-
1 to spoil
verspillen -
2 to waste
verspillen -
3 waste
adj. overbodig, overtollig, niet uitgebuit; afvals-; verlaten; geruïneerd; woest; vervallen--------n. verkwisting; uitbuiting; verlies; vernieling; vernietiging; wildernis; woestijn; afval; bijprodukten van afval; riool (water)--------v. verkwisten, uitbuiten; ruïneren; beschadigen; uitdunnen; vergaan; vernietigd worden; likwideren; vermoorden (slang)waste1[ weest] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 afval(product) ⇒ puin, vuilnis♦voorbeelden:3 go to waste, run to waste • verloren gaan, verspild worden————————waste21 woest ⇒ braak(liggend), verlaten♦voorbeelden:lay waste • verwoestenlie waste • braak liggen————————waste3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:waste time on something • tijd verspillen aan iets -
4 dissipate
v. uit elkaar drijven, uit elkaar gaan; verbannen, verdrijven[ dissippeet]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verdrijven ⇒ verjagen, doen verdwijnen♦voorbeelden: -
5 splurge
n. drukte, een vertoning geven--------v. drukte/vertoon maken; geld verspillensplurge1[ splə:dzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————splurge21 (geld) verspillen/verkwisten ⇒ zich te buiten gaan♦voorbeelden: -
6 squander
-
7 trifle away
-
8 waste one's breath
-
9 blue
adj. blauw; verdrietig (slang)--------n. blauw--------v. blauw kleuren; geld verspillenblue1[ bloe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 blauw5 lid/kleur van een conservatieve politieke partij ⇒ 〈 Brits-Engels〉 Tory, conservatief6 〈 Brits-Engels〉student(e) die universiteit vertegenwoordigt in sportwedstrijden tussen Oxford en Cambridge♦voorbeelden:3 into the blue • naar/in het onbekende, in de ruimteout of the blue • plotseling, als een donderslag bij heldere hemel¶ get/win one's blue • gekozen worden als vertegenwoordiger (van Oxford of Cambridge) in sportwedstrijden————————blue2〈bijvoeglijk naamwoord; bluer; blueness〉2 gedeprimeerd ⇒ triest, somber♦voorbeelden:blue blooded • van adellijke afkomstblue cheese • schimmelkaasblue-collar workers • handarbeidersblue helmet • blauwhelmblue with cold • blauw van de kouthings are looking blue • de zaken staan er slecht voor4 blue film/movie • pornofilm, seksfilmwait till one is blue in the face • wachten tot je een ons weegtonce in a blue moon • (hoogst) zelden, zelden of nooitcry/scream/shout blue murder • moord en brand schreeuwen————————blue3〈 werkwoord〉1 blauw kleuren/maken -
10 breath
n. adem; zuchtje wind; hint; beetje[ breθ]1 adem(haling/tocht) ⇒ lucht, het ademen3 vleugje ⇒ zweempje, spoor♦voorbeelden:in the next breath • direct daarnawith bated breath • met ingehouden ademdraw/take breath • inademen, ademhalenget one's breath (back) (again) • weer op adem komenhave no breath left • buiten adem zijnsave your breath • houd je mond maartake a deep breath • diep ademhalenin one breath • in één ademout of breath • buiten adem2 get a breath of (fresh) air • een luchtje scheppen, een frisse neus halentake one's breath away • perplex doen staanwaste one's breath • woorden verspillenunder one's breath • fluisterend -
11 consume
v. eten; vergaan; gebruiken, verbruiken[ kənsjoe:m]1 consumeren ⇒ nuttigen, verorberen3 verteren ⇒ wegvreten, verwoesten♦voorbeelden:consuming passion • verterende hartstochtconsumed by/with hate • verteerd door haat -
12 dissipate one's energy
-
13 fiddle
n. viool, vedel, fiedel; knoeierij, zwendel, zwendeltje (slang)--------v. vioolspelen (platte taal): tijd verspillen; bezig zijn met nonsens; bedriegen, oplichtenfiddle1[ fidl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:→ fit fit/————————fiddle22 lummelen♦voorbeelden:3 fiddle with • morrelen aan, spelen metthe lock had been fiddled with • er was aan het slot geknoeidII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
14 fritter away
fritter away -
15 fritter
-
16 kill
n. (het) doden; jacht; prooi; (computers-internet) een bevel dat op een nickserv niemand met dezelfde naam toelaat--------v. doden, vermoorden, vernielen; buiten werking stellen; verspillen; verijdelen; (in computers) een bevel annuleren, een bepaalde werking stoppen, één van meerdere aktiviteiten opheffenkill1[ kil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buit ⇒ vangst, (gedode) prooi♦voorbeelden:¶ be in at the kill • erbij zijn als de vos gedood wordt; 〈 figuurlijk〉 er (op het cruciale moment) bij zijn————————kill2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 kill with kindness • doodknuffelen, met (overdreven) vriendelijkheid overstelpen〈informeel; figuurlijk〉 kill oneself laughing/with laughter • zich een ongeluk/bult lachenkill off • afmaken, uit de weg ruimen, uitroeienbe killed • om het leven komen¶ dressed to kill • schitterend uitgedost zijn, er piekfijn uitzien -
17 lash
n. zweep; zweepslag; zweepeinde; wimper--------v. slaan; zwepen; slaan met een zweep; aanjagen; aanvallen; uitbarsten; vastbinden; verspillen (slang)lash1[ læsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zweepkoord/riem ⇒ zweepeinde3 gebeuk ⇒ het beuken/striemen/kletteren5 wimper♦voorbeelden:————————lash2→ lash out lash out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 lash (oneself/someone) into a fury • (zich/iemand) opzwepen tot woede/woedend maken -
18 lavish
adj. verkwistend; gul; in overvloed aanwezig--------v. verspillen; verspreiden; met gulle hand gevenlavish1[ lævisj] 〈bijvoeglijk naamwoord; lavishness〉1 kwistig ⇒ gul, verkwistend2 overvloedig ⇒ buitensporig, overdadig♦voorbeelden:2 lavish praise • overdadige/kwistige lof————————lavish2〈 werkwoord〉1 kwistig/met gulle hand geven/schenken♦voorbeelden:1 lavish something on someone • iemand overladen/overstelpen met iets -
19 lose no time in (doing something)
English-Dutch dictionary > lose no time in (doing something)
-
20 lose
v. verliezen; kwijt raken; zich afdoen van; niet begrijpen1 verliezen ⇒ verlies lijden, er op achteruit gaan♦voorbeelden:lose out • het afleggenlose out on something • er (geld) bij inschietenlose on the horses • (geld) verliezen bij de paardenrennen1 verliezen ⇒ kwijtraken, niet (meer) hebben, verspelen♦voorbeelden:lose count • de tel kwijtrakenlose one's mind • krankzinnig wordenlose sight of • uit het oog verliezenlose one's temper • boos wordenlose no time in (doing something) • geen tijd verspillen met (iets)lose one's way • de weg kwijtrakenlose oneself in • geheel opgaan inlose to someone • tegen iemand verliezen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
verspillen — ∙ver|spịl|len <sw. V.; hat [Nebenf. von verspilden, verspilten, mniederd. vorspilden, asächs. farspildian, urspr. = in Stücke spalten, zertrümmern, verw. mit ↑spalten]: (nordd.) [Zeit] vergeuden: „Nun setz dich“, sagte der Deichgraf, „damit… … Universal-Lexikon
Spielen — Spielen, verb. regul. act. & neutr. welches im letztern Falle das Hülfswort haben bekommt. Es ist, so wie alle Zeitwörter, eigentlich eine Onomatopöie, welche sowohl den Laut der Stimme, als auch den mit gewissen leichten Bewegungen verbundenen… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Spillen — Spillen, verb. reg. act. welches nur in dem zusammen gesetzten verspillen, zerspillen üblich ist, welches theils unnütze vereinzeln, und dadurch verlieren; theils auch verschwenden bedeutet, S. dasselbe. Es ist in dieser Bedeutung sehr alt, denn… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verquisten — Verquisten, verb. regul. act. welches nur in den gemeinen Sprecharten einiger Gegenden üblich ist, unnütz verderben oder durchbringen, in andern gemeinen Mundarten verquasen, versplittern, verspillen. Daher das Verquisten … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verspilden — * Verspilden, verb. regul. act. unnütz verwenden, verthun, besonders so fern solches in mehrern kleinen Theilen geschiehet; in Nieders. verspillen. Viel Geld verspilden, unnütz in kleinen Posten ausgeben. Oft auch für verschwenden überhaupt.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Verzetteln — Verzêtteln, verb. regul. act. 1. Einzeln und hin und wieder fallen lassen, und dadurch verlustig gehen. Bey dem Einfahren des Getreides wird viel verzettelt. Geld verzetteln, es in einzelnen Stücken verlieren. Heu, Stroh, Körner verzetteln, es im … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Krone — 1. An der Krone erkennt man den Kaiser. – Bertram, 54. 2. Die Krone einer guten Gesinnung ist Demuth. – Burckhardt, 170. 3. Ein Kron durch alle Welt mehr denn ein Batzen geld. – Henisch, 199, 38; Petri, II, 210. Eine Krone (Münze) gilt überall… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Nichts — 1. Als Niet kommt tot iet, dann kennt iet hem selver niet. – Simrock, 7534. Wenn ganz arme Leute plötzlich zu grossem Vermögen gelangen, kennen sie sich selbst nicht mehr. 2. Auss nichts wird nichts vnd bleibt nichts. – Lehmann, II, 32, 68; Petri … Deutsches Sprichwörter-Lexikon