-
1 homily
-
2 sermon
-
3 an edifying homily
-
4 ascription
n. uitdrukking, formule van eer aan God aan het einde v.e. preek[ əskripsjn] -
5 edify
v. stichten, verbeteren[ eddiffaj] 〈edified; zelfstandig naamwoord: edification〉1 stichten♦voorbeelden: -
6 harangue
n. heftige rede, donderpreek--------v. langdurige preekharangue1[ həræng] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 heftige rede ⇒ donderpreek, tirade————————harangue2〈 werkwoord〉 -
7 heavy
adj. zwaar; moeilijk--------adv. zwaar--------n. De rol van de slechte, slecht (bij theater); Invloedrijk persoonheavy1————————heavy2[ hevvie] 〈bijvoeglijk naamwoord; heaviness〉2 zwaar ⇒ hevig; aanzienlijk7 streng♦voorbeelden:1 a heavy fog • een dichte/zware mistheavy industry • zware industrieheavy with • zwaar beladen metheavy with child • hoogzwangerheavy with the smell of roses • doortrokken van de geur van rozenheavy necking/petting • stevige vrijpartijheavy seas • zware zeeëna heavy sleeper • een vaste/diepe slaperheavy traffic • druk/zwaar verkeer; vrachtverkeera heavy turnout • een grote opkomstwith a heavy hand • met ijzeren handmake heavy weather of something • moeilijk maken wat makkelijk is————————heavy3〈 bijwoord〉1 zwaar♦voorbeelden:lie heavy • zwaar wegen/drukken -
8 jaw
n. babbel; grijparm, tang; lasterlijke praat, vloeken (slang)--------v. kwetsen, zwammen, roddelen; overhalen; de les lezen, de huid vol scheldenjaw1[ dzjo:]1 kaak♦voorbeelden:1 lower/upper jaw • onder/bovenkaak1 praat ⇒ geklets, gezwam, geroddel♦voorbeelden:2 don't give me any jaw! • hou je gedeisd!2 klemplaat/blok 〈 van werktuig〉 ⇒ bek, klauw, wangstuk♦voorbeelden:————————jaw21 kletsen ⇒ zwammen, roddelen2 preken♦voorbeelden: -
9 lecture
n. lezing; de les gelezen; toespraak, berisping--------v. lezing houden; voordragen; de les lezen; langdurig berispenlecture1[ lektsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lezing ⇒ verhandeling, voordracht3 preek ⇒ berisping, vermaning♦voorbeelden:1 give/read a lecture • een lezing geven/houden————————lecture2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 play the heavy father
-
11 sermonize
-
12 edification
n. stichtelijke preek,stichten -
13 exordial
adj. (Retoriek)introducerend gedeelte van een toespraak of preek -
14 inculcation
n. inprenting, inworteling; indringen; preek -
15 lection
n. Les, preek; andere vorm (van tekst) -
16 predicatory
adj. v./mbt. het preken, prekerig, prekend, preek-
См. также в других словарях:
Preakness — /preek nis/, n. a horse race for three year olds run annually two weeks after the Kentucky Derby at Pimlico in Baltimore, Md. * * * … Universalium
Rexpoede — Rexpoëde Rexpoëde Clocher de l église Saint Omer Détail … Wikipédia en Français
Rexpoëde — 50° 56′ 23″ N 2° 32′ 27″ E / 50.9397222222, 2.54083333333 … Wikipédia en Français
Delsea Regional High School — Location 242 Fries Mill Road Franklinville, NJ 08322 Information Type … Wikipedia
Fawaz Jneid — (* 1964 in Tripolis) war Imam an der salafistischen As Soennah Moschee in Den Haag. Er wurde zwar im Libanon geboren, besitzt aber die syrische Staatsangehörigkeit; er hat zudem einen niederländischen Pass.[1] Er arbeitete als Imam in Saudi… … Deutsch Wikipedia
Jan Storm — Couvent Ter Rose geplant in Jericho ou « Porta Coeli » à Bruxelles, où Jan Storm était recteur ; gravure du … Wikipédia en Français
Predigt — (älter obd. Predig) Sf std. (9. Jh.), mhd. predige, bredige, ahd. prediga, brediga Entlehnung. Entlehnt aus ml. predica öffentlicher Vortrag, Predigt . Daneben mit Dental mhd. predigāt, das ein früh rom. * predicāta vorraussetzt. Ebenso nndl.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Gardinenpredigt — 1. Gardinenpredigt ist nachts. – Eiselein, 206. Holl.: Zij heeft hem de gordijn metten gelezen. – Zij houdt eene gordijn preek. (Harrebomée, I, 252.) Lat.: Uxores maritis multa, quamquam non omnia de deo, concionantur. (Eiselein, 206.) *2. Er… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Predigt — 1. Auf eine gute Predigt gehört (soll) ein gut Vaterunser (folgen). 2. Auf eine gute Predigt gehört ein guter Gesang. – Pauli, Postilla, 81b. 3. Der thut die beste Predigt, der sich selbst hört. – Lehmann, 461, 7. 4. Die Predigt hat den Fischen… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon