Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

losmaken

Толкование Перевод

1 отстегнуть

losmaken, losknopen

Русско-Нидерландский словарь > отстегнуть
2 décoller

décoller [deekollee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+ de〉 loskomen (van) ⇒ zich losmaken (van) ⇒ 〈 van vliegtuig〉 opstijgen (van)

2 〈informeel; met ontkenning〉 weggaan

3 〈 informeel〉 vermageren

4 〈 van economie〉 zich ontwikkelen ⇒ uit een economisch onderontwikkelde situatie komen

♦voorbeelden:

2    pas moyen de le faire décoller • hij is niet weg te branden

il ne décolle pas d'ici • hij blijft hier maar plakken

4    faire décoller une économie • een economie uit het slop halen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 iets dat gelijmd is〉 losmaken ⇒ losweken

III se décoller 〈 wederkerend werkwoord〉

1 losgaan

♦voorbeelden:

¶    oreilles décollées • uitstaande oren

1. v
1) zich losmaken (van)

2) opstijgen (van) [vliegtuig]

3) weggaan

4) zich ontwikkelen

5) losmaken, losweken
2. se décoller
v

loskomen

Dictionnaire français-néerlandais > décoller
3 disengage

v. losmaken, afkoppelen, afsnijden, afbreken

disengage

[ dissinggeedzj] 〈zelfstandig naamwoord: disengagement〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 losraken ⇒ zich losmaken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 losmaken ⇒ vrij maken, bevrijden

English-Dutch dictionary > disengage
4 loose

adj. vrij; vrijgelaten; ontspannen; los; onverzorgd; onnauwkeurig
--------
adv. los, vrij
--------
v. losmaken, loslaten; afschieten; losgooien

loose¹

[ loe:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (vrije) uiting ⇒ de vrije loop

2 (staat van) vrijheid ⇒ losbandigheid

♦voorbeelden:

1   give (a) loose to • de vrije loop laten aan

2   on the loose • vrij; 〈 informeel〉 aan de zwier

————————

loose²

〈bijvoeglijk naamwoord; looser; looseness〉

1 los ⇒ slap, open

2 vrij ⇒ bevrijd, ongehinderd

3 wijd ⇒ ruim, soepel

4 onnauwkeurig ⇒ inexact

5 ongedisciplineerd ⇒ lichtzinnig

♦voorbeelden:

1   loose ends • losse eindjes; 〈 figuurlijk〉onvolkomenheden, onafgewerkte zaken

2   break/get loose • uitbreken, ontsnappen

     cut loose • (met moeite) weggaan, zich losmaken; los/op gang komen

     let loose • vrij laten, de vrije hand laten; ontketenen

4   loose talk • gezwam in de ruimte

5   have a loose tongue • loslippig zijn

     a loose woman • een lichtzinnige vrouw

¶ be at a loose end, 〈 Amerikaans-Engels〉be at loose ends • niets om handen hebben

     have a screw loose • ze zien vliegen

     〈Amerikaans-Engels; informeel〉 hang/stay loose • kalm blijven, relaxen

————————

loose³

〈 werkwoord〉

1 losmaken ⇒ bevrijden; 〈 scheepvaart〉 losgooien

2 afschieten ⇒ lanceren

♦voorbeelden:

2   loose off a volley • een salvo afvuren

————————

loose⁴

〈 bijwoord〉

1 losjes

English-Dutch dictionary > loose
5 arracher

arracher [aaraasĵee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 trekken ⇒ uittrekken, losrukken

2 ont-, wegrukken ⇒ halen (uit), losmaken (van)

3 wegkrijgen ⇒ wegjagen, weghalen

♦voorbeelden:

1    arracher une affiche • een aanplakbiljet afscheuren

un obus lui a arraché le bras • een granaat heeft zijn arm afgerukt

arracher les mauvaises herbes • het onkruid wieden

arracher les pommes de terre • de aardappelen rooien

arracher les yeux à qn. • iemand de ogen uitkrabben

2    arracher qn. à la mort • iemand redden van de dood

arracher qn. au sommeil • iemand uit zijn slaap rukken

II s'arracher 〈 wederkerend werkwoord〉

1 elkaar 〈 iets〉 betwisten ⇒ vechten 〈 om iets〉

2 zich losrukken ⇒ zich losmaken

♦voorbeelden:

1    s'arracher qn., qc. • vechten om iemand, iets

on se l'arrache • hij, zij is zeer gewild gezelschap

2    s'arracher au sommeil • met moeite wakker worden

¶    s'arracher les cheveux • zich de haren uit het hoofd trekken

s'arracher les yeux • elkaar de ogen uitkrabben

1. v
1) (uit)trekken, losrukken

2) ontrukken, halen (uit)

3) weghalen
2. s'arracher
v

1) vechten (om)

2) zich losmaken

Dictionnaire français-néerlandais > arracher
6 dégager

dégager [deegaazĵee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈+ de〉 losmaken (van) ⇒ vrijmaken (van, uit), bevrijden (van)

2 〈+ de〉 ontheffen (van) ⇒ ontslaan (van)

3 opruimen

4 〈 hals, schouders, rug〉 vrijlaten

5 〈 gas, warmte enz.〉 afgeven ⇒ ontwikkelen ⇒ 〈 geur〉 verspreiden, uitwasemen

6 〈 som geld, kredieten〉 vrijmaken

7 〈 pand〉 inlossen

8 〈 verantwoordelijkheid〉 afwijzen ⇒ 〈 woord〉 terugnemen

9 〈+ de〉 halen (uit) ⇒ 〈 lering〉 trekken (uit)

10 〈 voetbal, rugby enz.; absoluut gebruikt〉 een verre bal geven

♦voorbeelden:

1    dégager une ville • een stad ontzetten

3    〈 verkeer〉 dégagez! • doorlopen!, doorrijden!

〈 informeel〉 dégage! • donder op!

4    encolure qui dégage la tête • afstaande kraag

9    dégager l'idée principale • het belangrijkste idee naar voren halen

II se dégager 〈 wederkerend werkwoord〉

1 opklaren 〈 van lucht, hemel〉

2 leegstromen 〈 van plein, straat〉

3 〈+ de〉 blijken (uit) ⇒ aan het licht komen 〈 van waarheid〉

4 vrijkomen 〈 van geur, rook〉 ⇒ zich ontwikkelen, opstijgen

5 〈+ de〉 zich bevrijden (van) ⇒ zich losmaken (uit), zich vrijmaken (van)

6 〈+ de〉 zich onttrekken (aan) ⇒ niet gestand doen

♦voorbeelden:

3    il se dégage des faits que • de feiten tonen aan dat

¶    mon nez se dégage • mijn neus is niet meer verstopt

1. v
1) losmaken (van)

2) ontslaan (van)

3) opruimen

4) vrijlaten [hals, rug]

5) verspreiden [gas, geur]

6) vrijmaken [geld]

7) inlossen [pand]

8) afwijzen [verantwoordelijkheid]

9) terugnemen [woord]

10) trekken (uit) [lering]
2. se dégager
v

1) opklaren [lucht]

2) leegstromen [straat]

3) aan het licht komen

4) vrijkomen [geur, rook]

5) zich bevrijden (van)

6) zich onttrekken (aan)

Dictionnaire français-néerlandais > dégager
7 détacher

détacher [deetaasĵee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 losmaken ⇒ afscheuren, verwijderen

2 scherp doen uitkomen

3 ontvlekken

♦voorbeelden:

1    ne pas pouvoir détacher ses regards de • zijn blik niet kunnen afwenden van

¶    il a été détaché à Bordeaux • hij is tijdelijk in Bordeaux tewerkgesteld

II se détacher 〈 wederkerend werkwoord〉

1 〈+ de〉 zich losmaken (van) ⇒ loslaten, afvallen (van)

2 〈+ sur〉 zich aftekenen (tegen) ⇒ afsteken (tegen)

v

1) losmaken, verwijderen

2) scherp doen uitkomen

3) ontvlekken

Dictionnaire français-néerlandais > détacher
8 break away

wegrennen, zich losmaken

break away

1 〈+from〉 wegrennen (van) ⇒ ontsnappen (aan); 〈 figuurlijk〉 zich losmaken (van)

English-Dutch dictionary > break away
9 extricate

v. bevrijden, losmaken

extricate

[ ekstrikkeet] 〈zelfstandig naamwoord: extrication〉

1 halen uit ⇒ bevrijden, losmaken

2 ontwarren

♦voorbeelden:

1 extricate oneself from difficulties • zich uit de nesten redden

extricate from the wreck • uit het wrak bevrijden

English-Dutch dictionary > extricate
10 free

adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar
--------
adv. vrij; gratis
--------
v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslaten

free¹

[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉

1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd

2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij

3 vrij ⇒ zonder staatsinmenging

4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden

5 vrijmoedig ⇒ vrijpostig

6 vrijgevig ⇒ gul, royaal

♦voorbeelden:

1   a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelen

     Free Church • non-conformistische Kerk

     free fall • vrije val 〈 zonder parachute〉

     free fight • algemeen gevecht

     give/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten

     〈 Brits-Engels〉 free house • niet aan een brouwerij gebonden café

     〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trap

     give free rein(s) to • de vrije teugel laten aan

     free speech • vrijheid van meningsuiting

     free thought • vrijdenkerij

     〈 sport, in het bijzonder basketbal〉 free throw • vrije worp

     free verse • vrij vers

     〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloop

     free will • vrije wil

     you are free to do what you like • je mag doen wat je wil

     feel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doen

     make someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over iets

     set free • vrijlaten, in vrijheid stellen

     free from care • vrij van zorgen, onbekommerd

     free of charge • gratis, kosteloos

     free of tax • belastingvrij

2   free allowance • toegestane hoeveelheid bagage 〈in vliegtuig e.d.〉

     carriage free • franco

     a free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartje

     free port • vrije haven, vrijhaven

     〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor niets

3   free enterprise • (de) vrije onderneming

     free trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel

4   is this seat free? • is deze plaats vrij?

5   free and easy • ongedwongen, zorgeloos

     make free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met

6   he is free with his money • hij springt kwistig met zijn geld om

¶ free pardon • gratie(verlening)

————————

free²

〈 werkwoord〉

1 bevrijden ⇒ vrijlaten

2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen

♦voorbeelden:

2   she couldn't free herself of that idea • ze kon zich niet van dat idee losmaken

     the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen

————————

free³

〈 bijwoord〉

1 vrij ⇒ los, ongehinderd

2 gratis

3 〈 handel〉 franco

♦voorbeelden:

1   the dogs ran free • de honden liepen los

3   free on board • vrij/franco aan boord

     free alongside ship • franco/vrij langs boord

     free delivered • franco (t)huis

     free on rail/truck • franco spoor/wagon

English-Dutch dictionary > free
11 limber

adj. buigzaam, lenig
--------
n. buigzaamheid, lenigheid
--------
v. buigzaam maken, lenig worden; de spieren los maken

limber¹

[ limbə] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 lenig ⇒ soepel

————————

limber²

〈 werkwoord〉

1 (de spieren) losmaken ⇒ (zich) warmlopen

♦voorbeelden:

1 limber up • de spieren losmaken

English-Dutch dictionary > limber
12 unbind

v. ontbinden, losbinden, losmaken

unbind

[ unbajnd]

1 losbinden ⇒ losmaken

2 bevrijden

English-Dutch dictionary > unbind
13 unleash

v. loslaten, losmaken; vrijlaten, bevrijden

unleash

[ unlie:sj]

1 losmaken van de riem 〈 hond〉 ⇒ 〈 ook figuurlijk〉 ontketenen

♦voorbeelden:

1 unleash a dog on someone • een hond op iemand loslaten

unleash one's rage (up)on someone • zijn woede op iemand koelen

English-Dutch dictionary > unleash
14 unloose

v. losmaken, vrijmaken

unloose

[ unloe:s], unloosen [ unloe:sn]

1 losmaken ⇒ losknopen, vrijlaten 〈 ook figuurlijk〉

2 ontspannen

♦voorbeelden:

1 old memories were unloose(ne)d • oude herinneringen kwamen boven

English-Dutch dictionary > unloose
15 untie

v. losmaken; vrijmaken; bevrijden

untie

[ untaj] 〈 untied〉

1 losknopen ⇒ losmaken

2 bevrijden 〈 vastgebonden persoon〉 ⇒ vrijlaten

English-Dutch dictionary > untie
16 unzip

v. ritssluiting openmaken, ritssluiting losmaken; decomprimeren van een of meer bestanden die opgeslagen zijn door middel van Gegevenscomprimering Opmaak(computers)

unzip

[ unzip] 〈 unzipped〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 los/opengaan ⇒ openritsen

♦voorbeelden:

1 her dress unzipped • de rits van haar japon ging open

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 openritsen ⇒ losmaken

English-Dutch dictionary > unzip
17 warm up

v. verwarmen; warm maken; opwarmen, de spieren losmaken (sport); opwarming

warm up

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 warm(er) worden 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ op temperatuur komen; 〈 figuurlijk〉 in de stemming raken

2 〈 sport〉 een warming-up doen ⇒ de spieren losmaken

♦voorbeelden:

1 warm up to something • opgaan in/enthousiast worden over iets

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 opwarmen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ warm maken, in de stemming brengen

2 (ver)warmen

♦voorbeelden:

1 〈 figuurlijk〉 warmed-up ideas • opgewarmde kost

English-Dutch dictionary > warm up
18 unpeg

v. een spijker losmaken, losmaken, scheiden

English-Dutch dictionary > unpeg
19 déboutonner

déboutonner [deeboetonnee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 losknopen

II se déboutonner 〈 wederkerend werkwoord〉

1 〈 informeel〉 alles eruit gooien ⇒ zijn hart luchten, eindelijk zeggen waar het op staat

2 zijn knopen, kleren losmaken

1. v
losknopen
2. se déboutonner
v

1) zijn hart luchten

2) zijn knopen, kleren losmaken

Dictionnaire français-néerlandais > déboutonner
20 décrocher

décrocher [deekrosĵee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 afhaken ⇒ er de brui aan geven

2 als lid bedanken

3 〈 omroep〉 overschakelen op het eigen programma

4 〈 luchtvaart〉 overtrekken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afhaken ⇒ loshaken, afkoppelen ⇒ 〈 telefoon〉 (de hoorn) van de haak nemen

2 in de wacht slepen ⇒ gaan strijken met, aan de haak slaan, op de kop tikken

3 〈ruimtevaart; ruimteschip〉 uit zijn baan brengen

4 〈 figuurlijk〉 losmaken

v

1) afhaken

2) als lid bedanken

3) onderbreken [radio]

4) loshaken, afkoppelen

5) (de hoorn) van de haak nemen

6) op de kop tikken

7) uit zijn baan brengen [ruimtevaart]

8) losmaken

Dictionnaire français-néerlandais > décrocher

Страницы

См. также в других словарях:

losmaken — lusu … Woordenlijst Sranan
Snellen — Snellen, Herman, Ophthalmolog, geb. 1834 in Zeyst, studierte in Utrecht, wurde 1862 Primärarzt und Dozent der Augenheilkunde an der niederländischen Anstalt für Augenleidende in Utrecht, 1877 Universitätsprofessor und als Nachfolger von Donders… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Geld — 1. Ach, nun fällt mi all mîn klên Geld bî. (Brandenburg.) Ein Ausruf, der häufig erfolgt, wenn jemand durch irgendeinen Umstand an etwas erinnert wird, was er hätte thun sollen, aber bisher zu thun vergessen hat. 2. All wîr1 Geld, dat et Wîf nig… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schwarte — *1. Einem auf die Schwarten greiffen. – Mathesy, 66a. *2. Einem wuat op de Swoate gîwen. – Frommann, III, 369. Fr. Woeste hat a.a.O. eine Anzahl bergisch märkische Ausdrücke mitgetheilt, die ich hier zur Ergänzung anderer Artikel folgen lasse. Um … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

losmaken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

losmaken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: