ou to climb up the stairs, to go upstairs2. [porter en haut - bagages, colis] to take ou to carry up (separable) ; [ - courrier] to take up (separable)peut-on se faire monter le repas dans les chambres? is it possible to have meals brought to the room?3. [mettre plus haut]monte la vitre, j'ai froid wind up the (car) window, I'm cold[mettre en colère]5. [assembler - kit] to assemble, to put together (separable) ; [ - tente] to pitch, to put up (separable) ; [ - abri] to rig up (separable)a. [sur une marie-louise] to mount an engravingb. [dans un cadre] to frame an engraving7. [organiser - généralement] to organize ; [ - pièce, spectacle] to put on (separable), to stage, to produce ; [ - canular] to think up (separable) ; [ - complot, machination] to set up (separable)8. [pourvoir - bibliothèque, collection, cave] to set up (separable)monter son ménage ou sa maison to set up house9. ÉQUITATION[film] to edit11. COUTURE to fit (on)monter une manche to sew on ou to attach a sleevele pantalon est prêt à être monté the trousers are ready to assemble ou to be made up[tricoter - maille] to cast on (separable)12. CUISINE————————se monter à verbe pronominal plus préposition[coût, dépenses] to come ou to amount ou to add up to————————se monter en verbe pronominal plus prépositionto equip ou to provide oneself with -
36 droit
1. m- de droit- en droit2. adj m; adj f - droite3. advdans le droit fil de... — см. dans le droit fil...
Jean tout à droit — см. Jean farine
-
37 long
long, longue [lɔ̃, lɔ̃g]1. adjectivelong ; [amitié] long-standing• version longue [de film] uncut version• cinq heures, c'est long five hours is a long time► long à2. adverb3. masculine noun• je lui ai expliqué en long, en large et en travers (inf) I explained it to him over and over again4. feminine noun• à la longue, ça a fini par coûter cher in the long run it turned out very expensive• à la longue, il va s'user it will wear out eventually* * *
1.
longue lɔ̃, lɔ̃g adjectif1) ( dans l'espace) [tige, cils, patte, lettre, robe, table, distance] longune chemise à manches longues — a shirt with long sleeves, a long-sleeved shirt
un tuyau long de trois mètres — a pipe three metres [BrE] long, a three-metre [BrE] long pipe
au long cours — Nautisme [voyage, navigation] ocean; [capitaine] fully-licensed
2) ( dans le temps) [moment, vie, voyage, exil, film, silence] long; [amitié] long-standingêtre long (à faire) — [personne] to be slow (to do)
je ne serai pas long — ( pour aller quelque part) I won't be long; ( pour un discours) I will be brief
être long à la détente — (colloq) to be slow on the uptake (colloq)
pendant de longues heures/années — for hours/years
3) Linguistique ( voyelle) long
2.
1) ( beaucoup)en dire long/trop long/plus long — to say a lot/too much/more (sur quelque chose/quelqu'un about something/somebody)
2)
3.
un câble de six mètres de long — a cable six metres [BrE] long, a six-metre [BrE] long cable
en long — [découper, fendre] lengthwise
en long et en large — [raconter] in great detail
en long, en large et en travers — (colloq) [raconter] at great length
le long du mur — ( en longueur) along the wall; ( en hauteur) up ou down the wall
tout le long de quelque chose — ( dans l'espace) all along something; ( dans le temps) all the way through something
4.
à la longue locution adverbiale in the end, eventuallyPhrasal Verbs:* * *lɔ̃, lɔ̃ɡ (longue)1. adj1) (cheveux, distance) longaux cheveux longs — with long hair, long-haired
2) (moment, trajet) longC'est encore long jusqu'à Noël. — It's still a long time till Christmas.
Ce sera long? — Will it take long?, Will it take a long time?
un contrat de longue durée; un contrat longue durée — a long-term contract
de longue haleine (projet, combat) — long-term
au long cours NAVIGATION — ocean modif ocean-going
de longue date (amis) — long-standing, [se connaître, être prévu] for a long time
2. adv3. nm1) (= longueur)de 3 m de long — 3m long, 3m in length
en long — lengthwise, lengthways
Il s'est étalé de tout son long. — He fell flat on his face.
au long de [rues, plage] — along, [annnés, périodes] during
Il y a des chemins de randonnée tout le long de la côte. — There are footpaths all along the coast.
tout au long de [année, vie] — throughout
de long en large [marcher] — to and fro, up and down
4. nfElle a fini par agacer tout le monde à la longue. — In the end she got on everybody's nerves.
* * *A adj1 ( dans l'espace) [tige, cils, patte, lettre, robe, table, distance] long; une chemise à manches longues a shirt with long sleeves, a long-sleeved shirt; des femmes en robe longue women in long dresses; être long de six mètres to be six metresGB long; un tuyau long de trois mètres a pipe three metresGB long, a three-metreGB long pipe; plus/trop long de deux mètres two metresGB longer/too long; au long cours Naut [voyage, navigation] ocean; [capitaine] fully-licensed;2 ( dans le temps) [moment, vie, voyage, exil, film, silence] long; [amitié] long-standing; pendant les longues soirées d'hiver during the long winter evenings; ta longue habitude des enfants your great experience of children; une traversée/entrevue longue de 40 minutes a 40 minute crossing/interview; être long à faire [personne] to be slow to do; [chose] to take a long time to do; il est toujours long à se décider he's always slow to make up his mind; qu'est-ce que tu es long! you're so slow!; aliment long à cuire food that takes a long time to cook; être en longue maladie to be on extended sick leave; je ne serai pas long ( pour aller quelque part) I won't be long; ( pour un discours) I will be brief; il guérira, mais ce sera long he will get better, but it's going to be a long time; huit mois, c'est long eight months is a long time; être long à la détente○ to be slow on the uptake○; il trouve le temps long time hangs heavy on his hands; pendant de longues heures/années for hours/years;3 Ling (syllabe, voyelle) long.B adv1 ( beaucoup) en dire long/trop long/plus long to say a lot/too much/more (sur qch/qn about sth/sb); j'aimerais en savoir plus long sur elle I'd like to know more about her; je pourrais t'en dire long sur lui I could tell you a thing or two about him;2 Mode s'habiller long to wear longer skirts.C nm1 ( longueur) 10 mètres de long 10 metresGB long; un câble de six mètres de long a cable six metresGB long, a six-metreGB long cable; mesurer or avoir or faire deux mètres de long to be two metresGB long; en long [découper, fendre] lengthwise; de long en large [marcher] up and down; arpenter une pièce de long en large to pace up and down a room; en long et en large [raconter] in great detail; en long, en large et en travers [raconter] at great length; le long du mur ( en longueur) along the wall; ( en hauteur) up ou down the wall; tout le long de qch ( dans l'espace) all along sth; ( dans le temps) all the way through sth; j'ai couru tout le long du chemin, j'ai couru tout du long I ran all the way; elle a pleuré tout le long du film she cried (all the way) through the film; tomber de tout son long to fall flat (on one's face);2 Mode le long long clothes (pl), lower hemlines (pl); la mode est au long hemlines are down (this season); s'habiller en long to wear a full-length dress.D longue nf2 Jeux ( aux cartes) long suit (à in);3 Sport game of boules played in the south of France.E à la longue loc adv in the end, eventually; à la longue on s'habitue in the end you get used to it.long métrage Cin feature-length film.( féminin longue) [lɔ̃, devant nom masculin commençant par une voyelle ou 'h' muet lɔ̃g, lɔ̃g ] adjectifA.[DANS L'ESPACE]1. [grand] longune fille aux longues jambes a long-legged girl, a girl with long legs[tige] long3. [vêtement] longune robe longue a full-length ou long dressB.[DANS LE TEMPS]1. [qui dure longtemps] longje suis fatigué, la journée a été longue I'm tired, it's been a long dayne sois pas trop longue ou personne ne t'écoutera jusqu'à la fin don't take too long ou don't speak for too long or nobody will listen to you all the way through2. [qui tarde - personne]je n'ai pas été longue à comprendre qu'elle mentait it didn't take me long to see that she was lyingil est long à venir, ce café! that coffee's a long time coming!sa longue expérience de journaliste his many years spent ou his long experience as a journalist4. [dans le futur]à longue échéance, à long terme [prévision] long, long-termlong adverbe1. [vêtement]elle s'habille long she wears long skirts ou dresses2. [beaucoup]une remarque qui en dit long sur ses intentions a remark which says a lot about ou speaks volumes about his intentionselle pourrait vous en dire long sur cette affaire she could tell you a few things about this businesslong nom masculin[vêtement]longue nom féminin————————à la longue locution adverbialeà la longue, tout se sait everything comes out in the end————————au long locution adverbiale————————au long de locution prépositionnelle1. [dans l'espace] along2. [dans le temps] during————————de long locution adverbialefaire une mine ou tête de dix pieds de longa. [par déconvenue] to pull a long faceb. [par mauvaise humeur] to have ou to wear a long facede long en large locution adverbialej'ai arpenté le hall de la gare de long en large I paced back and forth across ou I paced up and down the main hall of the station————————de tout son long locution adverbiale————————en long locution adverbialeen long, en large et en travers locution adverbiale1. [examiner] from every (conceivable) angle→ link=enen long, en large et en travers————————le long de locution prépositionnelle1. [horizontalement] along2. [verticalement - vers le haut] up ; [ - vers le bas] downtout au long locution adverbiale[en détail] in detailtout au long de locution prépositionnelle1. [dans l'espace] all alongtout au long de l'année all year long, throughout the year————————tout du long locution adverbiale1. [dans l'espace]ils ont descendu le fleuve tout du long they went all the way down the river, they descended the entire length of the river2. [dans le temps] all along————————tout le long de locution prépositionnelle -
38 eau
eau [oo]〈v.〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 s'en aller, tourner en eau de boudin • als een nachtkaars uitgaan, op niets uitdraaien〈 figuurlijk〉 eau du ciel • hemelwater, regeneau de Javel • bleekwaterun point d'eau • een tappunteau de roche • bergwatereau de rose • rozenwatereau de Seltz • sodawatereau de toilette • reukwater, eau de toilettec'est de l'eau claire • dat zijn banaliteiteneau courante • stromend watereau dentifrice • mondwatereau grasse • afwaswatereau plate • tafelwater zonder prikeau potable • drinkwatereau rougie • water met een scheut rode wijneau salée • zout watereau souterraine • grondwatereau thermale • water van warmwaterbronnenen disant cela, tu apportes de l'eau à son moulin • wat je daar zegt is koren op zijn molenen avoir l'eau à la bouche • ervan watertandenn'avoir pas inventé l'eau chaude • het buskruit niet hebben uitgevondenil coulera, passera de l'eau sous le(s) pont(s) • er zal nog veel water door de Rijn stromencuire qc. à l'eau • iets kokenêtre comme l'eau et le feu • water en vuur zijnêtre à l'eau, être dans l'eau • in het honderd gelopen zijnfaire venir l'eau à la bouche de qn. • iemand het water in de mond doen lopense jeter à l'eau • in het water springen 〈ook m.b.t. zelfmoord〉; 〈 figuurlijk〉 de sprong (in het duister) wagense jeter à l'eau de peur de la pluie • van de regen in de drup komenmettre l'eau à la bouche • doen watertandenpasser l'eau • het water overstekenporter de l'eau à la mer, à la rivière • water naar de zee dragen, uilen naar Athene dragentâter l'eau • z'n voelhoorns uitstekenaller à l'eau • het water ingaanaller sur l'eau • een boottochtje makenaller aux eaux, prendre les eaux • gaan kurenl'eau d'une perle • de helderheid van een parelbasses eaux • laagwatergrandes eaux • waterpartijenhautes eaux • hoogwatereaux industrielles • industrieel afvalwatereaux mortes • dood tijeaux résiduaires, usées • afvalwaternager entre deux eaux • de kool en de geit sparen, beide partijen te vriend houden1. f 2. eauxf pl1) kielwater2) vruchtwater3) kuur(oord)4) waterwerken [park] -
39 ficher
I.ficher1 [fi∫e]➭ TABLE 1 transitive verba. ( = mettre en fiche) [+ renseignements] to file ; [+ suspects] to put on fileb. ( = enfoncer) to drive inII.➭ TABLE 11. transitive verba. ( = faire) to do• qu'est-ce qu'il fiche ? what on earth is he doing?• j'en ai rien à fiche, de leurs histoires I couldn't care less what they're up to (inf)b. ( = donner) to give• fiche-moi la paix ! leave me alone!• qui est-ce qui m'a fichu un idiot pareil ! how stupid can you get! (inf)c. ( = mettre) to put• ficher qn dedans ( = faire se tromper) to get sb all confused2. reflexive verba.je me suis fichu dedans ( = me suis trompé) I (really) boobed (inf!)• se ficher de qn/de qch/de faire qch ( = être indifférent) not to give a damn about sb/about sth/about doing sth (inf)• là, ils ne se sont vraiment pas fichus de nous they really did us proud!• je m'en fiche pas mal ! I couldn't care less!• il s'en fiche comme de sa première chemise or comme de l'an quarante he couldn't care two hoots (inf) (about it) what the heck does he care! (inf)• j'ai essayé, mais je t'en fiche ! ça n'a pas marché (inf!) I did try but blow me (inf) (Brit), it didn't work I did try but I'll be darned (inf) (US) if it worked* * *fiʃe
1.
1) ( répertorier) to put [something] on a file [œuvre]; to open a file on [personne]3) (colloq) ( faire) to do4) (colloq) ( donner)ficher un coup à quelqu'un — lit to wallop somebody; fig to be a real blow to somebody
ficher la trouille (sl) à quelqu'un — to scare the hell out (colloq) of somebody
5) (colloq) ( mettre)où est-ce qu'il a bien pu ficher mon journal? — where the hell (colloq) has he put my newspaper?
son arrivée a fichu la soirée par terre or en l'air — his/her arrival ruined the party
ficher quelqu'un dehors or à la porte — ( congédier) to give somebody the boot (colloq); ( faire sortir) to kick somebody out (colloq)
ficher quelqu'un dedans — ( induire en erreur) to make somebody screw up (colloq)
2.
se ficher verbe pronominal1) ( se planter) [flèche, couteau] to stick ( dans in)2) (colloq) ( se mettre)se ficher dedans — to screw up (colloq)
3) (colloq) ( ridiculiser)se ficher de quelqu'un — ( se moquer) to make fun of somebody; ( manquer de respect) to mess somebody about (colloq)
le repas était excellent, ils ne se sont pas fichus de nous — the meal was excellent, they did us proud
se ficher du monde — [personne] to have a hell of a nerve (colloq)
4) (colloq) ( être indifférent)se ficher de ce que quelqu'un fait — not to give a damn (colloq) (about) what somebody does
* * *
I fiʃe vt[personne] to put on file, [informations] to file, to put on file
II fiʃe vt1) * (= donner)ficher une claque à qn; fiche une claque à qn — to give sb a slap
Il m'a fichu une contravention. — He gave me a damn ticket.
2) (= mettre)ficher qch dans/sur — to stick * sth in/on, to shove * sth in/on
ficher qn à la porte; fiche qn à la porte — to chuck sb out *
3) * (participe passé fichu; infinitif "fiche" ou "ficher") (= faire) to doIl a rien fichu depuis ce matin. — He hasn't done a damn thing since this morning. *
4) (participe passé fiché) (= planter) [objet pointu]* * *ficher verb table: aimerA vtr1 ( répertorier) to put [sth] on a file [œuvre]; to open a file on [personne]; être fiché à la police to be on police files; avec lui je n'ai aucune chance, je suis fiché fig, hum I haven't got a chance with him, I'm in his bad books;2 ( enfoncer) to drive [piquet, pieu, clou] (dans into);3 ○( faire) to do; qu'est-ce que tu fiches? what the heck are you doing○?; ne rien ficher to do nothing; je n'ai rien fichu ce matin I didn't do a thing this morning; n'en avoir rien à ficher not to give a damn○;4 ○( donner) ficher un coup à qn lit to wallop sb; fig to be a real blow to sb; ficher une fessée à qn to smack sb's bottom; ficher une gifle à qn to clout○ sb; ficher la trouille à qn to scare the hell out of sb○; ça fiche mal au dents that gives you toothache GB ou a toothache; ‘il est rentré?’-‘je t'en fiche, je ne l'ai pas revu!’ ‘did he come back?’-‘you must be joking, I haven't seen him since!’; je croyais le rencontrer, mais je t'en fiche! I thought I would meet him but nothing of the sort!;5 ○( mettre) ficher qch quelque part to chuck○ sth somewhere; où est-ce qu'il a bien pu ficher mon journal? where the hell○ has he put my newspaper?; ficher le feu à qch to set sth on fire; ficher qch par terre to knock sth over; en courant il a fichu le vase par terre he knocked the vase over as he ran past; son arrivée a fichu la soirée par terre or en l'air his arrival ruined the party; ficher qn dehors or à la porte ( congédier) to give sb the boot○, to can sb US; ( faire sortir) to kick sb out○; ficher qn dedans ( induire en erreur) to make sb screw up○ ou mess up; ficher la paix à qn to leave sb alone.B se ficher vpr1 ( se planter) [flèche, couteau] to stick (dans qch in sth);2 ○( se mettre) se ficher en colère to fly off the handle○; se ficher dedans to screw up○; il croyait bien faire mais il s'est fiché or fichu dedans he thought he was doing the right thing but he screwed up○;3 ( ridiculiser) se ficher de qn ( se moquer) to make fun of sb; ( manquer de respect) to mess sb about○; tu ne vois pas qu'il se fiche de toi? can't you see he's messing you about○?; le repas était excellent, ils ne se sont pas fichus de nous the meal was excellent, they did us proud; se ficher du monde [personne, autorité] to have a hell of a nerve○;4 ○( être indifférent) se ficher de ce que qn fait not to give a damn (about) what sb does○; je me fiche de ce qu'il dit I don't give a damn○ (about) what he says; elle s'en fiche pas mal she really couldn't give a damn○; ⇒ camp.I[fiʃe] verbe transitif1. [enfoncer] to drive ou to stick (in)[suspect] to put on fileII[fiʃe] ( participe passé fichu) verbe transitif1. [mettre]fiche-le à la porte! throw ou kick him out!fiche ça dans le placard throw ou stick it in the closetficher dedans: c'est cette phrase qui m'a fichu dedans it was that phrase that got me into trouble ou hot waterficher en rogne: c'est le genre de remarque qui me fiche en rogne that's the kind of remark that drives me madficher par terre: fais attention sur ce vélo, tu vas te ficher par terre! mind how you go on that bike or you'll fall off!si c'est fermé mardi, ça fiche tout par terre! if it's closed on Tuesday, everything's ruined!2. [faire] to doqu'est-ce que tu fiches ici? what on earth ou the heck are you doing here?bon sang, qu'est-ce qu'il fiche?a. [où est-il] for God's sake, where on earth is he?b. [que fait-il] what the heck is he doing?3. [donner]ça m'a fichu la chair de poule/la trouille it gave me the creeps/the williesje t'en ficherai, moi, du champagne! champagne? I'll give you champagne!je te fiche mon billet que... I'll bet my bottom dollar that...————————se ficher verbe pronominal intransitif(familier) [se mettre]a. [en voiture] they drove into a ditchb. [pour passer inaperçus] they jumped into a ditchse ficher en l'air to do o.s. inse ficher dedans to land o.s. right in it————————se ficher de verbe pronominal plus préposition1. [railler]elle n'arrête pas de se ficher de lui she keeps making fun of him, she's forever pulling his leg300 euros pour ça ? il se fiche de toi! 300 euros for this ? he's trying to swindle you ou he really takes you for a suckereh bien, tu ne t'es pas fichu de nous! well, you've really done things in style!2. [être indifférent à]je me fiche de ce que disent les gens I don't care what ou I don't give a damn about what people sayje m'en fiche comme de ma première chemise ou comme de l'an quarante ou complètement I don't give a damn (about it), I couldn't care less -
40 vache
nf. (animal): VASHE (Aillon-Vieux 273b, Aix, Albanais 001, Alex, Annecy 003, Arvillard, Attignat-Oncin, Balme-Sillingy 020, Bellecombe-Bauges, Bourget- Huile, Chambéry 025, Chamonix, Cordon, Doucy-Bauges 114, Gets, Gruffy, Marin, Montricher, Morzine 081, Reyvroz, St-Jean-Arvey, St-Pierre-Albigny, Ste-Reine 272, Samoëns 010, Saxel 002, Table, Thônes 004, Villard-Thônes 028), vashi, pl. -ê (St-Martin-Porte), vaste (Albertville 021 BRA, Beaufort, Chaucisse, Conflans, Giettaz, Marthod, Megève, Notre-Dame-Bellecombe, Praz-Arly, St-Nicolas- Chapelle, Ugines), vatse (273a, Aillons, Aussois, Bessans, Lanslevillard, Moûtiers, Montagny-Bozel 026, Peisey), vatze (021 VAU), vatsi (Peisey) ; armalye (Bessans) ; fa., grola < grole> (002) ; enf., moumou nf., meûmeû (001). - E.: Arrêt, Bandage, Bataille, Boule, Combat, Décrocher, Encouble, Femme, Foin, Mugir, Rentrer, Rut, Saillir, Taon, Vagabond.A1) (vieille) vache maigre: bstè nf. (021) ; gârga < vieille vache maigre et stérile> (003, 020, St-Jorioz, Sevrier) ; greuba (002), greûba (020), grôba (Leschaux 006), R. => Bûche (de bois) ; kârna (001, 002), R. => Viande ; kêrn(y)a (010 | Taninges.027), R. => Fruit (séché) ; krissa (006, 027), krocha (006), krôka (002, 003, 010) ; grolya (021) ; ruglya (083), R. => Beugler.A2) vache maigre, qui a peu de lait: krenala < grive draine> nf., rôssa (002).A3) vache qui ne donne plus de lait: ago nm. (028).A4) vieille vache stérile, qui n'a plus ni veau ni lait: krôna nf. (081).A5) vache qui demande toujours le taureau, sans que fécondation s'en suive: puta < pute> nf. (021), toralyîre (001, 003, 004, 020).A6) vache laitière => Laitier.A8) vache qui n'a plus de lait dans les deux mois qui précède le vêlage: agou nf. (Nant-Cruy).A9) reine à cornes (vache la plus forte): rin-na à keûrne nf. (001).A10) reine à lait (vache qui donne le plus de lait): rin-na à lafé nf. (001).B) n., les maladies des vaches: Fièvre, Mammite, Séton, Varron.B1) maladie qui se manifeste par l'enflure de la tête: bènita < bénite> nf. (002).B2) maladie où le cuir se colle à la chair: kartî < quartier> nm. (002).B3) espèce de maladie que l'on traite en couvrant les oreilles de la vache avec de l'herbe fraîche: flin nm. (003, 006, 028, Grand-Bornand 113).B4) feu, feu d'herbes, espèce d'éruption dangereuse qui vient au cou des vaches: tovîre < fournaise> nf. (003, 020), R. Touvière ; târpa < tache> (006). - E.: Grosseur.B5) maladie aphteuse qui vient aux pieds des bovins: maicheûla nf., mârcheûla (021).B6) inflammation des naseaux: afsi nf. (006).B7) une maladie des vaches (?): shamossè (003).B8) coup de sang (hémorragie, le plus souvent cérébrale): kou d'san nm. (083). - E.: Lame.B9) perte d'un sabot (à la suite d'un panaris inter-digité): sabo débwétâ nm. (083).B10) sabots gluants (sorte de piétin): lmachyula nf. (083), R. => Piétin.B11) sorte de hernie qui vient sous le ventre d'une vache: lovè nm. (001), R. Loup.C2) s'affaisser (ep. des vaches dont le sous-ventre enfle au moment du vêlage): ranblâ vi. (002).C3) mettre les animaux (vaches, chèvres, moutons...) en champ, les mener au pré, les mener paître: abadâ (lé bétye) < sortir (le bétail)> (001), larger (Albanne).D1) adj., privé vache de gestation /// de veau vache pendant environ un an, ep. d'une vache: tressa f. (002).D2) qui ne peut plus vache porter // avoir de gestation, ep. d'une vache: trèssa f. (Juvigny). - E.: Fécondé, Stérile.D4) qui ne peut plus être fécondée, (ep. d'une vache dont les organes de reproduction ont été déplacés): dékroshyà < décrochée> adj. f. (002, 020).D5) qui ne donne plus de lait (ep. d'une vache pleine): torza / turza (021), k'a agotâ (001).D6) éreinté dans leur jeune âge et ayant par suite une dépression près de la queue: églyan-nâ, -â, -é pp. (004), R. églyavan-nâ < déchirer>.E) la robe ou le pelage des vaches et des boeufs:E1) adj., froment, d'un rouge tendre ; au ms., npr. de boeuf ; au fs., npr. de vache: froman (272, Douvaine 033) / -ê (001, 003, 006, 020, Trévignin) / -in (001 PPA, 003, 004, Aime), -TA (...) / -da (272), -E || fromin, -in-na (?) / -ê-na (025, GEC 70) || freumê inv. (114) || f. fromnâ, -é (234).E2) roux: zouli, jouli m. (021), zhouli (001, 006, 025, 033), doli (113), R. Joli ; => Rouge.E3) tacheté de noir sur le museau ; brun, brunon, à robe brune: BOSHÂr (001, 003, 006 | 004) / bostâr (021), -RDA, -E an.. - E.: Barbouillé.E4) tachetée de noir et de blanc ; au fs., npr. de vache: zhalyè, -ta, -e an. (001), R. => Bariolé.E5) à robe noire et blanche: lonbâr, -rda, -e an. (021). - E.: Châtaigne.E7) tachetée de blanc et de rouge: bokatâ, -é (083).E8) vache mouchetée: taichon nf. (026).E9) étoile // pelote // tache vache blanche sur le front: => Tache, Tacheté.E10) tache de couleur autour des yeux: lnète < lunettes> nfpl. (083).F) le corps de la vache ou du boeuf: Botte, Corne, Fanon, Naseau, Panse, Sabot.F1) aspérités du palais du boeuf et de la vache: banblyon nm. (St-Jorioz).G1) (quelques noms propres de vaches): Blyanshèta (001, St-Gervais), Markize < marquise>, Minyona < mignonne>, boshârda < tachetée sur le museau>, Papilyon < papillon> (001, Moye).G2) (quelques noms propres de boeufs): Pari, Zhoûli (025, 017, GEC 70), Zhoûli < boeuf placé à gauche>, Fromê (017) / -in < boeuf placé à droite> (001 PPA, FON).H) intj., cri quand on s'adresse aux vaches: Boeuf, Troupeau.H2) (pour qu'une vache se tire de côté pour laisser passer ou déplace latéralement son arrière-train): keûrte (vi) (001).I) les races de vaches: Abondance / -ier, Montbéliard, Tarin, Villard.
См. также в других словарях:
SANG — Le sang est un tissu «liquide» présent uniquement chez les animaux supérieurs et chez plusieurs invertébrés. Comme l’épithélium, le muscle ou l’os, il est formé de cellules vivantes; cependant, celles ci sont en suspension dans une solution… … Encyclopédie Universelle
feu — 1. feu [ fø ] n. m. • XIIe; fou IXe; lat. focus « foyer, feu » I ♦ 1 ♦ LE FEU : dégagement d énergie calorifique et de lumière accompagnant la combustion vive. ⇒ combustion, crémation, ignition, incandescence; flamme; pyro . Les Anciens… … Encyclopédie Universelle
feu — 1. (feu) s. m. 1° Développement de chaleur et de lumière. 2° Calorique. 3° Chez les anciens, un des quatre éléments. 4° Objet de culte. 5° Feu central du globe. 6° Incendie ; embrasement. 7° Toute matière combustible allumée.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Sang du corps — Sang Au contact du dioxygène, le sang doit sa couleur rouge à l’hémoglobine. Le sang est un tissu conjonctif liquide formé de populations cellulaires libres, dont le plasma est la substance fondamentale et est présent chez la plupart des animaux … Wikipédia en Français
Sang humain — Sang Au contact du dioxygène, le sang doit sa couleur rouge à l’hémoglobine. Le sang est un tissu conjonctif liquide formé de populations cellulaires libres, dont le plasma est la substance fondamentale et est présent chez la plupart des animaux … Wikipédia en Français
sang — (san ; devant une voyelle ou une h muette, le g se lie et se prononce k ; un san k illustre ; suer san k et eau ; c est aussi la règle que dans le XVIIe siècle donne Chifflet, Gramm. p. 213) s. m. 1° Liquide assez épais, d une couleur rouge… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
avoir — 1. avoir [ avwar ] v. tr. <conjug. : 34> • aveir Xe; lat. habere I ♦ (Possession) 1 ♦ Être en possession, en jouissance de. ⇒ posséder. Avoir une maison. Elle a au moins vingt paires de chaussures. Garder, donner ce qu on a. Quelle voiture… … Encyclopédie Universelle
SANG — s. m. Liqueur rouge qui circule dans les veines et dans les artères de l homme et des animaux vertébrés. Sang artériel. Sang veineux. Sang hémorroïdal. Sang menstruel. Sang aqueux. Sang extravasé. Sang caillé. Le sang coule, circule dans les… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
SANG — n. m. Liquide rouge qui, circulant par les artères et les veines dans les diverses parties du corps de l’homme et des animaux y entretient la vie. Sang artériel. Sang veineux. Sang extravasé. Un caillot de sang. Le sang coule, circule dans les… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
FEU — n. m. Dégagement de lumière et de chaleur produit par la combustion. Les anciens regardaient le feu comme un des quatre éléments. Le culte du feu. Les adorateurs du feu. La nature, les propriétés du feu. L’action du feu sur un corps. Le feu… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 8eme edition (1935)
FEU — s. m. Fluide impondérable, formé de lumière et de chaleur, qui chauffe, brûle, calcine, amollit, rougit, etc., les corps exposés à son action. Les anciens regardaient le feu comme un des quatre éléments. Le culte du feu. Les adorateurs du feu. La … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)