Перевод: со всех языков на нидерландский

с нидерландского на все языки

С нидерландского на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Немецкий
Нидерландский
Русский
Французский

afhaken

Толкование Перевод

1 décrocher

décrocher [deekrosĵee]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 afhaken ⇒ er de brui aan geven

2 als lid bedanken

3 〈 omroep〉 overschakelen op het eigen programma

4 〈 luchtvaart〉 overtrekken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afhaken ⇒ loshaken, afkoppelen ⇒ 〈 telefoon〉 (de hoorn) van de haak nemen

2 in de wacht slepen ⇒ gaan strijken met, aan de haak slaan, op de kop tikken

3 〈ruimtevaart; ruimteschip〉 uit zijn baan brengen

4 〈 figuurlijk〉 losmaken

v

1) afhaken

2) als lid bedanken

3) onderbreken [radio]

4) loshaken, afkoppelen

5) (de hoorn) van de haak nemen

6) op de kop tikken

7) uit zijn baan brengen [ruimtevaart]

8) losmaken

Dictionnaire français-néerlandais > décrocher
2 довязать

v
gener. afhaken (крючком)

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > довязать
3 отстёгивать

v
gener. afhaken, losgespen

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > отстёгивать
4 отцеплять

v
gener. afhaken, afkoppelen, loshaken

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > отцеплять
5 cop out

een probleem ontwijken, een moelijke situatie uit de weggaan; een belofte verbreken, een plicht verzaken

cop out

〈 slang〉

1 〈 vaak pejoratief〉 terugkrabbelen ⇒ zich terugtrekken, afhaken

English-Dutch dictionary > cop out
6 turn off

(Informeel) saaie boel; iets dat afkeer opwekt (bv. "Dat televisieprogramma is een saai iets, schakel alsjeblieft op een ander kanaal)
--------
v. afslaan; interesse verliezen; aflsuiten (gas, water); uitdoen, afzetten (licht, apparaat); weerzin opwekken bij

turn off

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 afslaan

2 〈 informeel〉 interesse verliezen ⇒ afhaken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afsluiten 〈 gas, water〉

2 uit/afzetten ⇒ uitdoen 〈 licht bijvoorbeeld〉

3 〈 informeel〉 weerzin opwekken bij ⇒ totaal niet aanslaan bij, doen afknappen

♦voorbeelden:

1 turn off the gas • draai het gas dicht

3 it really turns me off • ik word er niet goed van

English-Dutch dictionary > turn off
7 unhook

v. afhaken (haken), loshaken (van haak)

unhook

[ unhoek]

1 loshaken ⇒ losmaken

English-Dutch dictionary > unhook
8 unhitch

v. loshaken, afhaken; afspannen, uitspannen (de paarden)

English-Dutch dictionary > unhitch
9 débrancher

débrancher [deebrãsĵee]

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 stroom〉 uitschakelen ⇒ verbreken

2 〈 treinwagons〉 rangeren

♦voorbeelden:

1 débrancher le téléphone • de stekker van de telefoon eruit halen

débrancher la télévision • de televisie afzetten

II se débrancher 〈 wederkerend werkwoord〉

1 niet meer luisteren ⇒ zijn aandacht laten verslappen

1. v
1) uitschakelen [stroom]

2) loskoppelen [wagons]
2. se débrancher
v

zijn aandacht laten verslappen, afhaken

Dictionnaire français-néerlandais > débrancher
10 décrochage

décrochage [deekrosĵaazĵ]

〈m.〉

1 (het) afhaken ⇒ los-, afkoppeling, (het) loshaken

m

(het) loshaken

Dictionnaire français-néerlandais > décrochage
11 dépendre

dépendre [deepãdr]

I (de) 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 afhangen (van) ⇒ voortvloeien (uit)

2 deel uitmaken (van) ⇒ vallen (onder), horen (bij)

3 afhankelijk zijn (van)

♦voorbeelden:

1 cela dépend • dat hangt ervan af, dat ligt eraan

si cela ne dépendait que de moi • als ik het voor het zeggen had

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afhaken ⇒ afnemen

Dictionnaire français-néerlandais > dépendre
12 abhängen

abhängen

I    〈onovergankelijk werkwoord; haben〉

1 besterven

2 〈 figuurlijk〉 afhangen ⇒ afhankelijk zijn

♦voorbeelden:

1    das Fleisch hat abgehangen • het vlees is bestorven

2    von jemandem finanziell abhängen • van iemand financieel afhankelijk zijn

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 afnemen ⇒ afhaken, afhalen

2 losmaken ⇒ loshaken

3 laten schieten ⇒ laten vallen, ontslaan

4 de telefoon ophangen, opleggen

5 〈informeel; ook sport en spel〉overtreffen, voorbijstreven

♦voorbeelden:

1    ein Gemälde abhängen • een schilderij van de haak nemen

4    〈 onovergankelijk werkwoord〉 er hatte schon abgehängt • hij had al opgehangen

5    seinen Bewacher abhängen • zijn bewaker van zich afschudden

das Feld abhängen • zich losmaken van het peloton

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > abhängen
13 abschnallen

abschnallen

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 informeel〉

1 afhaken, het laten afweten

♦voorbeelden:

1 da schnallst du ab! • daar sta je van te kijken!, ongelofelijk zeg!

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 af-, losgespen ⇒ ontgordelen, afbinden

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > abschnallen
14 abspringen

abspringen

1 af-, los-, wegspringen

2 afspringen, omlaag springen

3 afspringen ⇒ afstuiten, afschampen

4 〈 informeel〉afspringen, afhaken ⇒ niet meer meedoen

♦voorbeelden:

3 der Ball springt von der Latte ab • de bal springt, stuit van de lat af

Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > abspringen

См. также в других словарях:

GreenLeft — Infobox Dutch Political Party party name = GroenLinks party party wikicolourid = GL leader = Femke Halsema partychair = Henk Nijhof EKleader = Tof Thissen TKleader = Femke Halsema EPleader = Kathalijne Buitenweg (of the GreenLeft Green!… … Wikipedia
Merho — Born Robert Merhottein 24 October 1948 (1948 10 24) (age 63) Antwerp, Belgium … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

afhaken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на нидерландский

afhaken

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: