-
1 terminer
terminer [termienee]1 beëindigen ⇒ een einde maken aan, besluiten, afsluiten♦voorbeelden:il faut en terminer • we moeten er een einde aan makenen avoir terminé avec qn. • de relaties met iemand verbroken hebbenpour terminer • tot slot1 eindigen (met, op) ⇒ ten einde lopen, uitkomen (op)♦voorbeelden:1 se terminer bien, mal • goed, slecht aflopense terminer en pointe • spits toelopenles verbes qui se terminent en -er • de werkwoorden op -ermot qui se termine par une consonne • woord dat op een medeklinker eindigtv1) beëindigen2) afmaken, voltooien -
2 conclure
conclure [kõkluur]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v3) beslissend/afdoende zijn [juridisch]4) (af)sluiten [overeenkomst, koop, vrede, huwelijk]5) beëindigen -
3 fin
fin1 [fẽ]〈v.〉♦voorbeelden:personnage fin de siècle • decadent persoonmettre fin à • doen beëindigen, een eind maken aanmettre fin à ses jours, à sa vie • zelfmoord plegenprendre fin • eindigentoucher, tirer à sa fin • op zijn eind lopenà la fin • ten slotte, uiteindelijken fin d'après-midi • aan het eind van de middagen fin de compte • per slot van rekening, tenslotteêtre en fin de course • doodmoe zijnsans fin • eindeloosfaire qc. à bonne fin • iets met een goede bedoeling doen〈 spreekwoord〉 qui veut la fin veut les moyens • waar een wil is, is een wegà cette fin, à ces fins • met dat doel, daartoeà quelle fin? • waarom?à seule fin de, à seules fins de • slechts om teà toutes fins utiles • zo nodig, ten overvloede————————fin2 [fẽ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 fijn ⇒ zuiver, van eerste kwaliteit, zacht2 scherp3 scherpzinnig ⇒ intelligent, slim4 bekwaam ⇒ handig, behendig5 fijn ⇒ dun, klein, slank, spits, scherp6 verst ⇒ diepst, uiterst♦voorbeelden:épicerie fine • delicatessewinkella fine fleur • de bloem, de keurun fin morceau • een lekker hapjele fin du fin • het fijnste van het fijnsteconnaître le fin mot de l'histoire • het fijne van de zaak wetenêtre fin saoul • stomdronken zijn1. f1) einde2) uiteinde, dood3) doel4) eis [juridisch]2. adj, adv1) fijn, teer2) scherp3) scherpzinnig, slim4) bekwaam, handig5) fijn, dun, spits6) diepst, uiterst -
4 finir
finir [fienier]1 eindigen ⇒ ophouden, uitscheiden3 sterven♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 tout est bien qui finit bien • eind goed, al goedrue finissant en cul de sac • doodlopende straatil a fini par comprendre • ten slotte begreep hij hettu finis par m'ennuyer • je begint me de keel uit te hangenil finit sur une anecdote • hij eindigde met een anekdote→ engrenerII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ eindigen, afmaken, voltooien2 leegeten ⇒ leegdrinken, afeten♦voorbeelden:finissez de vous plaindre • houd op met klagenil commence par où il devrait finir • hij begint waar hij zou moeten eindigenfinir en beauté • zegevierend de eindstreep halen, goed eindigen2 ils finissaient de dîner, quand je suis arrivé • ze waren bijna klaar met eten, toen ik kwamv1) (be)eindigen2) aflopen3) opgebruiken -
5 achever
achever [aasĵvee]1 beëindigen ⇒ voltooien, afmaken♦voorbeelden:en achevant ces mots il se leva • met die woorden stond hij opachever de déjeuner • bijna klaar zijn met zijn lunchachever de peindre • afschilderen -
6 clôturer
-
7 désinvestissement
désinvestissement [deezẽvestiesmã]〈m.〉 -
8 mettre fin à
mettre fin àdoen beëindigen, een eind maken aan
См. также в других словарях:
Rode Leeuwen — Les Rode Leeuwen (« Lions rouges ») ont constitué entre 1968 et 1978 une première scission entre socialistes flamands et francophones dans l arrondissement de Bruxelles Hal Vilvorde avant celle, définitive, du Parti socialiste belge… … Wikipédia en Français