-
1 bold
adj. stoutmoedig; vrijpostig, brutaal1 (stout)moedig ⇒ doortastend, onverschrokken3 krachtig ⇒ goed uitkomend, duidelijk/scherp (omlijnd/(af)getekend)♦voorbeelden:be/make (so) bold (as) to disturb someone • zo vrij/brutaal zijn om iemand te storenmake bold with something • iets vrijelijk gebruikenbold imagination • levendige fantasie→ fortune fortune/ -
2 cavalier
cavalier1 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]〈m., v.〉1 ruiter, amazone ⇒ paardrijder, -rijdster2 heer, dame ⇒ (dans)partner♦voorbeelden:2 〈 figuurlijk, informeel〉 faire cavalier seul • op eigen houtje handelen, zich als eenling opstellen————————cavalier2 [kaavaaljee],cavalière [kaavaaljer]1 brutaal ⇒ ongegeneerd, vrijpostig, ongemanierd♦voorbeelden:1. m (f - cavalière)1) ruiter/amazone3) paard [schaken]4) cavalerist2. = cavalière; adj1) brutaal, ongemanierd, vrijpostig2) ruiter- -
3 familier
familier [faamieljee],familière [faamieljer]2 ongedwongen ⇒ vrij, vertrouwelijk, familiair♦voorbeelden:un familier • huisvriend; geregeld bezoeker= familière; adj1) vertrouwd, bekend2) ongedwongen, informeel3) vrijpostig4) gemeenzaam -
4 дерзкий
-
5 нахальный
-
6 audacious
adj. dapper, roekeloos[ o:deesjəs]♦voorbeelden: -
7 brash
adj. overhaast; onbeschaamd--------n. afval1 onbezonnen ⇒ overhaast, overijld; vrijpostig, onbeschaamd, opdringerig -
8 familiar
adj. gewoon, vaak voorkomend; kundig, bedreven; verwant; bekend; open, onofficieel; tam, getemd; familiaar--------n. vriend, kennis; gevolg van de pausfamiliar1[ fəmilliə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boezemvriend(in) ⇒ intimus, intima————————familiar21 vertrouwd ⇒ bekend, gewoon3 informeel ⇒ ongedwongen, gemeenzaam4 vrijpostig ⇒ familiair, gemeenzaam♦voorbeelden:doesn't that look familiar to you? • komt dat je niet bekend voor? -
9 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
10 impudent
adj. schaamteloos, brutaal[ impjoed(ə)nt] 〈zelfstandig naamwoord: impudence〉1 schaamteloos ⇒ brutaal, vrijpostig -
11 nervy
adj. zenuwachtig (slang); geïrriteerd; angstig[ nə:vie] 〈 nervier〉 -
12 overbold
-
13 pert
adj. brutaal; levendig[ pə:t] 〈 pertness〉 -
14 presume
v. vermoeden, veronderstellen; schatten; durven; (het zich) permitteren[ prizjoe:m]→ presume on presume on/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zich veroorloven ⇒ de vrijheid nemen, wagen2 veronderstellen ⇒ vermoeden, aannemen♦voorbeelden:2 presume someone innocent until he is proved guilty • een beschuldigde als onschuldig beschouwen zolang zijn schuld niet bewezen is -
15 pushy
-
16 saucy
adj. brutaal; tikje gewaagd♦voorbeelden: -
17 audaciously
adv. vrijpostig, brutaal -
18 barefacedly
adv. onbeschaamd, schaamteloos, brutaal, vrijpostig -
19 being familiar with
vertrouwd zijn met- (kennen,gewoon zijn,op de hoogte van,informeel,vrijpostig) -
20 being impudent
schaamteloos zijn (zonder schaamte,brutaal,vrijpostig; beledigend,belediging)
Страницы
- 1
- 2
См. также в других словарях:
vrijpostig — drey ay … Woordenlijst Sranan