-
1 circus
-
2 forum
-
3 piazza
n. piazza (in Italiaans: plein); ruim; balkon[ pie▪ætsə] -
4 plaza
-
5 square
adj. recht; rechthoekig; quitte; eerlijk; vierkant; loodrecht--------adv. vierkant, kwadraat; rechthoekig; eerlijk, openhartig--------n. vierkant; plein; kwadraat; recht; quitte; eerlijk--------v. vierkant maken; kanten; in het kwadraat verheffen; vierkant brassen; vereffenen; in het reine brengen; overhalen, omkopen; trotseren, onder ogen ziensquare1[ skweə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vierkant4 teken/winkelhaak8 oefenplein/terrein♦voorbeelden:¶ be/go back to square one • van voren af aan/opnieuw moeten beginnen→ magic magic/————————square2〈 squareness〉 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉3 eerlijk ⇒ fair; open(hartig) 〈 antwoord, bijvoorbeeld〉; regelrecht, vierkant 〈 weigering, bijvoorbeeld〉♦voorbeelden:a square chin • een vierkante kinone square metre • één vierkante meterthree metres square • drie meter in het vierkantsquare to • recht(hoekig) opmeet (with) a square refusal • nul op het rekest krijgenget a square deal • eerlijk behandeld wordengive someone a square deal • iemand eerlijk/royaal behandelenbe square with someone • eerlijk zijn tegen/met iemanda square peg (in a round hole) • de verkeerde persoon (voor iets)II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 in orde♦voorbeelden:¶ be square with • effen/quitte zijn/staan met; op gelijke hoogte/voet staan metcall it all square • beschouw het als vereffend; we zijn/staan quitte, okay?————————square31 overeenstemmen ⇒ kloppen, stroken♦voorbeelden:1 square to • aansluiten/passen bij→ square up square up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 van een vierkant/vierkanten voorzien6 in orde brengen ⇒ regelen, vereffenen♦voorbeelden:5 square to/with • doen aansluiten bij, in overeenstemming brengen metsquare up one's debts • zijn schuld voldoen→ square away square away/————————square4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:square to • vlak/pal tegenover→ fair fair/ -
6 Piccadilly Circus
-
7 an alley off the square
-
8 concourse
n. promenade; samenkomst[ kongko:s]1 menigte ⇒ toeloop, massa2 samenkomst/loop ⇒ bijeenkomst, toevloed♦voorbeelden: -
9 courtyard
n. "Courtyard", (binnenhof), internationaal keten van hotels (in bezit van bedrijf "Marriott")courtyard1 binnenhof ⇒ binnenplaats, plein -
10 garden
n. tuin--------v. tuinierengarden1[ ga:dn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 the garden of Eden • de hof van Eden, het Aards Paradijs————————garden2〈 werkwoord〉 -
11 off
adj. gesloten; afgezegd; aan de kant (weg); vrij (vrije dag); aan de rechterkant van de weg--------adv. verder; weg; af--------interj. verder!--------n. dicht--------prep. van; opoff1[ of] 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉2 minder (goed) ⇒ slecht(er), teleurstellend♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉♦voorbeelden:4 off chance • kleine/geringe kans4 van de baan ⇒ afgelast, uitgesteld5 weg ⇒ vertrokken, gestart6 uit(geschakeld) ⇒ buiten werking, niet aan♦voorbeelden:this sausage is off • dit worstje is bedorven3 a bit off • niet in de haak, niet zoals het hoort5 be/get off to a good/bad start • goed/slecht beginnen(be) off with you • maak dat je wegkomt6 the water is off • het water is afgesloten/niet aangesloten————————off2〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈 verwijdering of afstand in ruimte of tijd〉 verwijderd ⇒ weg, (er)af, ver, hiervandaan; 〈 dramaturgie〉 achter de coulissen2 〈 einde, voltooiing of onderbreking〉af ⇒ uit, helemaal, ten einde♦voorbeelden:chase the dog off • de hond wegjagenrun a few pounds off • er een paar pondjes afrennensend off a letter • een brief versturenfar off in the mountains • ver weg in de bergenoff with his head • maak hem een kopje kleineroff with it • weg ermeeoff with you • maak dat je wegkomtkill off • uitroeienturn off the radio • zet de radio af3 5% off • met 5% korting¶ off and on • af en toe, nu en danbe well/badly off • rijk/arm zijn————————off3〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting met betrekking tot een beweging; ook figuurlijk〉 van ⇒ van af, vandaan, verwijderd van2 〈 bron〉op ⇒ van, met, uit4 〈ligging met betrekking tot een plaats; ook figuurlijk〉van … af ⇒ naast, opzij van, uit♦voorbeelden:she fell off the chair • zij viel van de stoeltake your hands off me • hou je handen thuisit bounced off the wall • het ketste van de muur terugI bought it off a gypsy • ik heb het van een zigeuner gekochtI got this information off John • ik heb deze informatie van John gekregenlive off the land • van het land leven3 off duty • vrij (van dienst), buiten dienstI've gone off fish • ik lust geen vis meera house off the road • een huis opzij van de wegan alley off the square • een steegje dat op het plein uitkomta year or two off sixty • een jaar of wat onder de zestig -
12 place
n. plaats; plaats (in maatschappij, werk etc.); taak--------v. plaatsen; neerzetten; aanstellen; thuisbrengenplace1[ plees]4 stand ⇒ rang, positie♦voorbeelden:come round to my place some time • kom eens (bij mij) langs〈 spreekwoord〉 there's no place like home • zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens2 place of worship • kerk, kapel4 know one's place • zijn plaats kennen/weten♦voorbeelden:fall into place • duidelijk zijnlay/set a place for someone • voor iemand dekken〈 figuurlijk〉 put/keep someone in his (proper) place • iemand op zijn plaats zetten/houdentake your places • neem uw plaatsen inin places • hier en daar————————place2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:place an order for goods • goederen bestellenplace a telephone-call • een telefoongesprek aanvragen -
13 quadrangle
n. vierkant; vierhoek; binnenplaats[ kwodrænggl] -
14 radiate
v. stralen, schijnen; uitstralen[ reedie▪eet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
15 streets radiating from a square
streets radiating from a square -
16 France Square
Frankrijk Plein (in Jeruzalem) -
17 Red Square
Rode Plein (moskou) -
18 agora
n. (in het Oude Griekenland) politieke vergadering; marktplein of publiek plein gebruikt voor openbare vergaderingen -
19 parvis
n. gesloten plein (in kerk) -
20 plottage
n. oppervlakte van het plein
См. также в других словарях:
plein — plein, pleine [ plɛ̃, plɛn ] adj. et n. m. • 1080; lat. plenus I ♦ (Sens fort) A ♦ Qui contient toute la quantité possible. 1 ♦ (Choses) Une boîte pleine, presque pleine. ⇒ 1. rempli. La boîte n est pas pleine. Verre plein à ras bord. Valise trop … Encyclopédie Universelle
plein — plein, eine 1. (plin, plè n ) adj. 1° Qui contient tout ce qu il est capable de contenir, par opposition à vide. Une bouteille pleine de vin. • Que Rohaut vainement sèche pour concevoir Comment, tout étant plein, tout a pu se mouvoir, BOILEAU … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
plein — PLEIN, [pl]eine. adj. Qui contient tout ce qu il est capable de contenir. Il est opposé à Vuide. Un muid plein de vin. une bouteille pleine. un verre plein. un vase plein. cela est si plein qu il n y peut rien tenir davantage. cela n est pas… … Dictionnaire de l'Académie française
plein- — ⇒PLEIN , PLEINE , élém. de compos. Élém. entrant dans la constr. de subst. et ayant les valeurs de «totalité, maximum, intensité» de l adj.; le 2e élém. est un subst.; les mots constr. sont des subst., gén. masc. V. plein( )air, plein( )cintre,… … Encyclopédie Universelle
plein — Plein, m. monosyllab. Signifie rempli, non pas à comble, ains à capacité ou mesure, Iusta plenitudine refertus, Il vient du mot Latin Plenus. Pleine, f. penac. Plena, referta, voyez Plein. Plein de grande bonté, prouësse, chevallerie, preud… … Thresor de la langue françoyse
plein — plein·air·ism; plein·air·ist; plein; terre·plein; plein·air·isme; plein·air·iste; … English syllables
Plein — Plein, a. [OF. & F., fr. L. plenus.] Full; complete. [Obs.] Plein remission. Chaucer. {Plein ly}, adv. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Plein de — ● Plein de une très grande quantité de : Il y avait plein de monde. J ai trouvé plein de champignons … Encyclopédie Universelle
plein — terre plein trop plein … Dictionnaire des rimes
Plein — Plein, a. Plan. [Obs.] Chaucer. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Plein — Plein, v. i. & t. To complain. See {Plain}. [Obs.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English