-
81 put on
aankleden; opladen; voorwenden, aannemenput on8 in werking/beweging stellen ⇒ aandoen 〈 licht〉; aanzetten 〈radio e.d.〉; opzetten 〈 plaat, fluitketel〉♦voorbeelden:put on an accent • een accent aannemenput on airs • zich een air gevenput on speed • sneller/harder gaanput on weight/flesh • aankomen, zwaarder wordenput on years • ouder gaan lijkenwho put the police on to me? • wie heeft de politie op mijn spoor gezet?he put me on to this vacancy • hij bracht me van deze vacature op de hoogte -
82 bill
n. Bill (voornaam); rekeningbill1[ bil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 rekening ⇒ factuur, nota2 lijst ⇒ aanplakbiljet, (strooi)biljet; programma3 certificaat ⇒ bewijs, brief, rapport4 bek ⇒ snavel, neus♦voorbeelden:〈Brits-Engels; bouwkunst〉 bill of quantities • (quanta) bestek, kostenraming, begrotingstick no bills • verboden aan te plakken〈 scheepvaart〉 bill of health • gezondheidsattest, gezondheidspas〈 scheepvaart〉 bill of lading • vrachtbrief, cognossementbill of rights 〈 ook Bill of Rights〉 • officiële verklaring van de rechten van bepaalde groepen van personen, Bill of Rights 〈Brits-Engels: grondwettelijke overeenkomst van 1689; Amerikaans-Engels: de eerste tien amendementen op de Grondwet〉bill of sale • koopakte, koopcontractbills payable • te betalen wisselsbills receivable • te innen wisselsfill/fit the bill • geschikt zijn, aan iemands wensen tegemoet komen→ clean clean/————————bill2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op het affiche plaatsen ⇒ aankondigen, aanplakken♦voorbeelden:2 the gas company bills its customers every quarter • het gasbedrijf stuurt zijn klanten elk kwartaal een rekening -
83 god
n. God, afgod; afgodsbeeld[ god]♦voorbeelden:1 in God 's name!, for God's sake! • in godsnaam!〈 informeel〉 God Almighty! • (wel) God allemachtig!God forbid • God verhoedeGod grant that • God geve datGod knows I am telling the truth • God weet dat ik de waarheid spreekGod (alone) knows where I left my wallet! • God weet/mag weten waar ik mijn portefeuille heb gelaten!play God • doen alsof je God bentthank God! • goddank!God willing • zo God het wil〈 spreekwoord〉 God helps those who help themselves • help uzelf, zo helpt u Godmy God! • mijn God!the gods • de engelenbak, het scheljeoh God! • o/och God!, och gut!→ tin tin/ -
84 rough
adj. hard; ruw, grof; onbewerkt--------adv. ruw, grof, bars, streng, hardhandig, moeilijk; ruig; oneffen; ongeslepen--------n. gewelddadige kerel; iets in het klad geschreven; tegenslag--------v. ruw maken, ruw worden; zich gewelddadig gedragen; preliminair voorbereiden, in kort omschrijvenrough1[ ruf]3 ruwe staat ⇒ onbewerkte/onvoltooide staat♦voorbeelden:————————rough2〈bijvoeglijk naamwoord; roughness〉1 ruw ⇒ ruig, oneffen4 ruw ⇒ scherp, naar; wrang van smaak5 ruw ⇒ schetsmatig, niet uitgewerkt♦voorbeelden:3 rough behaviour • wild/baldadig gedrag4 rough luck • pech, tegenslaga rough time • een zware tijdrough wine • wrange wijnit is rough on him • het is heel naar voor hemrough justice • min of meer rechtvaardige behandelingrough quarter of the town • gevaarlijke buurt→ roughly roughly/————————rough3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ rough it • zich behelpen, op een primitieve manier leven————————rough4〈 bijwoord〉2 wild ⇒ ruw, woest♦voorbeelden:live rough • zwerven, in de open lucht leven -
85 clean
adj. schoon; rein; zuiver--------adv. zuiver--------n. schoonmaak, reiniging--------v. schoonmaken; reinigen; zuiverenclean1[ klie:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————clean2〈bijvoeglijk naamwoord; cleanness〉2 〈 benaming voor〉 welgevormd ⇒ sierlijk; glad, gestroomlijnd 〈 vliegtuig〉; regelmatig; duidelijk, helder 〈 stijl〉3 compleet ⇒ finaal, helemaal4 oprecht ⇒ eerlijk, sportief5 onschuldig ⇒ netjes, fatsoenlijk, kuis6 〈 slang〉 schoon ⇒ clean, eraf, 〈 in het bijzonder〉 geen drank/drugs gebruikend, droog; geen verboden wapens/drugs hebbend♦voorbeelden:1 give someone a clean bill of health • iemand kerngezond verklaren, iemand in orde verklaren 〈 ook figuurlijk〉; verklaren dat iemand er financieel goed voorstaatmake a clean sweep • schoon schip makenhit the ball cleanly • de bal vol rakencatch a ball cleanly • een bal in een keer vangencome clean • voor de draad komen, eerlijk bekennena clean record • een blanco strafbladkeep it clean • hou 't netjesmake a clean breast of something • iets bekennen, ergens schoon schip mee makenkeep one's nose clean • zich nergens mee bemoeienshow a clean pair of heels • z'n hielen lichten, de benen nemenclean as a new pin/as a whistle • brandschoon, zo schoon als watwipe the slate clean • met een schone lei beginnen————————clean3♦voorbeelden:→ clean up clean up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schoonmaken ⇒ reinigen, zuiveren♦voorbeelden:have a coat cleaned • een jas laten stomenclean down • schoonborstelen, schoonwassen————————clean4〈 bijwoord〉1 volkomen ⇒ helemaal, compleet, finaal♦voorbeelden:I'm clean out of sugar • ik zit helemaal zonder suikercut clean through • helemaal/finaal doorgesneden -
86 dirty
adj. vuil, vies, smerig; stormachtig--------v. vies, vuil; vies worden, vervuilendirty1[ də:tie] 〈bijvoeglijk naamwoord; dirtily〉1 vies ⇒ vuil, smerig2 obsceen ⇒ vuil, schunnig3 verachtelijk ⇒ laag, gemeen, oneerlijk4 sterk radioactief ⇒ met veel radioactiviteit/radioactieve neerslag, vuil♦voorbeelden:2 dirty words • obscene/vieze woordenplay a dirty trick on someone • iemand een gemene streek leveren¶ 〈 informeel〉 get the dirty end of the stick • oneerlijk behandeld worden, opgezadeld worden met het vervelendste werkwash one's dirty linen in public • de vuile was buiten hangendirty money • vuil werk toeslag————————dirty2〈 dirtied〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bevuilen ⇒ vuil/smerig maken————————dirty3♦voorbeelden: -
87 learn
v. leren; aanleren; opsteken; uit het hoofd leren; studeren2 horen ⇒ vernemen, te weten komen♦voorbeelden:1 learn to be a dancer • een dans/balletopleiding volgenshe'll learn • ze leert het wellearn how to play the piano • piano leren spelenlearn from experience • door ervaring wijzer worden2 learn about/of something from the papers • iets uit/via de krant te weten komen→ live live/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 leren ⇒ zich eigen maken, bestuderen2 vernemen ⇒ horen van, ontdekken♦voorbeelden:learn off (by heart/rote) • uit het hoofd lerenlearn off a part • een rol instuderenlearn something from study • zich iets door studie eigen makenlearn something from a teacher • iets van een docent leren -
88 ear
n. oor; gehoor; graan[ iə]1 oor ⇒ oorschelp; gehoororgaan4 oor ⇒ lus; oog; handvat♦voorbeelden:in (at) one ear, out (at) the other • het ene oor in, het andere uitup to one's ears • tot over zijn oren2 have an ear for • een oor/gevoel hebben voor¶ keep an ear/one's ear(s) (close) to the ground • (goed) op de hoogte blijven 〈 van trends, roddels〉; de boel goed in de gaten houdennot believe one's ears • zijn oren niet gelovenfall about one's ears • (om iemand heen) instortenlend someone an ear/one's ears • het oor aan iemand lenen, naar iemand luisterenprick up one's ears • de oren spitsenbe out on one's ear • ontslagen wordenbe all ears • een en al oor zijn -
89 elevate
v. opheffen, opslaan; verhogen; verheffen[ ellivveet]♦voorbeelden:elevating play • stichtend stuk -
90 fiddle
n. viool, vedel, fiedel; knoeierij, zwendel, zwendeltje (slang)--------v. vioolspelen (platte taal): tijd verspillen; bezig zijn met nonsens; bedriegen, oplichtenfiddle1[ fidl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ fit fit/————————fiddle22 lummelen♦voorbeelden:3 fiddle with • morrelen aan, spelen metthe lock had been fiddled with • er was aan het slot geknoeidII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
91 fire
n. vuur; brand; brandstichting; vreugdevuur; enthousiasme; schittering; passie--------v. ontslaan; aansteken; vuren; lossen; bakken; aanwakkeren; glinsterenfire1[ fajjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 be full of fire • vol vuur/enthousiast zijnblow (up) a fire • een vuur aanblazencatch fire • vlam vattenlay a fire • een vuur aanleggenlight/make a fire • een vuur aanstekenmake up a fire • een vuur opstokenfight fire with fire • vuur met vuur bestrijdenset on fire, set fire to • in brand stekencease/open fire • het vuur staken/openen4 light the fire • de haard/kachel aanstekengo through fire and water • door het vuur gaan, alle gevaren trotserenplay with fire • met vuur spelenfire! • brand!————————fire2♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 oil-fired furnace • olie/petroleumkachelfire off a speech • een speech afstekenfire at/(up)on something • op iets schieten♦voorbeelden:it fired him with enthusiasm • het zette hem in vuur en vlam¶ fire up • bezielen, stimuleren -
92 forfeit
n. verbeuren; verbeurde, boete, pand; pand verbeuren--------v. het verbeurde, boete; verbeurdforfeit1[ fo:fit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 het verbeurde ⇒ boete, straf♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 divorce was the forfeit he had to pay • echtscheiding was de prijs die hij moest betalenplay (at) forfeits • pandverbeuren————————forfeit21 verbeurd♦voorbeelden:————————forfeit3〈 werkwoord〉1 verbeuren ⇒ verspelen, verbeurd verklaren -
93 heavy
adj. zwaar; moeilijk--------adv. zwaar--------n. De rol van de slechte, slecht (bij theater); Invloedrijk persoonheavy1————————heavy2[ hevvie] 〈bijvoeglijk naamwoord; heaviness〉2 zwaar ⇒ hevig; aanzienlijk7 streng♦voorbeelden:1 a heavy fog • een dichte/zware mistheavy industry • zware industrieheavy with • zwaar beladen metheavy with child • hoogzwangerheavy with the smell of roses • doortrokken van de geur van rozenheavy necking/petting • stevige vrijpartijheavy seas • zware zeeëna heavy sleeper • een vaste/diepe slaperheavy traffic • druk/zwaar verkeer; vrachtverkeera heavy turnout • een grote opkomstwith a heavy hand • met ijzeren handmake heavy weather of something • moeilijk maken wat makkelijk is————————heavy3〈 bijwoord〉1 zwaar♦voorbeelden:lie heavy • zwaar wegen/drukken -
94 high
adj. hoog; adellijk; stoned (door de drugs)--------adv. hoog, boven--------n. verheven; hoge versnelling; hoogtepunthigh1[ haj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————high2〈 higher〉1 hoog ⇒ hooggeplaatst, verheven2 intens ⇒ sterk, groot4 vrolijk♦voorbeelden:high camp • superkitsch(erig)high circles • hogere kringenhigh command • opperbevelHigh Commission • ambassade van een Gemenebestlid in een ander GemenebestlandHigh Commissioner • Hoge Commissarishigher court • hoger rechtscollegehigh fashion • haute coutureHigh Mass • hoogmisa high opinion of • een hoge dunk vanhave friends in high places • een goede kruiwagen hebben〈 ook meteorologie〉 high pressure • hoge druk; 〈 informeel〉 agressiviteit 〈van verkooptechniek e.d.〉high priest • hogepriesterhigh society • de hogere kringenhigh water • hoogwaterthe Most High • de Allerhoogstehigh gear • hoge versnellinghigh hopes • hoge verwachtingena high wind • een harde windhigh treason • hoogverraad〈Amerikaans-Engels; informeel〉 high roller • patser, iemand die met geld smijt, supergokkerthe high sea(s) • de volle zeeplay for high stakes • het hoog spelen〈 Brits-Engels〉 high tea • vroeg warm eten, vaak met theecome hell or high water • wat er ook gebeurthigh and mighty • uit de hoogteII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 gevorderd ⇒ hoog, op een hoogtepunt♦voorbeelden:high season • hoogseizoenhigh summer • hoogzomerit's high time we went • het is de hoogste tijd om te gaan♦voorbeelden:————————high3〈 bijwoord〉2 schel♦voorbeelden:feelings ran high • de emoties liepen hoog opride high • succes hebbensearch high and low • in alle hoeken zoeken→ hog hog/ -
95 hoax
n. bedrog--------v. om de tuin leiden, voor de gek houdenhoax1[ hooks] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bedrog♦voorbeelden:the painting was a hoax • het schilderij was een vervalsingplay a hoax on someone • iemand een poets bakken————————hoax2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 hoax someone into believing that • iemand laten geloven dat … -
96 joke
n. grap--------v. grappenmakenjoke1[ dzjook] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:I don't see/get the joke • ik vind het helemaal niet grappighe can't take a joke • hij kan niet tegen een grapjecrack/tell jokes • moppen tappenbe/go beyond a joke • te ver gaan, niet leuk zijnmake/play a joke on someone • iemand een poets bakkenthe joke is on someone • deze grap gaat ten koste van iemand〈 informeel〉 no joke • geen grapje/gekheid————————joke2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 you must be joking! • dat meen je niet!joking apart • in alle ernst -
97 safe
adj. veilig; zeker; voorzichtig; heel; niet gevaarlijk--------n. brandkast, (bewaar)kluissafe1[ seef] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 brandkast ⇒ (bewaar)kluis, safe(loket)————————safe2〈bijvoeglijk naamwoord; safeness〉1 veilig ⇒ beschermd, beschut2 veilig ⇒ zeker, gevrijwaard3 betrouwbaar ⇒ vertrouwd, gegarandeerd♦voorbeelden:safe from attack • beveiligd tegen aanvallenas safe as houses • zo veilig als een huisbe on the safe side • het zekere voor het onzekere nemenbetter (to be) safe than sorry • beter blo Jan dan do Janin safe keeping • in veilige bewaringit's safe to say • je kunt gerust zeggenplay it safe • op veilig spelen/geen risico nemen〈 spreekwoord〉 it's better to be safe than sorry • beter hard geblazen dan de mond verbrand; beter een kwaaie loop dan een kwaaie koopthe party has twenty safe seats • de partij kan zeker rekenen op twintig zetels -
98 square
adj. recht; rechthoekig; quitte; eerlijk; vierkant; loodrecht--------adv. vierkant, kwadraat; rechthoekig; eerlijk, openhartig--------n. vierkant; plein; kwadraat; recht; quitte; eerlijk--------v. vierkant maken; kanten; in het kwadraat verheffen; vierkant brassen; vereffenen; in het reine brengen; overhalen, omkopen; trotseren, onder ogen ziensquare1[ skweə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vierkant4 teken/winkelhaak8 oefenplein/terrein♦voorbeelden:¶ be/go back to square one • van voren af aan/opnieuw moeten beginnen→ magic magic/————————square2〈 squareness〉 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉3 eerlijk ⇒ fair; open(hartig) 〈 antwoord, bijvoorbeeld〉; regelrecht, vierkant 〈 weigering, bijvoorbeeld〉♦voorbeelden:a square chin • een vierkante kinone square metre • één vierkante meterthree metres square • drie meter in het vierkantsquare to • recht(hoekig) opmeet (with) a square refusal • nul op het rekest krijgenget a square deal • eerlijk behandeld wordengive someone a square deal • iemand eerlijk/royaal behandelenbe square with someone • eerlijk zijn tegen/met iemanda square peg (in a round hole) • de verkeerde persoon (voor iets)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 in orde♦voorbeelden:¶ be square with • effen/quitte zijn/staan met; op gelijke hoogte/voet staan metcall it all square • beschouw het als vereffend; we zijn/staan quitte, okay?————————square31 overeenstemmen ⇒ kloppen, stroken♦voorbeelden:1 square to • aansluiten/passen bij→ square up square up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 van een vierkant/vierkanten voorzien6 in orde brengen ⇒ regelen, vereffenen♦voorbeelden:5 square to/with • doen aansluiten bij, in overeenstemming brengen metsquare up one's debts • zijn schuld voldoen→ square away square away/————————square4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:square to • vlak/pal tegenover→ fair fair/ -
99 vehicle
n. voertuig, apparaat[ vie:ikl]1 voertuig2 middel ⇒ voertuig, medium4 drager ⇒ overbrenger, vehikel♦voorbeelden:this play is a vehicle for this actress • dit toneelstuk is deze actrice op het lijf geschreventelevision is a powerful vehicle • televisie is een machtig medium -
100 advantage rule
См. также в других словарях:
The Play — NCAAFootballSingleGameHeader Name=1982 Big Game California vs. Stanford Date=November 20, 1982 Year=1982 Visitor School=Stanford University Visitor Name Short=Stanford Visitor Nickname=Cardinal Visitor Record=5 5 Visitor Visitor Coaches= Visitor… … Wikipedia
The Play Wot I Wrote — or The Play What I Wrote is a musical farce written by Hamish McColl, Sean Foley and Eddie Braben, starring Foley and McColl (the double act The Right Size, playing characters named Sean and Hamish ), and directed by Kenneth Branagh.ynopsisThe… … Wikipedia
The Play About the Baby — CastExternal links* [http://www.alanhoward.org.uk/babytime.htm Review of the original production] by Nicholas De Jongh for the London Evening Standard (archived at Alan Howard s personal website) * [http://theater2.nytimes.com/mem/theater/treview … Wikipedia
To See the Play — Infobox Album | Name = To See the Play Type = Album Artist = Fiddler s Dram Released = 1978 Recorded = 1978 Genre = English folk music Length = 44:13 Label = Dingles Records Producer = David Foister Reviews = This album = To See the Play (1978)… … Wikipedia
Play-by-play — Play by play, in broadcasting, is a North American term and means the reporting of a sporting event with a voiceover describing the details of the action of the game in progress. In North America, in many sports, the play by play person is… … Wikipedia
Play-Doh — Type Modelling clay Inventor Joseph McVicker Bill Rhodenbaugh Company Rainbow Crafts (former) … Wikipedia
Play (Moby album) — Play Studio album by Moby Released May 17, 1999 Recor … Wikipedia
The Cherry Orchard — (Вишнëвый сад or Vishniovy sad in Russian) is Russian playwright Anton Chekhov s last play. It premiered at the Moscow Art Theatre 17 January 1904 in a production directed by Constantin Stanislavski. Chekhov intended this play as a comedy and it… … Wikipedia
Play therapy — is generally employed with children ages 3 to 11, play provides a way for children to express their experiences and feelings through a natural, self guided, self healing process. As children’s experiences and knowledges are often communicated… … Wikipedia
Play (activity) — Play is a rite and a quality of mind in engaging with one s worldview. Play may consist of amusing, pretend or imaginary interpersonal and intrapersonal interactions or interplay. The rites of play are evident throughout nature and are perceived… … Wikipedia
Play (play) — Play is a one act play by Samuel Beckett. It was written between 1962 and 1963 and first produced in German as Spiel on 14 June 1963 at the Ulmer Theatre in Ulm Donau, Germany, directed by Deryk Mendel, with Nancy Illig (W1), Sigfrid Pfeiffer… … Wikipedia