-
1 declare
v. verklaren; opgeven; aangeven[ dikleə]1 een verklaring afleggen ⇒ een aankondiging/bekendmaking doen2 〈+against/for〉stelling nemen (tegen/voor) ⇒ zich (openlijk) uitspreken (tegen/voor)♦voorbeelden:¶ I (do) declare! • heb je (nou toch) ooit!, (wel) nu nog mooier!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bekendmaken ⇒ aankondigen, afkondigen♦voorbeelden:¶ declare oneself • zijn ware aard/bedoeling tonen -
2 promulgate
v. kondigen, bekendmaken[ promlgeet] 〈zelfstandig naamwoord: promulgation〉1 afkondigen ⇒ bekendmaken, verspreiden♦voorbeelden: -
3 advertise
v. adverteren, publiceren, aandacht trekken naar (in algemeen om goederen en diensten te verkopen); openbaar maken; informeren, aankondigen; (in pokerspel) bluffen om bluf duidelijk te makenadvertise, advertize[ ædvətajz]1 adverteren ⇒ reclame maken (voor), bekendmaken, aankondigen2 inlichten ⇒ op de hoogte brengen, verwittigen♦voorbeelden: -
4 air
n. lucht; wind; sfeer; gevoelsuitdrukking; van muziekspelen--------v. luchten; waaienair1[ eə]1 voorkomen ⇒ sfeer, aanzicht♦voorbeelden:have an air of gentility/loneliness • een deftige/eenzame indruk maken2 airs and graces • aanstellerij, kouwe druktegive oneself/put on airs • zich aanstellen, indruk proberen te maken1 lucht ⇒ atmosfeer, dampkring2 lucht ⇒ luchtruim, hemel♦voorbeelden:get some (fresh) air • een frisse neus halenin the open air • in (de) open luchtthe plane has just taken the air • het vliegtuig is zojuist opgestegenby air • met het vliegtuig, per luchtpost3 be/go on the air • in de ether zijn/gaan, uitzenden, uitgezonden wordenthe prime minister went on the air • de eerste minister hield een radio/tv-toespraakover the air • per radiolive on air • van de lucht leven, nauwelijks iets etentread/walk on air • in de wolken/de zevende hemel zijnrumours are in the air • het gerucht doet de rondemy plans are still (up) in the air • mijn plannen staan nog niet vasthe was left in the air • hij werd in het ongewisse gelatenshe was up in the air about it • ze was er erg opgewonden door————————air21 drogen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bekendmaken ⇒ luchten, ventileren♦voorbeelden:3 air one's grievances/ideas • uiting geven aan zijn klachten/ideeën -
5 announce
-
6 broadcast
adj. uitgezonden--------n. uitzending--------v. uitzendenbroadcast1[ bro:dka:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (radio/televisie-)uitzending————————broadcast21 uitzenden ⇒ in de lucht zijn, te beluisteren zijn2 voor de radio/op de televisie zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 uitzenden ⇒ via radio/televisie bekendmaken♦voorbeelden: -
7 byword
n. spreekwoord; belichaming; zegswijzebyword1 spreekwoord ⇒ gezegde, zegswijze2 belichaming ⇒ synoniem, prototype♦voorbeelden:2 the canals are a byword for Amsterdam • wie grachten zegt, zegt Amsterdamhe is a byword for laziness • hij is het prototype van de luiaard -
8 communicate
v. verbinding; kommunikatie; kontakt opnemen[ kəmjoe:nikkeet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overbrengen ⇒ bekendmaken, doorgeven♦voorbeelden:1 the Chairman didn't communicate his opinions clearly • de voorzitter drukte zich niet duidelijk uitthe radiator communicated heat to the room • de radiator gaf warmte af aan de kamer -
9 declare the outcome of an election
English-Dutch dictionary > declare the outcome of an election
-
10 disclose
-
11 discover
v. ontdekken[ diskuvvə]3 aantreffen ⇒ bemerken, bespeuren, te weten komen♦voorbeelden:I discovered that I had left my purse behind • ik ontdekte dat ik mijn tas had laten liggen -
12 disperse
v. spreiden, ontbinden; verspreiden, uit elkaar drijven[ dispə:s]1 zich verspreiden ⇒ uiteengaan, uiteenstuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uiteen drijven ⇒ verstrooien, verspreiden2 verspreiden ⇒ spreiden, uiteenplaatsen4 verjagen -
13 divulge
-
14 enunciate one's aims
zijn doelstellingen bekendmaken/uiteenzetten -
15 enunciate
v. goed articuleren, duidelijk uitspreken[ innunsie▪eet] 〈zelfstandig naamwoord: enunciation〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:3 enunciate one's aims • zijn doelstellingen bekendmaken/uiteenzetten -
16 expose
v. blootleggen, blootstellen, ontdekken; opgeven, prijsgeven[ ikspooz]1 blootstellen ⇒ blootgeven, introduceren aan2 tentoonstellen ⇒ uitstallen, (ver)tonen3 onthullen ⇒ ontmaskeren, bekendmaken♦voorbeelden:expose to bad weather • aan slecht weer blootstellenexpose one's views • zijn mening uiteenzetten3 expose the crook • de bandiet verraden/ontmaskeren -
17 familiarize
v. bekend maken, vertrouwd makenfamiliarize, familiarise[ fəmilliərajz] 〈zelfstandig naamwoord: familiarization〉1 bekendmaken ⇒ vertrouwd/gewoon maken♦voorbeelden:1 familiarize oneself with • zich eigen maken, zich vertrouwd maken met -
18 let out
vrijlaten; kledingstuk verruimenlet out♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 laten uitlekken ⇒ verklappen, openbaar maken, bekendmaken3 laten ontsnappen ⇒ vrijlaten, laten gaan♦voorbeelden: -
19 make public
openbaar maken, bekendmaken -
20 make someone's name a byword
- 1
- 2