-
1 afkondigen
proklamá; publikáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > afkondigen
-
2 cì.afkondigen
gener. afgekondigd -
3 proklamá
afkondigen [v], proclameren [v], uitvaardigen [v], verkondigen [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > proklamá
-
4 publiká
afkondigen, openbaar maken [v], publiceren, ruchtbaar maken [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > publiká
-
5 proklamá
afkondigen [v], proclameren [v], uitvaardigen [v], verkondigen [v] -
6 publiká
afkondigen, openbaar maken [v], publiceren, ruchtbaar maken [v] -
7 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
8 proclaim
-
9 promulgate a law
-
10 promulgate
v. kondigen, bekendmaken[ promlgeet] 〈zelfstandig naamwoord: promulgation〉1 afkondigen ⇒ bekendmaken, verspreiden♦voorbeelden: -
11 bloquer
bloquer [blokkee]3 groeperen ⇒ verenigen, samenvoegen♦voorbeelden:1 bloqué par la glace • vastgevroren, ingevrorenbloquer les prix • een prijzenstop afkondigenbloquer les salaires • de lonen bevriezen, een loonstop afkondigen1. v1) blokkeren2) vastzetten, vastleggen3) stoppen [bal]4) versperren, afsluiten5) verenigen2. se bloquervgeblokkeerd raken, vastlopen -
12 décréter
-
13 fulminer
fulminer [fuulmienee]1 fulmineren ⇒ heftig uitvaren, foeterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) fulmineren, heftig uitvaren2) exploderen, knallen3) afkondigen [banvloek]4) uiten, slingeren [verwijt] -
14 ausrufen
ausrufen2 af-, omroepen♦voorbeelden:2 die Stationen ausrufen • de haltes om-, afroepenjemanden zum König ausrufen • iemand tot koning uitroepen -
15 издать
voortbrengen, geven ; uitgeven, publiceren ; uitvaardigen, afkondigen -
16 издавать
voortbrengen, geven ; uitgeven, publiceren ; uitvaardigen, afkondigen -
17 объявить
verklaren, bekend maken, aankondigen, afkondigen, uitroepen -
18 объявлять
verklaren, bekend maken, aankondigen, afkondigen, uitroepen -
19 огласить
bekendmaken, afkondigen, verkondigen -
20 оглашать
bekendmaken, afkondigen, verkondigen
Страницы