-
61 droit
droit1 [drwaa]〈m.〉♦voorbeelden:à bon droit • met rechtdroit civil • burgerlijk rechtdroits civiques • burgerschapsrechtendroit constitutionnel • staatsrechtdroit coutumier • gewoonterechtdroit divin • door God gegeven rechtavoir plein droit de vie et de mort sur qn. • over leven en dood van iemand beschikkende plein droit • van rechtswegedroit privé • privaatrechtdroit public • publiek rechtdroit réel • zakenrechtfaire droit à qn. • iemand recht laten wedervarenfaire droit à une demande • een aanvraag inwilligenfaire son droit • rechten studerende droit • terecht(responsable) en droit • juridisch (aansprakelijk)→ forcedroits de l'homme • mensenrechtendroit d'option • voorkeursrechtdroit de reproduction • kopijrechtdroit du sang • geboorterechtde quel droit? • met welk recht?tous droits réservés • alle rechten voorbehoudenavoir des droits sur qn. • iets over iemand te zeggen hebbenavoir le droit pour soi • het recht aan zijn kant hebbenavoir un droit sur qc. • het recht hebben te beschikken over ietsqui de droit • de rechthebbendedroit d'inscription • inschrijvingskostendroits de port • havenrechtendroit de timbre • zegelrecht————————droit2 [drwaa]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 recht ⇒ rechtop, rechtstreeks2 rechtschapen ⇒ rechtdoorzee, rechtvaardig♦voorbeelden:jupe droite • recht vallende rokaller droit au but • recht op z'n doel afgaantout droit • rechtdoorau droit de • loodrecht open droite ligne • rechtstreeks, in rechte lijnle droit d'une monnaie • muntzijde van een geldstuk1. m1) recht2) rechterhand [sport]2. adj, adv1) recht(op), rechtstreeks2) rechtschapen, rechtvaardig3) rechter, rechts -
62 eau
eau [oo]〈v.〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 s'en aller, tourner en eau de boudin • als een nachtkaars uitgaan, op niets uitdraaien〈 figuurlijk〉 eau du ciel • hemelwater, regeneau de Javel • bleekwaterun point d'eau • een tappunteau de roche • bergwatereau de rose • rozenwatereau de Seltz • sodawatereau de toilette • reukwater, eau de toilettec'est de l'eau claire • dat zijn banaliteiteneau courante • stromend watereau dentifrice • mondwatereau grasse • afwaswatereau plate • tafelwater zonder prikeau potable • drinkwatereau rougie • water met een scheut rode wijneau salée • zout watereau souterraine • grondwatereau thermale • water van warmwaterbronnenen disant cela, tu apportes de l'eau à son moulin • wat je daar zegt is koren op zijn molenen avoir l'eau à la bouche • ervan watertandenn'avoir pas inventé l'eau chaude • het buskruit niet hebben uitgevondenil coulera, passera de l'eau sous le(s) pont(s) • er zal nog veel water door de Rijn stromencuire qc. à l'eau • iets kokenêtre comme l'eau et le feu • water en vuur zijnêtre à l'eau, être dans l'eau • in het honderd gelopen zijnfaire venir l'eau à la bouche de qn. • iemand het water in de mond doen lopense jeter à l'eau • in het water springen 〈ook m.b.t. zelfmoord〉; 〈 figuurlijk〉 de sprong (in het duister) wagense jeter à l'eau de peur de la pluie • van de regen in de drup komenmettre l'eau à la bouche • doen watertandenpasser l'eau • het water overstekenporter de l'eau à la mer, à la rivière • water naar de zee dragen, uilen naar Athene dragentâter l'eau • z'n voelhoorns uitstekenaller à l'eau • het water ingaanaller sur l'eau • een boottochtje makenaller aux eaux, prendre les eaux • gaan kurenl'eau d'une perle • de helderheid van een parelbasses eaux • laagwatergrandes eaux • waterpartijenhautes eaux • hoogwatereaux industrielles • industrieel afvalwatereaux mortes • dood tijeaux résiduaires, usées • afvalwaternager entre deux eaux • de kool en de geit sparen, beide partijen te vriend houden1. f 2. eauxf pl1) kielwater2) vruchtwater3) kuur(oord)4) waterwerken [park] -
63 écho
écho [eekoo]〈m.〉♦voorbeelden:être l'écho de • een afspiegeling zijn vann'être jamais qu'un écho de • op zijn best slechts een afspiegeling zijn vanse faire l'écho d'un bruit • een gerucht verspreidenrester sans écho • geen weerklank vinden, niet aanslaan2 échos d'un journal • (mondaine, plaatselijke) nieuwtjes in een krantavoir eu quelques échos de qc. • ergens iets over opgevangen hebbenm1) echo, weerklank2) gerucht -
64 effacer
effacer [effaasee]4 overschaduwen ⇒ in de schaduw stellen, overtreffen♦voorbeelden:effacer de sa mémoire • uit zijn geheugen wissen1 vervagen ⇒ uitgewist worden, verbleken2 zich heel klein maken ⇒ niet op willen vallen, op de achtergrond blijven♦voorbeelden:s'effacer devant qn. • iemand als zijn meerdere erkennen1. v1) uitwissen, uitvegen2) wissen, deleten [computer]5) intrekken [lichaam]6) naar achteren trekken [schouders]2. s'effacerv1) vervagen -
65 eloigner
éloigner [eelwaanjee]♦voorbeelden:éloignez de vous ces tristes idées • zet die droevige gedachten van u aféloignez les enfants du feu! • haal de kinderen bij het vuur weg!♦voorbeelden:la tempête s'éloigne • de storm neemt afelle s'éloigne de lui • zij maakt zich van hem losnous nous éloignons du sujet • we dwalen van het onderwerp afv( s'éloigner) zich verwijderen, weggaan -
66 émail
-
67 entourer
entourer [ãtoeree]1 omgeven ⇒ omringen, omvatten, omsluiten♦voorbeelden:les soldats entourent la ville • de soldaten omsingelen de stadil m'entourait de ses bras • hij sloeg zijn armen om mij heenentourer qn. de prévenances • iemand met attenties overstelpen♦voorbeelden:vomgeven, omringen -
68 entre
entre [ãtr]〈 voorzetsel〉1 tussen2 onder3 uit4 van5 in6 met♦voorbeelden:regarder qn. entre les yeux • iemand strak aankijkenentre nous, soit dit entre nous • onder ons gezegdla plupart d'entre eux, elles • de meeste ervanlequel d'entre vous m'accompagnera? • wie van jullie gaat er met mij mee?entre tous • bij uitstekcomment allez-vous? entre les deux • hoe gaat het met u? zo zoprép1) tussen2) onder3) uit4) van5) in6) met -
69 état
état [eetaa]〈m.〉2 staat ⇒ lijst, register3 stand ⇒ status, positie♦voorbeelden:état d'âme • gemoedstoestandétat d'esprit • geestesgesteldheidétat de fait • feitelijke situatiel'état de la maison • de staat waarin het huis verkeertétat de santé • gezondheidstoestandétat de siège • staat van belegétat actuel de la science • huidige stand van de wetenschapl'état général • de algehele toestandson état général • zijn algehele gesteldheidla réalité à l'état brut • de naakte werkelijkheiddans cet état de choses • in die omstandighedenêtre dans l'état de nature • naakt zijnêtre dans tous ses états • in alle staten zijnêtre dans un état second • in een droomtoestand verkerenêtre en état de • in staat zijn omen état de guerre • in staat van oorlogen bon état • in goede staatmettre en état • gereedmakenremettre en état • herstellenlaisser en l'état • in de oude staat latenun appareil en état • een apparaat in goede staaten état d'ivresse • in staat van dronkenschapen tout état de cause • in ieder gevalêtre hors d' état de • niet in staat zijn ommettre qn. hors d' état de nuire • iemand onschadelijk makenétat de service • staat van dienstétat civil • burgerlijke standprocéder à un état de l'inventaire • inventaris opmakenil est avocat de son état • hij is van beroep advocaatfaire état de • zich baseren op, melding, gewag maken van1. m1) staat, toestand2) staat, lijst, overzicht3) stand, status, positie2. mstaat, rijk -
70 éventualité
éventualité [eevãtuu.aalietee]〈v.〉♦voorbeelden:parer à toutes éventualités • op alle mogelijkheden voorbereid zijndans l'éventualité de • in het geval vanf -
71 exorbitant
-
72 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
73 feu
〈m.〉2 brand3 licht ⇒ vlam, verkeerslicht♦voorbeelden:feu de Bengale • Bengaals vuurfeu de braises • houtskoolvuurtje〈 figuurlijk〉 feu du ciel • hemelvuur, bliksemn'avoir ni feu ni lieu • huis noch haard hebbentempérament de feu • gloedvol temperamentle feu céleste • het hemelvuurfaïence de grand feu • hogetemperatuuraardewerkfeu nu • open vuurrouge feu • vuurroodavez-vous du feu? • heeft u een vuurtje voor me?faire feu des quatre fers • 〈 van een paard〉 bij het lopen vonken uit het plaveisel slaan; 〈 figuurlijk〉 zich het vuur uit de sloffen lopenmettre le feu à qc. • iets in brand stekenmettre un pays à feu et à sang • een land te vuur en te zwaard verwoestenfaire du feu de qc., avec qc. • iets verbrandenêtre en feu • in brand staan, gloeienavoir les joues en feu • gloeiende wangen hebbenprendre feu • vlamvatten, in brand raken〈 figuurlijk〉 il n'y a pas le feu! • kalm!, geduld!, niet zo haastig!, waar is de brand?au feu, au feu! • brand, brand!feux de détresse • 〈 auto〉alarmlichten, waarschuwingslichtenfeux de la rampe • voetlichtfeux de recul • achteruitrijlampen, -lichtfeux de route • groot lichtfeu de signalisation • verkeerslicht, stoplichtfeux de signalisation synchronisés • groene golffeu de stationnement • parkeerlichtfeu stop • remlichtfeu arrière • achterlichtfeux clignotants • knipperlichtenfeu follet • dwaallichtfeu tournant d'un phare • zwaailicht van een vuurtorenaller au feu • vuurvast, ovenvast zijnne pas faire long feu • niet lang duren————————feu2 [feu]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 wijlen ⇒ zaliger, overledenm1) vuur2) brand3) licht4) brander, pit5) gevecht6) (het) vuren7) pistool8) brandstapel -
74 fournir
fournir [foernier]1 voorzien (in) ⇒ bijdragen (in), zorgen (voor)II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verschaffen ⇒ bezorgen, leveren, bieden♦voorbeelden:v1) voorzien (in), zorgen (voor)2) verschaffen, leveren3) (af)leveren -
75 frais
frais1 [fre]〈m., meervoud〉♦voorbeelden:aux frais de la princesse • op kosten van de gemeenschap, van de zaak, op staatskostenfaux frais • bijkomende kostenfrais généraux • bedrijfskostenà grands frais • met grote inspanningenà moindres frais • met geringe inspanningentous frais payés • vrij van alle kosten, all-infrais spéciaux • directe kostenarrêter les frais • het wel voor gezien houdenen être pour ses frais (de qc.) • (voor iets) verloren moeite gedaan hebbenfaire des frais pour qn. • zich voor iemand uitslovenfaire les frais de la conversation • over de tong gaanse mettre en frais pour qn. • voor iemand z'n beste beentje voor zettenrentrer dans ses frais • z'n kosten eruit halenà peu de frais • zonder veel inspanningenaux frais de qn. • op iemands kosten, ten koste van iemand————————frais2 [fre],fraîche [fresĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉2 vers3 fris ⇒ recent, nieuw, pas (aangebracht)♦voorbeelden:boire frais • gekoeld drinken, koud drinkenservir frais • koel serverengarder au frais • koel bewarentravailler au frais • in de buitenlucht werkenprendre le frais • een luchtje scheppende fraîche date • recent(elijk), pas, onlangsfrais comme l'oeil, comme une rose • zo fris als een hoentjeattention, peinture fraîche! • pas op, nat!cette robe n'est plus fraîche • die jurk is wat smoezeligrose fraîche éclose • pas ontloken roosse sentir frais et dispos • zich fris en monter, uitgerust voelen→ amour1. m pl 2. frais/fraîcheadj1) fris, koel2) vers3) recent, nieuw -
76 franchise
franchise [frãsĵiez]〈v.〉1 vrijstelling ⇒ vrijdom, vrijheid2 open(hartig)heid ⇒ vrijmoedigheid, rondborstigheid, ongedwongenheid♦voorbeelden:admission en franchise • vrijdom van douanerechtenf1) vrijstelling3) eigen risico -
77 frère
frère [frer]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 broer4 tweelingbroertje ⇒ pendant, tegenhanger♦voorbeelden:en frères • als broers, broederlijkfrères maçons • vrijmetselaarsfaux frère • afvallige, verraderfrères mineurs • minderbroeders, franciscanen〈 informeel〉 vieux frère • makker, ouwem1) broer, broeder2) compagnon, gezel -
78 girouette
girouette [zĵieroe.et]〈v.〉fwindwijzer, windhaan -
79 goût
goût [goe]〈m.〉3 zin ⇒ eetlust, smaak4 voorliefde ⇒ lust, aantrekking6 stijl ⇒ manier, trant♦voorbeelden:avoir bon goût • lekker smakenavoir un goût de qc. • naar iets smaken3 faire passer le goût du pain à qn. • iemand om zeep helpen; iemand alle animo ontnemenperdre le goût de qc. • geen zin meer hebben in ietsprendre goût à • de smaak te pakken krijgen vann'avoir goût à rien • nergens zin in hebbenmettre qn. en goût • iemand lekker makenà mon goût • naar mijn smaak, naar mijn meningavoir le goût de l'ordre • van orde houden〈 spreekwoord〉 des goûts et des couleurs, il ne faut pas disputer (on ne discute pas) • over smaak (en kleur) valt niet te twistenavoir du goût pour qn. • zich tot iemand aangetrokken voelenau goût de, dans le goût de • in de stijl vanqc. dans ce goût-là • iets dergelijksde mauvais goût • van slechte smaakm1) smaak2) voorliefde, lust3) stijl, trant -
80 grille
grille [griej]〈v.〉1 hek♦voorbeelden:pousser la grille • het hek openduwen3 la grille des horaires • het uur-, lesroosterla grille des programmes • het programmaoverzichtla grille des salaires • de loonschaalgrille muette • doorloperf1) hek, traliewerk2) rooster3) vakjes [kruiswoordpuzzel]4) denkschema, interpretatie
См. также в других словарях:
Alle — steht für: eine Gattung der Alkenvögel, die nur aus der Art Krabbentaucher (Alle alle) besteht Alle JU, eine Gemeinde im schweizerischen Kanton Jura Alle oder Alle sur Semois, Ortsteil der belgischen Gemeinde Vresse sur Semois Alle (Fluss), ein… … Deutsch Wikipedia
Alle meine Entchen — (auch Alle meine Entlein) ist ein in mehreren Strophen verfasstes Kinderlied, bei dem Enten, Tauben, Hühner, Gänse und andere Tiere besungen werden. Der Verfasser war Ernst Anschütz (1780 1861) [1]. In Hofmeister XIX: Dezember 1892 findet sich… … Deutsch Wikipedia
Alle meine Entchen — Todos mis patitos es una canción infantil tradicional alemana escrita por Ernst Anschütz (1780 1861). Hofmeister XIX en diciembre de 1892, la canción es de la colección en el vestido de mariposa (Im Flügelkleide) (12 canciones para voz con… … Wikipedia Español
Alle-sur-Semois — Alle (Belgique) Pour les articles homonymes, voir Alle. Alle … Wikipédia en Français
Alle (Jura) — Alle Escudo … Wikipedia Español
Alle (disambiguation) — Alle ( de. all) can refer to:* the German name for the Łyna river, a river since 1945 in Poland and the Russian Kaliningrad Oblast * Alle, Switzerland, a community in the Swiss canton of Jura * Alle, Belgium in the province of Namur, Belgium *… … Wikipedia
Alle (Fluss) — Alle (Łyna, Lawa) Die Alle bei Druschba (Allenburg)Vorlage:Infobox Fluss/KARTE fehlt Daten … Deutsch Wikipedia
Alle Vögel sind schon da — ist eines der bekanntesten deutschen Frühlings und Kinderlieder, dessen Text von Hoffmann von Fallersleben (1798–1874) etwa im Jahre 1835 verfasst wurde (veröffentlicht in seinen Gedichten, Leipzig 1837). Eine erste Vertonung des Liedes von Ernst … Deutsch Wikipedia
Alle reden vom Wetter. Wir nicht. — „Alle reden vom Wetter. Wir nicht.“ war der Titel einer im Herbst 1966[1] gestarteten, viel beachteten Werbekampagne der damaligen Deutschen Bundesbahn. Der Slogan, der zu den erfolgreichsten in der Geschichte der ehemaligen Bundesbahn zählt[2],… … Deutsch Wikipedia
Alle (Rivière) — Pour les articles homonymes, voir Alle. Alle (Alna, Łyna) La Łyna en Pologne … Wikipédia en Français
Alle (riviere) — Alle (rivière) Pour les articles homonymes, voir Alle. Alle (Alna, Łyna) La Łyna en Pologne … Wikipédia en Français