-
1 offer for sale
-
2 apologize
v. zich verontschuldigenapologize, apologise[ əpollədzjajz]♦voorbeelden:1 you should apologize to your parents for being so rude • je moet je ouders je excuses aanbieden voor je onbeleefd gedrag -
3 give
n. buigzaamheid--------v. geven; aangeven; toegeven; geven (feestje geven)give1[ giv] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het meegeven ⇒ elasticiteit, buigzaamheid♦voorbeelden:————————give22 meegeven ⇒ in(een)zakken, bezwijken, (door)buigen, verslappen, toegeven♦voorbeelden:¶ give on(to) • uitzien op, uitkomen op, toegang geven tot〈 informeel〉 what gives? • wat is er gaande?→ give away give away/, give in give in/, give out give out/, give over give over/, give up give up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ schenken, overhandigen2 geven ⇒ verlenen, verschaffen, gunnen3 geven ⇒ opofferen, wijden5 geven ⇒ aanbieden, ten beste geven6 (op)geven ⇒ meedelen, verstrekken7 geven ⇒ produceren, voortbrengen♦voorbeelden:give someone medicine • iemand geneesmiddelen toedienengive him my best wishes • doe hem de groeten van mijgive a daughter in marriage • een dochter ten huwelijk schenkengive someone into custody • iemand aan de politie overleverengive me the good old days • geef mij maar de goeie ouwe tijdgive one's heart to someone • een warm hart voor iemand hebben, verliefd worden op iemandit's given me much pain • het heeft me veel pijn gedaangive pleasure • erg aangenaam zijngive a prize • een prijs toekennengive him some rest • gun hem wat rustwe were given three hours' rest • we kregen drie uur rustgive someone a room • iemand een kamer toewijzengive someone a title • iemand een titel toekennengive trouble • last bezorgenhe's been given two years • hij heeft twee jaar (gevangenisstraf) gekregengive someone to understand/know • iemand te verstaan/kennen gevenI'll give you that • dat geef ik toegive a cry • een kreet slakengive someone a sly look • iemand een sluwe blik toewerpengive proof of one's courage • zijn moed tonengive a ring • opbellengive sentence • een vonnis vellengive a shrug of the shoulders • zijn schouders ophalen6 the teacher gave us three exercises (to do) • de onderwijzer heeft ons drie oefeningen opgegeven (als huiswerk)give the facts • de feiten tonengive information • informatie verstrekkengive off • (af)geven, verspreiden, makengive as good as one gets • met gelijke munt betalengive it someone hot (and strong), give it someone straight • iemand er f van langs gevendon't give me that • (hou op met die) onzinthat'll give her something to cry for • nu heeft ze tenminste iets om over te huilen -
4 offer
n. aanbod; prijsopgave; voorstel; bereid zijn (tot)--------v. voorstellen; prijs opgeven; serveren, aanbieden; uitdrukken; bereid zijn; opofferenoffer1[ offə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aanbod ⇒ aanbieding, offerte, bod, voorstel♦voorbeelden:be on offer • in de aanbieding zijn, te koop zijn————————offer2I 〈onovergankelijk en overgankelijk werkwoord; wederkerend werkwoord〉1 voorkomen ⇒ gebeuren, optreden♦voorbeelden:as occasion offers • wanneer de gelegenheid zich voordoetII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:offer one's opinions • zijn mening ten beste gevenoffer a prize • een prijs uitlovenhe offered £100 for my old car • hij bood honderd pond voor mijn oude autohe offered to drive me home • hij bood aan me naar huis te brengen -
5 present
adj. aanwezig; ; tegenwoordig; heden--------n. aanwezigheid; tegenwoordige tijd--------n. cadeau, geschenk--------v. voordragen; uitreiken, toekennen; aanbieden; opdragenpresent1[ preznt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geschenk ⇒ cadeau, gift♦voorbeelden:for the present • voorlopig————————present2[ prizzent] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————present3[ preznt]♦voorbeelden:in the present case • in dit/onderhavig geval3 present participle • onvoltooid/tegenwoordig deelwoordpresent perfect • voltooid tegenwoordige tijdpresent tense • tegenwoordige tijdII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:present at • aanwezig bij/op————————present41 voorstellen ⇒ introduceren; voordragen3 (ver)tonen ⇒ ten toon spreiden, blijk geven van4 aanbieden ⇒ schenken, uitreiken♦voorbeelden:present a show • een show presenteren3 present no difficulties • geen problemen bieden/opleverenpresent someone with a price • iemand een prijs uitreikenyour remarks present me with a problem • je opmerkingen stellen me voor een probleem5 present arms! • presenteer geweer!present oneself for an examination • voor een examen opgaana new chance presents itself • er doet zich een nieuwe kans voor -
6 presentation
n. voordracht; voorstelling; aanbieden[ preznteesjn]3 schenking ⇒ gift, geschenk♦voorbeelden:on presentation of the bill of exchange • bij aanbieding van de wissel -
7 proffer
-
8 tender
adj. gevoelig--------n. tender, kolenwagen (v. locomotief); aanbieding, offerte; inschrijvingsbiljet, betaalmiddel--------v. aanbieden; indienen; betuigen; inschrijven optender1[ tendə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ legal legal/————————tender2〈 tenderness〉3 broos ⇒ breekbaar, teer4 liefhebbend ⇒ aardig, vriendelijk, teder♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 jong ⇒ onbedorven, onervaren♦voorbeelden:————————tender3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:tender one's resignation • zijn ontslag indienen -
9 reoffer
v. aanbieden van aandelen voor openbare verkoop (Beurs); opnieuw aanbieden -
10 apply
v. solliciteren, aanbieden; toepassen; gebruiken; gelden1 van toepassing zijn ⇒ betrekking hebben (op), gelden♦voorbeelden:2 apply within/next door • hier/hiernaast te bevragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanbrengen ⇒ (op)leggen, toedienen2 toepassen ⇒ aanwenden, gebruiken♦voorbeelden:apply this lotion to the skin • wrijf de huid in met deze lotion¶ apply oneself (to) • zich inspannen (voor), zich toeleggen (op) -
11 come forward
zichzelf in aanmerking brengen, aanwezig zijncome forward♦voorbeelden:¶ come forward with a good suggestion • met een goede suggestie/goed idee komen———————— -
12 condole with
condole with1 〈+on〉(iemand) zijn deelneming/medeleven betuigen (met) ⇒ condoleren (met), zijn condoléances aanbieden -
13 dine
v. maaltijd eten, een maaltijd aanbieden[ dajn]1 dineren♦voorbeelden:dine out • buitenshuis dinerenwe dined off/on dry bread, because the fridge was empty • we aten droog brood, omdat de koelkast leeg wasII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 entertain
v. vermaken; gastheer (gastvrouw) zijn; overblijven[ entəteen]1 een feestje/etentje geven ⇒ gasten hebbenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 give a dinner
-
16 give in
toegeven, zich gewonnen gevengive inII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 inleveren ⇒ voorleggen, aanbieden -
17 give someone one's regrets
-
18 hand in
inleveren van huiswerk (Bv.: "Ik kan het beste met mijn verslag over het boek beginnen, want ik moet het morgen als eerste inleveren")hand in2 voorleggen ⇒ aanbieden, indienen♦voorbeelden: -
19 hand in/offer/send in/tender one's resignation
hand in/offer/send in/tender one's resignationzijn ontslag indienen/aanbiedenEnglish-Dutch dictionary > hand in/offer/send in/tender one's resignation
-
20 hire out
См. также в других словарях:
Preposition and postposition — Prepositions (or more generally, adpositions, see below) are a grammatically distinct class of words whose most central members characteristically express spatial relations (such as the English words in, under, toward) or serve to mark various… … Wikipedia
Honorary Medal for Merits toward Museum Collections — Museum Medal Awarded by Kingdom of the Netherlands Type Civil decoration, with degrees gold, silver and bronze … Wikipedia
Belgien — Koninkrijk België (niederländisch) Royaume de Belgique (französisch) Königreich Belgien (deutsch) … Deutsch Wikipedia