-
1 to give a recital
voordragen -
2 to propose
voordragenvoorstellen -
3 to recommend
voordragenvoorstellen -
4 nominate
-
5 present
adj. aanwezig; ; tegenwoordig; heden--------n. aanwezigheid; tegenwoordige tijd--------n. cadeau, geschenk--------v. voordragen; uitreiken, toekennen; aanbieden; opdragenpresent1[ preznt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geschenk ⇒ cadeau, gift♦voorbeelden:for the present • voorlopig————————present2[ prizzent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————present3[ preznt]♦voorbeelden:in the present case • in dit/onderhavig geval3 present participle • onvoltooid/tegenwoordig deelwoordpresent perfect • voltooid tegenwoordige tijdpresent tense • tegenwoordige tijdII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:present at • aanwezig bij/op————————present41 voorstellen ⇒ introduceren; voordragen3 (ver)tonen ⇒ ten toon spreiden, blijk geven van4 aanbieden ⇒ schenken, uitreiken♦voorbeelden:present a show • een show presenteren3 present no difficulties • geen problemen bieden/opleverenpresent someone with a price • iemand een prijs uitreikenyour remarks present me with a problem • je opmerkingen stellen me voor een probleem5 present arms! • presenteer geweer!present oneself for an examination • voor een examen opgaana new chance presents itself • er doet zich een nieuwe kans voor -
6 put forward
naar voren brengen, voorstellen; voordragen (voor funktie); vooruit zetten van klok; vervroegen, eerder doen plaats vindenput forward, 〈in betekenis 4 ook〉 put ahead -
7 declaim
-
8 deliver
v. bezorgen, overleveren; geven; verlossen; baren; afleveren[ dillivvə]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be delivered of • verlost worden/bevallen van -
9 elocution
n. voordrachtskunst, kunst van voordragen; speciale stijl van spreken of lezen voor publiek[ elləkjoe:sjn]1 rede/voordrachtskunst ⇒ welbespraaktheid -
10 intone
-
11 lecture
n. lezing; de les gelezen; toespraak, berisping--------v. lezing houden; voordragen; de les lezen; langdurig berispenlecture1[ lektsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lezing ⇒ verhandeling, voordracht3 preek ⇒ berisping, vermaning♦voorbeelden:1 give/read a lecture • een lezing geven/houden————————lecture2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 modulate
v. moduleren; vormen[ modjoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: modulation〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 regelen ⇒ afstemmen, reguleren -
13 nomination
n. kandidaatstelling, voordracht, nominatie[ nomminneesjn]1 kandidaatstelling ⇒ voordracht, nominatie♦voorbeelden:1 place someone's name in nomination • iemand op voordracht plaatsen, iemand voordragen -
14 place someone's name in nomination
place someone's name in nominationiemand op voordracht plaatsen, iemand voordragenEnglish-Dutch dictionary > place someone's name in nomination
-
15 play
n. toneelstuk; spel; speeltuig; lach; humor--------v. spelen; voordragen; spelen ( muziek)play1[ plee] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 spel4 actie ⇒ activiteit, beweging♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; voornamelijk sport〉 set play • ingestudeerd(e) spel(patroon)/manoeuvreallow/give full/free play to something • iets vrij spel latenthere's too much play in the rope • het touw heeft te veel spelingbring/call into play • erbij betrekkencome into play • mee gaan spelen¶ make great play about/of • erg de nadruk leggen op, sterk benadrukken————————play21 spelen♦voorbeelden:play dead • doen alsof men dood isplay on • doorspelenplay at soldiers/hide-and-seek • soldaatje/verstoppertje spelen〈 figuurlijk〉 play at something • iets niet ernstig nemen, iets doen voor de pretplay down to someone • zich aan iemand aanpassen〈 informeel〉 what on earth are you playing at? • wat heeft dit allemaal te betekenen?play (up)on someone's feelings • op iemands gevoelens werkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:play back a tape • een band afspelen/weergevenhe played his last dollar • hij zette zijn laatste dollar inplay someone along • iemand aan het lijntje houdenplay something down • iets bagatelliseren -
16 propose
-
17 put in
een verzoek indienen, solliciteren; binnenlopenput in♦voorbeelden:put in for leave • verlof (aan)vragen3 put in at a port • een haven binnenlopen/aandoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (erin) plaatsen/zetten/brengen ⇒ inlassen, invoegen2 opwerpen♦voorbeelden:1 put in an/one's appearance • zich (eens) laten zien/vertonenput in a comma here! • las hier een komma in!put in the horses • de paarden inspannen3 put in guards for the President's protection • bewakers aanstellen voor de bescherming van de presidentthe Conservative Party was put in • de Conservatieve Partij kwam aan de machtwe had another hour to put in • we moesten nog een uur passerenput in a claim for damages • een eis tot schadevergoeding indienen -
18 put someone in for an award
put someone in for an award -
19 put up
zich kandidaat stellen; voorstellenput up♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opsteken ⇒ hijsen, ophangen3 bekendmaken ⇒ afkondigen, ophangen♦voorbeelden:put up a show • iets voor de show doen4 put up a case • een zaak naar voren brengen/verdedigenput up a proposal • een voorstel voorleggen7 who will put up money for new research? • wie stelt geld beschikbaar voor nieuw onderzoek?the rebels put up strong resistance • de rebellen boden hevig weerstand¶ put someone up to something • iemand opstoken/aanzetten tot iets; iemand op de hoogte brengen van iets -
20 rap
n. rap muziek, muziekgenre waarin versen en rijmen op ritmische wijze wordt voorgedragen met als begeleiding een ritmische maatslag (ontwikkeld in de stedelijke gebieden gedurende de mid-zeventiger (20-e E))--------n. tik; schuldig zijn; aanmaning--------v. tikken; aanmanenrap1[ ræp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 get a rap on/over the knuckles • een tik op de vingers krijgen; 〈 figuurlijk〉 op de vingers getikt wordenbeat the rap • zijn straf ontlopen————————rap2〈 rapped〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 the President rapped the Department of State • de president gaf het ministerie van Buitenlandse Zaken een schrobbering→ rap out rap out/
- 1
- 2