-
1 pay over
pay over -
2 pay
n. salaris; loon--------v. betalen; lonen; moeite waard zijnpay1[ pee] 〈zelfstandig naamwoord; ook attributief〉1 betaling♦voorbeelden:————————pay2♦voorbeelden:pay down • contant betalenit doesn't pay • het is de moeite nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betalen ⇒ afbetalen, vergoeden♦voorbeelden:pay a dividend • een dividend uitkerenpay down • als voorschot betalenpay over • (uit)betalen3 pay attention • opletten, aandacht schenkenit didn't pay him at all • het bracht hem niets op -
3 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
4 compliment
n. kompliment--------v. komplimenterencompliment1[ komplimmənt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 compliment ⇒ lofbetuiging, beleefdheid♦voorbeelden:〈 voornamelijk pejoratief〉 fish/angle for compliments • naar (een) complimentje(s) vissen/hengelenpay someone a compliment, pay a compliment to someone (on something) • iemand een complimentje (over iets) makenreturn a/the compliment • iemand op zijn beurt complimenterenmy compliments to your wife • de groeten/complimenten aan uw vrouw————————compliment2[ komplimment] 〈 werkwoord〉1 〈+on〉complimenteren (met/over) ⇒ een compliment maken, gelukwensen -
5 leave
n. vakantie; permissie, (het) toestaan; afwezig zijn met permissie; afscheid; weggaan--------v. uitkomen, bloeien--------v. verlaten; achterlaten; weggaan; het erbij laten zitten; ophouden; stopzetten; uitwissenleave1[ lie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toestemming ⇒ permissie, verlof2 verlof ⇒ vrij 〈in het bijzonder met betrekking tot overheid/leger〉; 〈 voornamelijk enkelvoud〉 vakantie♦voorbeelden:1 leave of absence • verlof, vakantieleave of absence without pay • onbetaald verloftake leave to • (het) wagen/de vrijheid nemen teby/with your leave • met uw permissie〈 informeel〉 without a ‘by your leave’ or a ‘with your leave’ • zo maar, ongevraagdtake (one's) leave (of someone) • (iemand) gedag/vaarwel zeggen; weggaan (bij/van iemand)→ French French/————————leave2♦voorbeelden:it's time for you to leave/time you left • het wordt tijd dat je weggaatleave one's wife • bij zijn vrouw weggaanleave for work • naar zijn werk vertrekken→ leave off leave off/1 laten liggen/staan ⇒ achterlaten, vergeten♦voorbeelden:leave about/around • laten (rond)slingerenleave for • vaarwel zeggen voor, in de steek laten voorleave (something) undone • (iets) ongedaan latenleave (something) unsaid • over iets zwijgenbe left with • (blijven) zitten met, opgescheept worden met3 leave much/a lot/something/nothing to be desired • veel/een hoop/iets/niets te wensen over latenfour from six leaves two • zes min vier is tweeleave (someone) a fortune • (iemand) een vermogen nalatenbe well left • goed verzorgd achterblijven¶ leave (someone/something) be • (iemand) met rust laten, (iets) laten rustenleave someone/something standing • beter zijn dan iemand/iets, iemand/iets in de schaduw stellenleave it at that • het er (maar) bij latenleave aside • buiten beschouwing latenleave in • op zijn plaats latenI'll leave it entirely up to you • ik laat het helemaal aan jou overleave (people) to themselves • zich niet bemoeien met (mensen)leave someone to it • iemand aan zijn lot overlaten→ leave behind leave behind/, leave on leave on/, leave out leave out/, leave over leave over/, luggage luggage/ -
6 in
adj. binnen; binnengekomen (post); hoort erbij; modern--------adv. in; erin; binnen; in huis; onder druk staand; modern, "in" (in spreektaal); in periode van (van fruit etc.)--------n. betrokken bij de leidende partij; iemand met machtpositie; invloed--------prep. in; binnen; erinin1→ ins ins/————————in21 intern ⇒ inwonend, binnen-3 exclusief ⇒ afgestemd op een kleine groep/elite4 voor/met ingekomen post♦voorbeelden:3 in-crowd • kliekje, wereldje4 in box/tray • brievenbak met/voor ingekomen post————————in33 〈 het referentiepunt is een persoon of groep〉 geaccepteerd ⇒ erbij, opgenomen; 〈 van dingen ook〉 in (de mode)♦voorbeelden:come in! • (kom) binnen!fit something in • iets (er)in passenI flew in today • ik ben vandaag met het vliegtuig aangekomenmix the flour in • meng de bloem erbijthe police moved in • de politie kwam tussenbeidethe stairs were put in • de trap werd geïnstalleerdsnowed in • ingesneeuwdin between • er tussen(in)in between • tussenknow somebody in and out • iemand door en door kennen————————in4〈 voorzetsel〉1 〈plaats of ligging; ook figuurlijk〉in2 〈richting; ook figuurlijk〉in ⇒ naar, ter3 〈met abstract naamwoord dat handeling of toestand uitdrukt; voornamelijk idiomatisch te vertalen〉- ende ⇒ in, be-, ver-, ge-6 〈 medium〉in7 〈 verhouding, maat, graad〉in ⇒ op, uit9 in zover dat ⇒ in, met betrekking tot, doordat, omdat♦voorbeelden:wounded in the leg • aan het been gewondin my opinion • naar mijn meningplay in the street • op straat spelenbe in one's twenties • in de twintig zijnthere is something in his story • er zit iets in zijn verhaalin payment of • ter betaling van3 in bloom • in bloei, bloeiendehe was in charge (of) • hij was verantwoordelijk (voor)in honour of • ter ere vanbe in love • verliefd zijnbe in luck • geluk hebbenbe in pain • pijn lijdenin ruins • vervallenin search of • op zoek naarI have not been out in months • ik ben in geen maanden uit geweestin the morning • 's ochtendsearly in spring • vroeg in het voorjaarin all those years • gedurende al die jarenit melts in heating • het smelt als het verwarmd wordtthe latest thing in computers • het laatste snufje op het gebied van computerssomething in evening dress • iets in de richting van avondkledij2 feet in length • twee voet hooghe is in oil • hij zit in de olie-industrieequals in strength • gelijken wat kracht betreftrich in vitamins • rijk aan vitaminenbe in it • erbij betrokken zijn, meedoenhe is not in it • hij telt niet meethere's nothing in it • het heeft niets om het lijfpainted in red • roodgeverfdin Russian • in het Russisch7 in general • in/over het algemeennot in the least • niet in het minstin the main • in/over het algemeensell in ones • per stuk verkopenone in twenty • één op twintigyou have a fine brother in Henry • je hebt aan Henry een fijne broerbuy in instalments • op afbetaling kopen£100 in taxes • £100 aan belastingendifficult in that it demands concentration • moeilijk omdat het concentratie vergt→ be in be in/ -
7 show
n. toneelstuk; opvoering; programma; tentoonstelling; amusementsvoorstelling, schouwspel, show; vertoon; schijn--------v. tonen, laten zien; duidelijk maken; aantonen, bewijzen; vertonen; tentoonstellenshow1[ sjoo]♦voorbeelden:a fine show of blossoms • een prachtige bloesemtooimake a show of one's learning • te koop lopen met zijn geleerdheidunder a show of benevolence • onder het mom van welwillendheidno show of resistance • geen enkel blijk van verzetgood show! • goed geprobeerd!put up a good show • een goede prestatie leverenlet's get this show on the road • laten we nu maar eens beginnengive the (whole) show away • de hele zaak verradensteal the show • de show stelen〈 informeel〉 all over the show • door elkaar, overal1 uiterlijk ⇒ schijn, opschepperij♦voorbeelden:she only does it for show • ze doet het alleen voor de show3 what's on show today? • wat wordt er vandaag vertoond?objects on show • de tentoongestelde voorwerpen————————show21 (zich) (ver)tonen ⇒ (duidelijk) zichtbaar zijn, (ver)schijnen, eruitzien, vertoond worden 〈 van film〉♦voorbeelden:his education shows • het is goed merkbaar dat hij goed onderlegd isthe scar still shows • het litteken is nog goed te zienyour slip is showing • je onderjurk komt eruittime will show • de tijd zal het lerenwhat's showing at the cinema? • wat draait er in de bioscoop?her Dutch accent still shows through • haar Nederlandse accent is nog (goed) hoorbaar¶ it just goes to show! • zo zie je maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)tonen ⇒ laten zien, tentoonstellen, vertonen2 uitleggen ⇒ demonstreren, bewijzen♦voorbeelden:show me an example • geef me een voorbeeldshe never shows her feelings • ze toont haar gevoelens nooitthis year's figures show some recovery • de cijfers van dit jaar geven enig herstel te zienwhich film are they showing? • welke film draaien ze?he has nothing to show for all his work • zijn werk heeft helemaal geen vruchten afgeworpenshow me the truth of what you're saying • bewijs me dat het waar is wat je zegtthis goes to show that crime doesn't pay • dit bewijst dat misdaad niet loonthe showed me how to write • hij leerde me schrijvenshow one's kindness • vriendelijk blijken te zijnimpressed by the vast knowledge she showed • onder de indruk van de enorme kennis die ze aan de dag legdeshow bad taste • van een slechte smaak getuigenshow someone in/out • iemand binnenlaten/uitlatenhe showed us (a)round the house • hij liet ons het huis zienshow her into the waiting room • breng haar naar de wachtkamerI'll show you out of the house • ik zal u uitlatenshow someone over the factory • iemand een rondleiding geven door de fabriek6 Lord, show mercy • Heer, schenk genade -
8 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
9 score
n. resultaat; puntenstelsel; winstpunt; rangschikking; tientallig; schuld; rekening; partituur; aantekening; spleet, snee--------v. bereiken, winnen, hoog scoren; hoge punten krijgen; aantekenen; spleet, sneescore1[ sko:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stand ⇒ puntentotaal, score3 getrokken/ingesneden lijn ⇒ kerf, kras; striem, schram; lijn6 grief7 onderwerp ⇒ thema, punt♦voorbeelden:1 what is the score? • hoeveel staat het?keep (the) score • de stand bijhoudenlevel the score • gelijkmakenon the score of • vanwegeon that score • daaromrun up a score • in de schulden rakenon this/that score • wat dit/dat betreft————————score23 succes hebben/boeken♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 score off/against/over someone • iemand aftroeven; iemand de grond in trappen 〈 in debat〉; iemand voor gek zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijn(en) trekken/krassen ⇒ (in)kerven; schrammen6 een score/puntentotaal halen van 〈 bijvoorbeeld in test〉♦voorbeelden:2 score something (up) against/to someone • iets op iemands rekening schrijven 〈 ook figuurlijk〉; iemand iets aanrekenen -
10 way
adv. hoe dan ook; op grote wijze--------n. weg; manier, wijze; kant; richting; afstandway1[ wee]4 richting5 opzicht♦voorbeelden:that's the way (it is/goes) • zo gaat het nu eenmaallose the/one's way • verdwalen, de weg kwijtraken〈 figuurlijk〉 pave the way (for something/someone) • de weg banen/effenen (voor iets/iemand)〈 figuurlijk〉 pay one's way • geen schulden maken, zonder verlies werkenpay one's way through college • zelf zijn universiteitsstudie (kunnen) betalenwork one's way through college • werkstudent zijnway home • thuisreisway in • ingangbetter weather is on the way • er is beter weer op komstwe're on our/the way • we komen eraan, we zijn onderwegout of the way • ver weg, afgelegenout of one's way • niet op de routeway of thinking • denkwijzeto her way of thinking • naar haar mening, volgens haarfall into evil/bad ways • slechte gewoontes krijgengo the right/wrong way about something • iets op de juiste/verkeerde wijze aanpakkendo something a certain way • iets op een bepaalde manier doen〈 figuurlijk〉 find a way • een manier vinden, er raad op wetenhave a way of doing something • er een handje van hebben iets te doenmend one's ways • zijn leven beterenset in one's ways • met vast(geroest)e gewoontesone way and another • alles bij elkaar (genomen)one way or another/the other • op de een of andere manierin its way • in zijn soortin this way • op deze manier, zoit's only his way • zo is hij nu eenmaalthere are no two ways about it • er is geen twijfel (over) mogelijkstep this way, please • hierheen, graagthe other way around/about • andersomin no way • helemaal nietno way better • in geen enkel opzicht beterin more ways than one • in meerdere opzichten6 a long way away/off • een heel eind weg, ver wegyour birthday is still a long way off • je bent nog lang niet jarigall the way • helemaal, tot het (bittere) eindego all the way • het echt doen, met iemand neukenways and means • geldmiddelenhave ways and means of getting something • de juiste wegen weten om iets (gedaan) te krijgenthat's the way of the world • zo gaat het nu eenmaal (in de wereld)cut both ways • goede en slechte gevolgen hebbenget one's (own) way, have (it) one's (own) way • zijn zin krijgen, doen wat men wilgo out of one's/the way to … • zijn (uiterste) best doen om …have a way with elderly people • met ouderen om weten te gaanyou can't have it both ways • óf het een óf het andersee one's way (clear) to doing something • zijn kans schoon zien om iets te doenwind one's way into someone's affections • bij iemand in de gunst proberen te komenby the way • terloops, trouwens, à proposthey had done nothing out of the way • zij hadden niets bijzonders/extreems/verkeerds gedaanany way • in ieder geval, hoe dan ookeither way • hoe dan ook〈Amerikaans-Engels; informeel〉 every which way • overal, in alle hoeken en gaten〈Amerikaans-Engels; informeel〉 no way! • geen sprake van!1 (voort)gang ⇒ snelheid, vaart♦voorbeelden:gather/lose way • vaart krijgen/minderen 〈 van schip〉negotiations are well under way • onderhandelingen zijn in volle ganggive way • toegeven, meegeven 〈 ook figuurlijk〉; wijken, voorrang geven; doorzakken, bezwijkengive way to • toegeven aan, wijken voormake way for • plaats/ruimte maken voorput someone in the way of something • iemand op weg helpen (met iets), iemand aan iets helpenstand in the way • in de weg staanget something out of the way • iets uit de weg ruimen, iets afhandelenput someone out of the way • iemand uit de weg ruimenmake one's (own) way (in life/the world) • in de wereld vooruitkomenhe's by way of being a musician • hij is om zo te zeggen een muzikantby way of Brighton • via Brightonby way of illustration/example • als illustratie/voorbeeld♦voorbeelden:————————way2〈 bijwoord〉1 ver ⇒ lang, een eind♦voorbeelden:1 way back • ver terug, (al) lang geleden〈 Amerikaans-Engels〉 someone from way back • iemand uit een afgelegen gebied/ver verleden -
11 account
n. Klantenrekening (bij computers - ook regeling die toegang verleent tot service of tot het Internet netwerk); rekening (boekhouding); beschrijving; reden--------v. verantwoorden; rekening houden met, zich gedragen ten opzichte vanaccount1[ əkaunt]♦voorbeelden:by one's own account • naar eigen zeggengive/render an account of • verslag uitbrengen over3 account of goods purchased • inkooprekening, inkoopfactuur♦voorbeelden:for the account and risk of • voor rekening en risico vanon one's own account • voor eigen rekeningadd/charge something to someone's account, put something down to someone's account • iets op iemands rekening schrijvenbalance/settle/square (one's) accounts with someone • de rekening vereffenen met iemand; 〈 ook figuurlijk〉 afrekenen met iemandcharge an account • een rekening belastenhave/keep an account at/with the bank • een rekening hebben bij de bankopen an account at/with the bank • een rekening openen bij de bankpass to account • op rekening stellen/zettenpay (in)to the account • op rekening betalen/stortenfor account of • voor rekening vanon account • op rekeningto someone's account • op iemands rekeningnot on any account • in geen gevalon account of • wegenson no account • in geen gevalon that account • om die reden, daarom3 belang ⇒ waarde, gewicht4 voordeel ⇒ profijt, winst♦voorbeelden:give/render account of • rekenschap afleggen overtake something into account, take account of something • rekening houden met iets3 hold something in great account • iets van groot gewicht/grote waarde achtenof no account • van geen belangput/turn something to (good) account • zijn voordeel met iets doen————————account2〈 werkwoord〉1 beschouwen (als) ⇒ houden voor, rekenen (onder)♦voorbeelden:→ account for account for/ -
12 old
adj. oud; bejaard; oud (niet nieuw); antiek; van vroeger; op de leeftijd--------n. leeftijd--------n. ouderen, bejaardenold1[ oold] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:heroes of old • helden uit het verleden————————old2〈older; ook elder, eldest〉1 oud ⇒ bejaard, antiek2 versleten ⇒ gebruikt, vervallen, afgedankt4 ervaren ⇒ bekwaam, gerijpt5 verouderd ⇒ ouderwets, in onbruik geraakt♦voorbeelden:1 old age • ouderdom, hoge leeftijd(not) make old bones • (niet) oud worden〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 old boy/girl • vadertje, moedertje, oudjeold gold • donker goud, bruingoud(en kleur)old maid • oude vrijsteras old as the hills • zo oud als de weg naar Romean old name • een gevestigde naamthe oldest profession • het oudste beroepan old retainer • een oude trouwe dienaar〈 spreekwoord〉 you cannot teach an old dog new tricks • oude beren dansen leren is zwepen verknoeien; oude honden leert men moeilijk pootje gevenyoung and old • jong en oud, iedereenthe old • de bejaarden, de ouderenan old hand at poaching • een doorgewinterde stroperan old offender • een recidivistold stager • oude rot, veteraan〈 spreekwoord〉 you cannot put old heads on young shoulders • grijze haren groeien op geen zotte bollenbe old in knavery • een doortrapte schurk zijnthe old guard/school • mensen van de oude stempel, traditionalistenhe worked like old boots • hij werkte berehard/steenharda chip off the old block • helemaal zijn/haar vader/moederOld Glory • nationale vlag van de USAold maid • oud wijfold moon • laatste kwartier van de maanmoney for old rope • iets voor niets, gauw/gemakkelijk verdiend geldold salt/sweat • zeerotcome/play the old soldier (over someone) • de baas spelen (over iemand) 〈op basis van grotere ervaring/vaardigheid〉〈 informeel〉 old woman • lastige/vitterige vrouw→ grand grand/II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 voormalig ⇒ vroeger, gewezen, ex-, oud-♦voorbeelden:the (same) old story • hetzelfde liedjeold stuff • oud nieuws, oude koekold Etonian • oud-leerling van Eton¶ 〈Brits-Engels; slang〉 old bean/cock/egg/fruit/stick/thing • ouwe/beste (jongen/meid)old boy/girl • oud-leerling(e) (van Engelse school)the old man • 〈 informeel〉 de ouwe 〈 ook scheepskapitein〉; de baas 〈 ook echtgenoot〉; mijn ouweheer/ouweold master • (schilderij van) oude meesterthe old sod • het vaderland〈 informeel〉 any old thing will do • alles is goed/bruikbaarthe Old World • de Oude Wereld, de oostelijke hemisfeer; 〈 Amerikaans-Engels〉(continentaal) Europa, de Oude Wereld〈 informeel〉 any old how • om het even hoe, hoe ook→ high high/ -
13 full
adj. vol; geheel; heel veel--------adv. recht, rechtdoor; volledig, heel; mooi--------n. vol--------v. schoonmaken en plooienfull1[ foel] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 in full • volledig, voluitpay in full • tot de laatste cent betalento the full • ten volle, geheel————————full21 vol ⇒ volledig, voltallig♦voorbeelden:full blood • zuivere afkomst, volbloedfull board • volledig pensionfull to the brim • boordevolcome full circle • weer terugkomen bij het beginfull dress • avondkledij/toiletfull employment • volledige tewerkstelling〈 poker〉 full hand • full hand/housea full hour • een vol uurfull marks! • en een zoen van de juffrouwfull marks for effort • een tien voor vlijt〈 figuurlijk〉 give full marks for something • iets hoog aanslaan, iets erkennenfull moon • vollemaanfull name and address • volledige naam en adresfull page • hele pagina(at) full pelt • in allerijlfull professor • gewoon hoogleraarfull size bed • dubbel bedfull skirt • wijde rok(at) full speed • (in) volle vaartcome to a full stop • (plotseling) tot stilstand komenin full swing • in volle gang(at) full tilt • in volle vaart, met volle kracht〈 sport, voornamelijk voetbal〉 full time score • stand na de officiële speeltijd, einduitslagin full view • open en blootfull of oneself • vol van zichzelfhe was full of it • hij was er vol van, hij praatte nergens anders meer overpoliticians are full of shit/crap • politici zijn klootzakken/hufters————————full3〈 bijwoord〉1 volledig ⇒ helemaal, ten volle♦voorbeelden: -
14 sentence
n. zin (opstel); vonnis--------v. berechten; beoordelen; veroordelen, uiteenzetten; straffen, bestraffensentence1[ sentəns]1 (vol)zin♦voorbeelden:♦voorbeelden:under sentence of death • ter dood veroordeeld————————sentence2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:sentence to death • ter dood veroordelen
См. также в других словарях:
over·pay — … Useful english dictionary
Pay for placement — Pay for placement, or P4P, is an Internet advertising model in which advertisements appear along with relevant search results from a Web search engine. Under this model, advertisers bid for the right to present an advertisement with specific… … Wikipedia
pay — pay1 W1S1 [peı] v past tense and past participle paid [peıd] ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(give money)¦ 2¦(bill/tax/rent)¦ 3¦(wage/salary)¦ 4 pay attention (to somebody/something) 5¦(legal cost)¦ 6¦(say something good)¦ 7¦(good result)¦ 8¦(profit)¦ … Dictionary of contemporary English
pay — ▪ I. pay pay 1 [peɪ] noun [uncountable] the money someone receives for the job they do: • She got the job, but it meant a big pay cut. • an increase in hourly pay • All I want is a full day s work for a full day s pay … Financial and business terms
pay — {{Roman}}I.{{/Roman}} noun ADJECTIVE ▪ hourly, monthly, weekly ▪ full, half (both esp. BrE) ▪ He has taken leave on half pay. ▪ … Collocations dictionary
over — I [[t]o͟ʊvə(r)[/t]] POSITION AND MOVEMENT ♦ (In addition to the uses shown below, over is used after some verbs, nouns, and adjectives in order to introduce extra information. Over is also used in phrasal verbs such as hand over and glaze over .) … English dictionary
pay over — See divide and pay over; pay off … Ballentine's law dictionary
Over the Edge (1999) — Promotional poster featuring The Undertaker Information Promotion World Wrestling Federation … Wikipedia
Over the Limit (2010) — Over the Limit Promotional poster featuring Edge Theme song(s) Crash by Fit For Rivals[1] … Wikipedia
Over the Edge (рестлинг) — Over the Edge (1999) Информация Федерация World Wrestling Federation Дата 23 мая 1999 Посещаемость 16 472 Место проведения … Википедия
Pay television — Pay television, premium television, or premium channels refers to subscription based television services, usually provided by both analog and digital cable and satellite, but also increasingly via digital terrestrial and internet television. Some … Wikipedia