-
41 aaneensluiten
I 〈wederkerend werkwoord; zich aaneensluiten〉1 [verbond sluiten] join together ⇒ 〈 firma, vakbond ook〉 merge, 〈 figuurlijk ook〉 join forces, 〈 figuurlijk ook〉 unite♦voorbeelden: -
42 afkoelen
1 [koeler worden] cool (off/down) ⇒ chill♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:dat zal hem wel afkoelen • that should cool him down 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk ook〉 that should calm him down -
43 boven water komen
boven water komen〈 letterlijk〉 surface, come up for air; 〈 ook figuurlijk〉 (re)surface; 〈 figuurlijk ook〉 turn up (again)————————boven water komenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > boven water komen
-
44 brein
♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 het brein zijn achter een project • be the brain(s) behind a project, mastermind a project -
45 draagwijdte
♦voorbeelden:1 pas later drong de volle draagwijdte van haar woorden tot hem door • only later did he understand all the implications of what she had said -
46 hullen
♦voorbeelden:1 in nevelen gehuld zijn • be shrouded/veiled in misthij was in een deken gehuld • he was wrapped (up) in a blanketII 〈wederkerend werkwoord; zich hullen〉♦voorbeelden: -
47 ontoegankelijk
♦voorbeelden: -
48 wereld
2 [kosmos, orde] world3 [samenleving] world4 [milieu, sfeer] world♦voorbeelden:aan het andere eind van de wereld • on the other side of the worldde Nieuwe wereld • the New Worldde Oude wereld • the Old Worldde wijde wereld • the (whole) wide worldde (wijde) wereld intrekken • go out into the worldwat is de wereld toch klein! • isn't it a small world!de wereld staat open voor ons • the (whole) world is before usde wereld staat op zijn kop • it's a mad/topsy-turvy worldhij leeft in een wereldje op zich • he lives in a (little) world of his ownalleen op de wereld staan • be alone in the worldeen kind ter wereld brengen/helpen • bring a child into the worldde rijkste man ter wereld • the richest man in the worldvoor niets ter wereld • not for all the worldeen misverstand uit de wereld helpen • clear up a misunderstandinghij heeft heel wat van de wereld gezien • 〈 ook figuurlijk〉 he has seen a lot of the world; 〈 figuurlijk ook〉 he has seen life/the worlddaar ligt een wereld van verschil tussen • there's a world of difference (between them/those)dat is niet van deze wereld • that doesn't belong to this world; 〈 schertsend〉 that's out of this worldde vrije wereld • the Free Worldeen bericht de wereld insturen • launch a storydat is de omgekeerde wereld • that's putting things on their headszo gaat dat in de wereld • that's the way of the worldvooruitkomen in de wereld • rise in the world, go placeseen man van de wereld • a man of the worldde wereld van toen/van nu • the world then/at the momentiets voor de wereld verborgen houden • keep something (hidden) from the outside worldvoor (het oog van) de wereld • in the eyes of the worldde derde wereld • the Third Worldde vierde wereld • the Fourth Worldde wereld van de kunstenaars • the artistic worldde wetenschappelijke wereld • the world of science -
49 Gewinn
Gewinn〈m.; Gewinn(e)s, Gewinne〉♦voorbeelden:1 ein Gewinn bringendes Geschäft • een winstgevende, lucratieve zaak(einen) Gewinn abwerfen, (ein)bringen • winst opleverenGewinn(e) erzielen, machen • winst(en) maken, behalenaus einer Sache Gewinn schlagen, ziehen • uit iets winst, munt slaan 〈 ook figuurlijk〉 -
50 anziehen
anziehenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉♦voorbeelden:3 um das Doppelte anziehen • met het dubbele oplopen, verdubbelen4 Aktien, Börsenkurse ziehen an • aandelen, beurskoersen trekken aanII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 aantrekken ⇒ (aan)spannen, aanhalen♦voorbeelden:3 die Beine, Knie anziehen • zijn benen, knieën optrekkenBesucher, Käufer anziehen • bezoekers, kopers aantrekken -
51 zukommen
zukommen1 toe-, afkomen ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 passen, betamen♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 dieses Verhalten kommt dir nicht zu • dit gedrag past, betaamt jou nietjemandem ein Schreiben zukommen lassen • iemand een schrijven doen toekomen -
52 Moloch
n. Kanaänitische afgod in Bijbel genoemd (wiens aanbidders ook mensen offerden)[ moolok] 〈 figuurlijk ook moloch〉 -
53 epidemic
adj. epidemisch--------n. epidemieepidemic1[ eppiddemmik] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————epidemic2〈bijvoeglijk naamwoord; epidemically〉 -
54 signal
adj. buitengewoon--------n. teken; voorteken; signaal--------v. teken geven; voortekenen; signalerensignal1[ signl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:the police action was the signal for the revolution • het politieoptreden was het signaal voor de opstand————————signal2♦voorbeelden:————————signal3♦voorbeelden:1 the leader signalled to his men for the attack to begin • de leider gaf zijn mannen het teken tot de aanvalII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
55 slam
n. harde slag, slem; scherpe kritiek--------v. dichtslaan, slaan; agressief aanvallen (slang)slam1[ slæm]♦voorbeelden:little/small slam • klein slem————————slam2〈 slammed〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (neer/dicht)smijten♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 slam the door (in someone's face) • de deur (voor iemands neus) dichtslaan 〈 ook figuurlijk〉slam down • neersmijten -
56 spread
n. wijdte; verbreiding, verspreiding; stuk land, landbezit v. een boer; smeersel; feestmaal, onthaal--------v. spreiden, zich uitspreiden; zich spreiden; zich verspreiden; verspreiden; smeren; besmerenspread1[ spred] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 breedte7 smeersel9 dubbele pagina ⇒ tekst/foto over twee (tegenover elkaar liggende) pagina's, spread————————spread23 uitgespreid/uitgesmeerd worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bedekken ⇒ beleggen/besmeren♦voorbeelden: -
57 stifle
v. laten stikken; stikken; onderdrukken; stoppen[ stajfl]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
58 unravel
v. ontwarren, uitspreiden, oplossen[ unrævl] 〈 Brits-Engels unravelled〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
59 talonner
talonner [taalonnee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈 iemand〉 op de hielen zitten 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ achtervolgen ⇒ 〈 figuurlijk ook〉 druk 〈 op iemand〉 uitoefenen♦voorbeelden:v1) op de hielen zitten, achtervolgen4) hakken -
60 coup d'épingle
coup d'épingle
См. также в других словарях:
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia