-
1 hangs around
lummelen, wachten -
2 lollop
v. op vreemde manier lopen met een springende beweging; rondhangen, lummelen[ lolləp] 〈 informeel〉 -
3 muck about
niksen, lummelen; klierenmuck about, muck around♦voorbeelden:2 stop mucking about! • hou op met klieren!muck about with • knoeien metII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 pesten -
4 bum about
-
5 bum
adj. waardeloos--------n. bedelaar; iemand die niets uitvoert; achterwerk--------v. rondhangen, lummelenbum13 (kloot)zak ⇒ mislukkeling, nietsnut————————bum2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 slang〉1 waardeloos ⇒ rottig, klote-♦voorbeelden:I've got a bum leg • ik sukkel met mijn ene poot————————bum33 liften♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bietsen ⇒ bedelen, aftroggelen -
6 dally
v. stoeien, rondlummelen; beuzelen, talmen; spelen met een idee[ dælie] 〈 dallied〉1 lanterfanten ⇒ (rond)lummelen, klungelen♦voorbeelden:dally with someone's affections • met iemand flirten -
7 fiddle
n. viool, vedel, fiedel; knoeierij, zwendel, zwendeltje (slang)--------v. vioolspelen (platte taal): tijd verspillen; bezig zijn met nonsens; bedriegen, oplichtenfiddle1[ fidl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ fit fit/————————fiddle22 lummelen♦voorbeelden:3 fiddle with • morrelen aan, spelen metthe lock had been fiddled with • er was aan het slot geknoeidII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
8 fool
n. gek, dwaas; clown, gekkemaker--------v. in de maling nemen; iemand beet nemen; malen; van woordspeling gebruik makenfool1[ foe:l]1 dwaas ⇒ gek, zot(skap), stommeling♦voorbeelden:make a fool of oneself • zich (dwaas) aanstellenmake a fool of someone • iemand voor de gek houdenbe fool enough to • zo dwaas zijn om tebe a fool for one's pains • stank voor dank krijgenbe a fool for • gek zijn ophe's nobody's/no fool • hij is niet van gisterenbe enough of a fool to • zo gek zijn om te〈 spreekwoord〉 fools rush in where angels fear to tread • de meester in zijn wijsheid gist, de leerling in zijn waan beslist; 〈 ongeveer〉 de ekster wil zingen tegen de nachtegaal1 dessert van stijf geklopte room, ei, suiker en vruchten————————fool2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉————————fool31 gek doen♦voorbeelden:2 fool about/around • rondlummelen, aanrommelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 fuck off
-
10 laze about/around
laze about/aroundaanklooien, rondklooien/lummelen -
11 laze
n. lanterfanteren, verlummelen--------v. luierenlaze1————————laze2〈 informeel〉♦voorbeelden:1 laze about/around • aanklooien, rondklooien/lummelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 lazy
-
13 loaf about
-
14 loaf
n. brood; krop (sla enz.); hoofd, hersens--------v. lummelen[ loof] 〈meervoud: loaves〉1 brood♦voorbeelden: -
15 loll
v. lui liggen, leunen, hangen; slapzijn; uitsteken (tong)[ lol]1 (rond)hangen ⇒ lummelen, leunen♦voorbeelden: -
16 poke
n. por; steek; stomp--------v. tevoorschijn komen, uitsteken; zoeken, rondneuzen; porren, prikken, stotenpoke1[ pook] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 por ⇒ prik, duw————————poke23 〈+about/Amerikaans-Engels voornamelijk around〉 zoeken ⇒ snuffelen, (rond)neuzen; 〈 in het bijzonder〉 zich bemoeien met iets1 porren ⇒ prikken, stoten♦voorbeelden:poke a hole in something • ergens een gat in makenpoke one's nose into something • zijn neus ergens insteken -
17 stooge
n. aangever; handlanger, helper; werktuig, stromanstooge1[ stoe:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 knechtje ⇒ slaafje, duvelstoejager3 stroman————————stooge2〈 werkwoord〉2 〈+about/around〉rondhangen/lummelen -
18 dilly dally
v. (Slang) teuten, treuzelen, lummelen; uitstellen, tijd verdoen; -
19 dillydally
v. (Slang) teuten, treuzelen, lummelen; uitstellen, tijd verdoen -
20 loafing
n. het lummelen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский