-
1 calculus of probabilities
-
2 calculus of functions
Berekenen van functies -
3 to calculate
berekenencalculerendoorrekenenrekenenuitrekenen -
4 to compute
berekenencalculerenrekenenuitrekenen -
5 annualize
v. berekenen of aanpassen van getallen voor een heel jaar; een waarde schatten zodat het een verwacht of totaal bedrag voor een geheel jaar weergeeft, op jaarbasis berekenen; berekend zijn voor een jaar (ook "annualise")[ ænjoeəlajz] 〈 geldwezen〉 -
6 tally
-
7 average
adj. gemiddeld; gewoon--------n. gemiddelde--------v. gemiddelde zijnaverage1[ ævridzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:his performance does not exceed the average • zijn prestatie stijgt niet boven de middelmaat uitabove (the) average • boven het gemiddeldebelow (the) average • onder het gemiddelde¶ on (the) average • gemiddeld, doorgaans→ law law/————————average21 gemiddeld ⇒ midden-, doorsnee-♦voorbeelden:this month's average temperature • de gemiddelde temperatuur van deze maandaverage man • de gewone man————————average3→ average out average out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 het gemiddelde berekenen van ⇒ het gemiddelde schatten/nemen van♦voorbeelden:3 average a loss/profits • een verlies/winst evenredig verdelen→ average out average out/ -
8 calculate
v. berekenen; schatten; plannen; geloven; overschatten[ kælkjoeleet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 compute
-
10 determine
v. beslissen, besluiten, vaststellen[ dittə:min]3 doen besluiten ⇒ drijven/brengen tot♦voorbeelden: -
11 figure out
nadenken; begrijpenfigure out1 berekenen ⇒ becijferen, uitwerken♦voorbeelden:figure out a problem • een probleem oplossen -
12 miscalculate
v. zich misrekenen, verkeerd schatten, onjuist berekenenmiscalculate〈zelfstandig naamwoord: miscalculation〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
13 work out
werken; afmaken; berekenen; ontwikkelenwork out1 zich ontwikkelen ⇒ verlopen, (gunstig) uitvallen♦voorbeelden:¶ work out at/to • uitkomen op, bedragenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 uitrekenen/werken ⇒ berekenen, uitzoeken♦voorbeelden: -
14 annualise
v. berekenen of aanpassen van getallen voor een heel jaar; een waarde schatten zodat het een verwacht of totaal bedrag voor een geheel jaar weergeeft, op jaarbasis berekenen; berekend zijn voor een jaar (ook "annualize") -
15 reestimate
v. opnieuw berekenen, opnieuw evalueren, opnieuw schatten; opnieuw beoordelen, bij benadering de grootte, waarde of het cijfer van iets opnieuw berekenen -
16 algorithm
n. algorithme; manier van berekenen; een aantal nauwkeurig omschreven regels voor het oplossen van een probleem op een efficiente manier (in computers)[ ælgəriðm] 〈bijvoeglijk naamwoord: algorithmic〉 -
17 average out
average out〈 informeel〉♦voorbeelden:1 the profits averaged out at fifty pounds a day • de winst kwam gemiddeld neer op vijftig pond per dagII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 if we average out your income over three years at seven thousand pounds • als we uw inkomen over drie jaar op gemiddeld zevenduizend pond schatten -
18 cast up
-
19 cipher out
cipher outberekenen, uitrekenen -
20 cipher
n. cijfer (ook 0); code--------v. in code schrijven; ontcijferen[ sajfə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 cijfer6 code ⇒ geheimschrift, cijferschrift♦voorbeelden:6 what's today's cipher? • welke code hebben we vandaag?the message was in cipher • de boodschap was in geheimschrift————————〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 cipher out • berekenen, uitrekenen
См. также в других словарях:
Schiff — 1. Alle Schiffe sind gut, so lange sie auf der Werft liegen. Die Russen: So lange das Schiff auf der Werft ist, lobt es der Narr, wenn es vom Stapel lief, lobt es der Weise. (Altmann VI, 440.) 2. An Schiffen und Frauen ist immer was zu flicken. 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon