-
41 assembler
assembler [aasãblee]1 in elkaar zetten ⇒ samenvoegen, bijeenbrengen♦voorbeelden:assembler des idées • ideeën met elkaar verenigenil ne parvient plus à assembler les mots • hij kan niet meer samenhangend spreken1 samenkomen ⇒ bijeenkomen, zich verenigen1. v2) verenigen, samenbrengen2. s'assemblerv -
42 cliquetis
-
43 couler
couler [koelee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:couler un pas de danse • een danspas glijdend uitvoerencouler un regard vers qn. • een zijdelingse blik op iemand werpencouler la lessive • de was koken1 glijden ⇒ (binnen)sluipen, indringen♦voorbeelden:¶ se la couler douce • een plezierig leven, zorgeloos bestaan hebben, het ervan nemen1. v1) stromen, vloeien3) lekken, lopen [neus, kaas]4) druipen [kaars]5) zinken [schip]6) verdrinken7) (over)gieten8) storten [cement, beton]10) leiden [leven]11) doorbrengen [tijd]12) kelderen, in de grond boren2. se coulerv -
44 couvert
couvert1 [koever]〈m.〉♦voorbeelden:dresser, mettre le couvert • de tafel dekkenmettre à couvert • veilig stellen, beschermenmettre sa responsabilité à couvert • zich indekkense mettre à couvert • schuilen; zich indekkenà couvert (de qc.) • beschut (tegen), veilig (voor iets)sous (le) couvert de • onder bescherming van; onder de dekmantel, voorwendsel van→ vivre————————couvert2 [koever]♦voorbeelden:1 ciel couvert • betrokken, bewolkte lucht, hemelà mots couverts • in bedekte termenadj1) gedekt, bedekt, overdekt3) gekleed -
45 grille
grille [griej]〈v.〉1 hek♦voorbeelden:pousser la grille • het hek openduwen3 la grille des horaires • het uur-, lesroosterla grille des programmes • het programmaoverzichtla grille des salaires • de loonschaalgrille muette • doorloperf1) hek, traliewerk2) rooster3) vakjes [kruiswoordpuzzel]4) denkschema, interpretatie -
46 groupe
groupe (de sociétés)————————groupe [groep]〈m.〉1 groep ⇒ groepering, ploeg♦voorbeelden:groupe d'entraide • zelfhulpgroepgroupe de mots • woordgroepgroupe pop • popgroepgroupe de pression • pressiegroep, lobbygroupe à (haut) risque • risicogroepgroupe (de sociétés) • concerngroupe témoin • controlegroeptravail en groupe • teamwerkgroupe financier • financieel consortiumgroupe industriel • industrieel concerngroupe parlementaire • kamerfractiegroupe politique • politieke groeperinggroupe scolaire • scholencomplexpar, en groupes • groepsgewijs, in groepjes→ cabinetmgroep, ploeg -
47 irréparable
-
48 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
49 jouer
jouer [zĵoe.ee]2 speculeren (op) ⇒ wedden (op), gokken (op)3 spelen ⇒ doen alsof, toneelspelen5 werken ⇒ in werking zijn, bewegen♦voorbeelden:jouer aux cartes • kaartspelenjouer avec sa santé • met zijn gezondheid spelenjouer sur un mot, sur les mots • een woordspeling makenc'était pour jouer • het was voor de grapjouer sur la bonté de qn. • op iemands goedheid speculerenjouer de malchance • pech hebbenjouer du bâton • de stok hanteren, met de stok slaanjouer du couteau • het mes hanterenjouer du piano • piano spelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spelen♦voorbeelden:jouer le désespoir • doen of men wanhopig isjouer les hôtes • als gastheer, gastvrouw optredenfaire jouer une pièce • een toneelstuk opvoerenjouer les victimes • het slachtoffer uithangenqu'est-ce qu'on joue au Rex? • welke film draait er in de Rex?jouer cent francs sur • honderd frank inzetten op♦voorbeelden:se jouer des difficultés • de moeilijkheden spelenderwijs overwinnence morceau se joue au piano • dit stuk is voor pianov1) spelen2) speculeren, gokken (op)3) toneelspelen, acteren4) bespelen, hanteren5) in werking zijn, bewegen7) inzetten [spel]8) bedriegen -
50 mélanger
mélanger [meelãzĵee]〈 werkwoord〉2 met elkaar verwarren ⇒ overhoop gooien, door elkaar halen♦voorbeelden:mélanger une chose et une autre chose • twee dingen met elkaar verenigen, combineren→ carte1. v2) combineren3) versnijden [wijn]4) kruisen [dieren]2. se mélangerv2) neuken -
51 mer
mer [mer]〈v.〉♦voorbeelden:mer de mots • woordenvloedla mer du Nord • de Noordzeemer de sable • woestijnla mer est basse, haute • het is laag, hoog waterhaute, pleine mer • volle, open zeemettre un bateau à la mer • met een schip zee kiezentenir la mer • op zee varenc'est la mer à boire • dat is onbegonnen werkce n'est pas la mer à boire • het is niet zo vreselijk moeilijkf -
52 ordonnance
ordonnance [ordonnãs]〈v.〉3 ordening ⇒ opstelling, indeling, volgorde♦voorbeelden:ordonnance du repas • (het) verloop van de maaltijdf1) regeling, voorschrift3) ordening -
53 peur
peur [pur]〈v.〉1 angst ⇒ vrees, schrik, bezorgdheid♦voorbeelden:en être quitte pour la peur • met de schrik vrijkomenj'ai eu une de ces peurs! • ik schrok me dood!n'avoir pas peur des mots • de dingen bij de naam noemenêtre (laid) à faire peur • zo lelijk als de nacht zijnfaire peur à qn. • iemand bang makenprendre peur • bang worden, schrikkenavoir plus de peur que de mal • met de schrik vrijkomenfaire plus de peur que de mal • er erger uitzien dan het in werkelijkheid isla peur de qn., qc. • de angst voor iemand, ietsavoir peur de • bang zijn voor, om te 〈+ onbepaalde wijs〉de peur de, par peur de • uit angst voor, bang omavoir peur pour qn. • bezorgd zijn over iemandde peur que • uit vrees datfangst, schrik -
54 porter
porter [portee]♦voorbeelden:porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:porter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten oplivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen vanêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop datporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken2 het … maken 〈 gezondheid〉5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voorse porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————v1) steunen (op)6) dragen8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven -
55 régional
régional [reezĵjonnaal],régionaux [reezĵjonnoo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 streek- ⇒ regionaal, gewestelijk♦voorbeelden:adj -
56 tenir
tenir [tənier]1 houden ⇒ vastzitten, weerstand bieden, standhouden2 een plaats, onderkomen vinden♦voorbeelden:le beau temps tiendra • het mooie weer houdt aantenir bon • volhouden, niet toegeventenir tout seul • blijven staanne plus pouvoir tenir, ne pouvoir y tenir • zijn geduld verliezen, ten einde raad zijncela tient toujours pour samedi? • gaat het zaterdag nog door? 〈 afspraak〉elle ne tenait plus debout (de fatigue) • ze kon niet meer op haar benen blijven staan (van vermoeidheid)cette histoire ne tient pas debout • dat verhaal snijdt geen hout2 ce que nous avons dit tient en quelques mots • wat we hebben gezegd kan in enkele woorden worden samengevat4 à quoi cela tient-il? • hoe komt dat?cela ne tient qu'à moi • dat hangt alleen van mij afqu'à cela ne tienne! • dat is geen bezwaar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 houden ⇒ vast-, tegenhouden4 (plaats) innemen ⇒ beslaan, bevatten♦voorbeelden:la colère le tient • hij is woedendtenir la comptabilité • de boekhouding voerentenir ses engagements • zijn verplichtingen nakomentenir ses larmes • zijn tranen inhoudence mal le tient • die ziekte houdt hem in haar greeptenir le pouvoir • de macht in handen hebbentenir qn. • iemand in zijn macht hebbentenir les voleurs • de dieven te pakken hebbenfaire tenir qc. à qn. • iemand iets doen toekomen〈 spreekwoord〉 un tiens vaut mieux que deux tu l'auras • één vogel in de hand is beter dan tien in de luchttenez, voilà votre argent • hier hebt u uw geldtiens! je ne l'aurais pas cru • hé, dat had ik niet gedachttiens, tiens! • wel, wel!→ bout, boutique, classe, cordon, estime, haleine, langue, lieu, mer, pari, parole, quitte, tête, vin1 zich vasthouden ⇒ leunen (tegen), zich houden2 staan ⇒ zich bevinden, plaats hebben3 waarschijnlijk, steekhoudend zijn ⇒ goed in elkaar zitten, met elkaar samenhangen♦voorbeelden:1 s'en tenir là • stoppen, ophoudensavoir à quoi s'en tenir • weten waar men zich aan te houden heeftse tenir à quatre • z'n woede met moeite bedwingen¶ s'en tenir à • zich houden aan, blijven bijse tenir qc. pour dit • zich iets voor gezegd houdenv1) vastzitten2) standhouden5) voortkomen6) lijken (op)7) (vast)houden8) tegenhouden9) hebben10) weerstand bieden11) in beslag nemen12) beschouwen (als)13) onderhouden -
57 achever
achever [aasĵvee]1 beëindigen ⇒ voltooien, afmaken♦voorbeelden:en achevant ces mots il se leva • met die woorden stond hij opachever de déjeuner • bijna klaar zijn met zijn lunchachever de peindre • afschilderen -
58 balbutier
balbutier [baalbuusjee]1 stamelen ⇒ stotteren, brabbelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
59 diseur
diseur [diezur],diseuse [diezeuz]〈m., v.〉1 iemand die spreekt, vertelt♦voorbeelden:diseur de bons mots • grappenmaker, moppentapper -
60 faiseur
faiseur [fəzur],faiseuse [fəzeuz]〈m., v.〉♦voorbeelden:faiseur d'embarras • druktemakerfaiseur de livres • prulschrijverfaiseuse de mariages • koppelaarster
См. также в других словарях:
MOTS — may refer to: Multi organ transplant service Man on the street Modifiable off the shelf, a standard product, that may be adopted to individual needs Military off the Shelf, a product designed as specified by military Momac Offshore Transfer… … Wikipedia
MOTS — steht für Modifiable off the shelf, ein Standardprodukt, das auf individuelle Bedürfnisse angepasst werden kann Military off the Shelf, ein Produkt eines externen Verkäufers, das speziell nach Spezifikationen des Militärs gebaut wurde Momac… … Deutsch Wikipedia
Mots — Mot (homonymie) Pour les articles homophones, voir MOT, Meaux et Maux. Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sommaire … Wikipédia en Français
Mots-croisés — Pour l’article homonyme, voir Mots croisés (magazine). Les mots croisés sont un jeu de lettres connu dans le monde entier. Son but est de retrouver tous les mots d une grille grâce aux définitions données en annexe. Des définitions… … Wikipédia en Français
Mots Croisés — Pour l’article homonyme, voir Mots croisés (magazine). Les mots croisés sont un jeu de lettres connu dans le monde entier. Son but est de retrouver tous les mots d une grille grâce aux définitions données en annexe. Des définitions… … Wikipédia en Français
Mots croises — Mots croisés Pour l’article homonyme, voir Mots croisés (magazine). Les mots croisés sont un jeu de lettres connu dans le monde entier. Son but est de retrouver tous les mots d une grille grâce aux définitions données en annexe. Des… … Wikipédia en Français
Mots fléchés — Mots croisés Pour l’article homonyme, voir Mots croisés (magazine). Les mots croisés sont un jeu de lettres connu dans le monde entier. Son but est de retrouver tous les mots d une grille grâce aux définitions données en annexe. Des… … Wikipédia en Français
Mots Français D'origine Arabe — Cette liste comprend des mots français qui ont été transmis par l arabe soit directement, soit en utilisant l arabe comme langue vecteur. On estime que la langue française compte quelque 215 mots provenant de l arabe, contre une centaine du… … Wikipédia en Français
Mots arabes — Mots français d origine arabe Cette liste comprend des mots français qui ont été transmis par l arabe soit directement, soit en utilisant l arabe comme langue vecteur. On estime que la langue française compte quelque 215 mots provenant de l arabe … Wikipédia en Français
Mots francais d'origine arabe — Mots français d origine arabe Cette liste comprend des mots français qui ont été transmis par l arabe soit directement, soit en utilisant l arabe comme langue vecteur. On estime que la langue française compte quelque 215 mots provenant de l arabe … Wikipédia en Français
Mots français d'origine arabe — Cette liste comprend des mots français qui ont été transmis par l arabe soit directement, soit en utilisant l arabe comme langue vecteur. On estime que la langue française compte quelque 215 mots provenant de l arabe, contre une centaine du… … Wikipédia en Français