-
61 itself
pron. zichzelf; van zichzelf[ itself]2 zelf♦voorbeelden:the cat came to and was soon itself again • de kat kwam weer bij en was snel weer de oudeby itself • alleen, op eigen krachtin itself • op zichzelf -
62 lapse
n. vergissing; struikeling; eruit geflapt; uitwijking; tijdperk; kwijnen, langzaam achteruit gaan; verlopen--------v. achteruit gaan; afzakken; zinken; aflopen; verlopen; verdwijnen; wegkwijnenlapse1[ læps] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kleine vergissing ⇒ abuis, fout(je)2 misstap ⇒ (af)dwaling, vergrijp————————lapse2〈 werkwoord〉1 aflaten ⇒ verslappen, versagen2 (gaandeweg) verdwijnen ⇒ achteruitgaan, afnemen3 vervallen ⇒ terugvallen, afglijden♦voorbeelden: -
63 look
n. blik; uitdrukking; gezicht; voorkomen; rol; uiterlijk--------v. kijken; lijken, er uit zien; zoeken; zienlook1[ loek]4 mode5 uitzicht♦voorbeelden:by the look(s) of it/things • zo te zienII 〈 meervoud〉♦voorbeelden:————————look21 kijken ⇒ (proberen te) zien, aandachtig/zoekend kijken2 uitkijken ⇒ uitzien, liggen♦voorbeelden:look about/around • om zich heen kijken, rondkijkenlook on • toekijkenlook at • kijken naar, in ogenschouw nemen; beschouwen, onderzoekento look at him … • naar zijn uiterlijk te oordelen …not look at • niet in overweging nemen, niets willen weten vanlook beyond • verder kijken danlook down the road • de weg af kijken2 look onto/towards • uitzien/uitkijken oplook to the south • op het zuiden liggen¶ look you! • kijk!look down (up)on • neerkijken oplook forward to • tegemoet zien, verlangen naarlook here! • kijk eens (even hier)!, luister eens!look in on someone • bij iemand langskomen/aanlopenlook after • passen op, zich bekommeren om; toezien oplook after oneself, look after one's own interests • voor zichzelf zorgenlook for • zoeken (naar)look for trouble • om moeilijkheden vragenlook (up)on someone as • iemand beschouwen als/houden voor→ look back look back/, look out look out/, look round look round/, look through look through/, look to look to/, look up look up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zijn blik richten op ⇒ kijken (naar), zien4 zorgen♦voorbeelden:look someone down • iemand de ogen doen neerslaanlook what you've done • kijk nou (eens) wat je gedaan hebtlook who's here! • kijk eens wie daar aankomt/wie hebben we hier!he isn't looking himself today • hij is niet geheel zichzelf vandaag4 look that … • ervoor zorgen dat …1 lijken (te zijn) ⇒ uitzien, de indruk wekken te zijn♦voorbeelden:look interesting/promising • er interessant/veelbelovend uitzienlook ill/well • er slecht/goed uitzienlook like • eruitzien als, lijken opthis looks to me like an exit • volgens mij is dit een uitgangit looks like snow • er is sneeuw op komsthe looks as if he has a hangover • hij ziet eruit alsof hij een kater heeft -
64 maybe
adv. misschien[ meebie]♦voorbeelden: -
65 mine
n. mijn; goudmijn; rijke bron (v. informatie)--------pron. mijn--------v. afbreken; (af)graven; mijnen leggenmine1[ majn] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————mine2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————mine3♦voorbeelden: -
66 nail
n. spijker; nagel; nail (lengtemaat van vroeger)--------v. spijkeren; nagelen; vangen (van een crimineel enz.); openbaar betrappennail1[ neel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 nagel2 spijker♦voorbeelden:pay on the nail • contant betalen————————nail2〈 werkwoord〉2 vastnagelen ⇒ vastleggen/zetten♦voorbeelden:he nailed the source of the rumours • hij wist te achterhalen wie de geruchten had verspreid -
67 novelty
n. nieuwigheidje, (modieus) nieuwtje; nieuws, iets onbekends[ novltie] 〈meervoud: novelties〉2 nieuwigheid ⇒ nieuws, iets onbekends♦voorbeelden:2 the novelty soon wore off • het nieuwe/vreemde was er al gauw afthat was no novelty to me • dat was niets nieuws voor mij -
68 persona
-
69 poss
1 mogelijk♦voorbeelden: -
70 reckon
v. rekenen (op), afgaan (op)[ rekkən]♦voorbeelden:3 if you do that you'll have to reckon with me • als je dat doet, krijg je het met mij aan de stokII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 meerekenen ⇒ meetellen, rekening houden met3 beschouwen ⇒ aanzien (voor), houden (voor)♦voorbeelden:1 have you reckoned it all up? • heb je het allemaal opgeteld?2 ten guests, not reckoning the children • tien gasten, de kinderen niet meegerekend -
71 saturate
v. verzadigen, drenken; platgooien met bommen[ sætsjəreet]♦voorbeelden:2 the computer market will soon be saturated • de afzetmarkt voor computers zal weldra verzadigd zijna saturated solution of sugar • een verzadigde suikeroplossing -
72 sew
v. naaien; binden2 innaaien♦voorbeelden:sew down the lapels • de revers vastzetten→ sew up sew up/ -
73 sewn
-
74 showing
n. vertoning, voorstelling[ sjooing]1 vertoning ⇒ voorstelling, voorkomen, figuur♦voorbeelden:on your own showing, something must be done soon • zoals je zelf al aangeeft, er moet gauw iets gebeurenon present showing • zoals de zaak er nu voor blijkt te staan -
75 sow
n. vrouwtjesvarken, zeug--------v. zaaien; bezaaiensow1[ sau] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zeug————————sow22 zaaien ⇒ (be)planten, poten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
76 spend
v. over de balk gooien, uitgeven; besteden, doorbrengen; uitputtenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitgeven ⇒ spenderen, besteden♦voorbeelden:spend oneself in friendly words • zich uitputten in vriendelijke woorden -
77 straighten out
-
78 take
n. vangst; ontvangst, recette (van schouwburg); opname (v. film)--------v. nemen; pakken; brengen; begrijpen, snappentake1[ teek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vangst————————take21 pakken ⇒ aanslaan, wortel schieten2 effect sorteren ⇒ inslaan, slagen4 worden♦voorbeelden:4 he took cold/ill • hij werd verkouden/ziekI took against him at first sight • ik vond hem al direct niet aardig→ take away take away/, take off take off/, take on take on/, take over take over/, take to take to/, take up take up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nemen ⇒ grijpen, (beet)pakken4 nemen ⇒ zich verschaffen, gebruiken5 vergen ⇒ vereisen, in beslag nemen8 krijgen ⇒ vatten, voelen9 opnemen ⇒ noteren, meten11 aanvaarden ⇒ accepteren, incasseren♦voorbeelden:he took me unawares • hij verraste mijtake a degree • een graad/titel behalenthis seat is taken • deze stoel is bezetdo you take sugar in your tea? • gebruikt u suiker in de thee?we take the Times • we zijn geabonneerd op de Timesthe man took her by force • de man nam haar met geweldtake five/ten • even pauzeren/rustenhave what it takes • aan de eisen voldoentake about • rondleidentake someone around • iemand rondleidentake someone aside • iemand apart nemenit took her mind off things • het bezorgde haar wat afleidingtake five from twelve • trek vijf van twaalf aftake fire • vlamvattentake it into one's head • het in zijn hoofd krijgentake it easy! • kalm aan!, maak je niet druk!take for granted • als vanzelfsprekend aannementake as read • voor gelezen houdenI take it that he'll be back soon • ik neem aan dat hij gauw terugkomthow am I to take that? • hoe moet ik dat opvatten?take it badly • het zich erg aantrekkentake it well • iets goed opvattenwhat do you take me for? • waar zie je me voor aan?take sides • partij kiezenyou may take it from me • je kunt van mij aannemenI can take it • ik kan het wel hebbenyou (can) take it from there • daar neem jij het wel (weer) over, verder kun je het wel alleen aantake a decision • een besluit nementake an exam • een examen afleggentake notes • aantekeningen makentake a trip • een reisje makenshe took a long time over it • zij deed er lang overtake it or leave it • graag of nietshe took it lying down • zij verzette zich niettake aback • verrassen, van zijn stuk brengen, overdonderenshe was rather taken by/with it • zij was er nogal mee in haar schiktake it (up)on oneself • het op zich nemen, het wagen, zich aanmatigen -
79 up
adj. wakker; staand--------adv. boven--------n. helling, opgang; stijging--------v. (plotseling) de hoogte in jagen, verhogenup1♦voorbeelden:¶ ups and downs • wisselvalligheden, voor- en tegenspoed〈 informeel〉 on the up-and-up • 〈 voornamelijk Brits-Engels〉gestaag stijgend/vooruitgaand; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉eerlijk, openhartig————————up21 omhoog- ⇒ op-, opgaand♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 (om)hoog ⇒ hoger(geplaatst), op, rechtstaand2 op ⇒ uit bed, wakker5 gestegen9 om ⇒ op, voorbij♦voorbeelden:that matter is up for discussion • die zaak is voor discussie vatbaar9 time's up • de/je tijd is om/verstreken10 be well up in/on • veel afweten van, goed op de hoogte zijn vanI'm not up on this subject • ik weet geen snars van dit onderwerp af¶ what's up? • wat gebeurt er (hier)?up and about/around • weer op de been, (druk) in de weer♦voorbeelden:1 the road up • de weg omhoog/naar boven————————up3〈 upped〉♦voorbeelden:1 she upped and left • zij vertrok plotseling/zomaar1 (plotseling) de hoogte in jagen ⇒ verhogen, (abrupt) doen stijgen♦voorbeelden:————————up4[ up] 〈bijwoord; vaak predicatief〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉 omhoog ⇒ op, naar boven, sterker, hoger, meer, verder 〈enz.〉, op-, uit-2 te voorschijn ⇒ zichtbaar, voor, uit-, over-4 〈 plaats of richting〉in/naar ⇒ 〈 Brits-Engels in het bijzonder〉 in/naar de universiteit(sstad)/Londen♦voorbeelden:hands up! • handen omhoog!face up • met de bovenkant omhoogup the republic • leve de republiekcome up for air • aan de oppervlakte komen om lucht te happenhelp her up • help haar opstaanlive up in the hills • boven in de bergen wonenpuffed up • opgeblazensail up against the wind • tegen de wind in zeilenshe tore up the flowers • ze rukte de bloemen uit de grondturn up the music • zet de muziek harderhe went up north • hij ging naar het noordenup and down • op en neer, heen en weerup through history • door heel de geschiedenis heenup till/to now • tot nu toeup to and including • tot en metsums of up to sixty pounds • bedragen tot zestig pondfrom £4 up • vanaf vier pondfrom then on up • van dan af aanchildren from six years up • kinderen van zes jaar en ouderown up • bekennenit will turn up • het zal wel aan het licht komendrink up • drink je glas uitall sold up • helemaal uitverkochtup and down • overalI don't feel up to it • ik voel er mij niet toe in staat————————up5〈 voorzetsel〉1 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ boven in/op, omhoog♦voorbeelden:up the coast to Edinburgh • langs de kust omhoog naar Edinburghit's up the coast from here • het is hier vandaan verder langs de kustup (the) river • stroomopwaartsup the stairs • de trap opup the street • verderop in de straatup the valley • (verder) het dal in¶ up and down the country • door/in het gehele land→ yours yours/ -
80 win
n. overwinning, succes--------v. winnen, de overwinning behalen; bereiken; slagen; behalen; overreden; het hart verkopenwin1————————win21 zegevieren ⇒ de overwinning behalen, (het) winnen♦voorbeelden:win out/through • zich erdoorheen slaan, het (uiteindelijk) winnenwin at cards • bij het kaarten winnenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verkrijgen ⇒ verwerven, behalen 〈 zege, roem, eer〉; winnen 〈 vriendschap, vertrouwen〉; ontginnen 〈 mijn, ader〉; winnen 〈 erts, olie〉♦voorbeelden:win back • terugwinnenshe soon won her audience over • zij veroverde al spoedig de harten van haar toehoorderswin someone over • iemand overhalenwin someone over to something • iemand voor iets winnen
См. также в других словарях:
soon — W1S1 [su:n] adv comparative sooner superlative soonest [: Old English; Origin: sona immediately ] 1.) in a short time from now, or a short time after something else happens ▪ It will be dark soon. ▪ David arrived sooner than I expected. soon… … Dictionary of contemporary English
Soon — (s[=oo]n), adv. [OE. sone, AS. s[=o]na; cf. OFries. s[=o]n, OS. s[=a]na, s[=a]no, OHG. s[=a]r, Goth. suns.] 1. In a short time; shortly after any time specified or supposed; as, soon after sunrise. Sooner said than done. Old Proverb. As soon as… … The Collaborative International Dictionary of English
Soon at — Soon Soon (s[=oo]n), adv. [OE. sone, AS. s[=o]na; cf. OFries. s[=o]n, OS. s[=a]na, s[=a]no, OHG. s[=a]r, Goth. suns.] 1. In a short time; shortly after any time specified or supposed; as, soon after sunrise. Sooner said than done. Old Proverb. As … The Collaborative International Dictionary of English
soon — [ sun ] adverb *** 1. ) within a short time from now: If we don t leave soon, we re going to miss our bus. Mom called and said she d be home soon. pretty soon: If he doesn t show up pretty soon, I m leaving. a ) after a short amount of time: soon … Usage of the words and phrases in modern English
Soon — may refer to: *Soon, something in the near future * Soon (song), song by George and Ira Gershwin from their 1927 musical Strike Up the Band * Soon , song by LeAnn Rimes from her 2001 album I Need You * Soon , a song by My Bloody Valentine from… … Wikipedia
soon — [so͞on] adv. [ME sone < OE sona, at once, akin to OHG sān, Goth suns] 1. in a short time (after a time specified or understood); shortly; before long [will soon be there] 2. promptly; quickly [as soon as possible] 3. ahead of time; early [we… … English World dictionary
Soon — Soon, a. Speedy; quick. [Obs.] Shak. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
SOON — Allgemeine Informationen … Deutsch Wikipedia
soon — O.E. sona at once, immediately, from W.Gmc. *sæno (Cf. O.Fris. son, O.S. sana, O.H.G. san, Goth. suns soon ). Sense shifted early Middle English to within a short time through human nature (Cf. anon). American English. Sooner for Oklahoma native… … Etymology dictionary
soon — ► ADVERB 1) in or after a short time. 2) early. 3) used to indicate a preference: I d just as soon Tim did it. ● no sooner than Cf. ↑no sooner than ● sooner or later Cf. ↑ … English terms dictionary
soon at — (Shakespeare) About • • • Main Entry: ↑soon … Useful english dictionary