-
1 décoller
décoller [deekollee]♦voorbeelden:il ne décolle pas d'ici • hij blijft hier maar plakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 losgaan♦voorbeelden:1. v2) opstijgen (van) [vliegtuig]3) weggaan5) losmaken, losweken2. se décollerv -
2 отмачивать
vgener. losweken -
3 отмокать
vgener. losweken -
4 отставать
v1) gener. achterblijven, nalopen, achtergaan, achterlopen, achteropraken, achterstaan, afgaan (от чего-л.), losweken, ten achter zijn, terugblijven2) liter. met de trekschuit komen, teruggaan -
5 soak off
soak off -
6 soak
n. weken; zuippartij, -lap (slang)--------v. weken, inweken; opzuigen, in de week zetten, kleddernat maken; doordringen; doordruppelen; uitwringensoak1[ sook] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————soak2♦voorbeelden:→ soak in soak in/1 weken ⇒ in de week zetten/staan♦voorbeelden:3 afzetten♦voorbeelden:soaked through • kletsnat→ soak up soak up/ -
7 unstick
v. losweken (van lijm) -
8 décollage
décollage [deekollaazĵ]〈m.〉 -
9 décollement
décollement [deekolmã]〈m.〉 -
10 abweichen
abweichen1〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉1 af-, losweken————————abweichen2♦voorbeelden: -
11 loslösen
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский