-
1 versnellen
1 [snelheid verhogen] accélérer♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich versnellen〉1 [sneller worden] s'accélérer♦voorbeelden: -
2 versnellen
♦voorbeelden:de stroom van het water versnelt zich hier • the current accelerates here -
3 versnellen
увеличить скорость; участиться; учащённый* * *(d)1) ускорять2) (z) ускоряться* * *гл.общ. ускорять, ускоряться -
4 versnellen
beschleunigen -
5 versnellen
v. accelerate, speed up, facilitate, brisk up -
6 versnellen
• to accelerate• to quicken• to speed up -
7 versnellen
hızlandırmak [-ır] v -
8 versnellen
accélerer, accélérer, hâter, presser -
9 de bloedsomloop versnellen
de bloedsomloop versnellen -
10 zijn gang versnellen
zijn gang versnellen -
11 zijn pas versnellen
zijn pas versnellen -
12 zijn stap versnellen
zijn stap versnellen -
13 zijn tred versnellen
zijn tred versnellen -
14 zijn pas versnellen
zijn pas versnellenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zijn pas versnellen
-
15 het tempo versnellen
v. gather speed -
16 ubrzati
versnellen -
17 to quicken
versnellen -
18 to speed up
versnellen -
19 ускорить
versnellen, bespoedigen, forceren, verkorten -
20 ускорять
versnellen, bespoedigen, forceren, verkorten
См. также в других словарях:
Beschnellen — Beschnêllen, verb. reg. act. durch Geschwindigkeit hintergehen, von schnell, und in weiterer Bedeutung überhaupt als ein gemilderter Ausdruck für betriegen. Beschnelle wen du kannst, Günth. Anm. Nieders. versnellen, Holländ. versnellen, Dän.… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Überschnellen — Überschnéllen, verb. reg. act. überschnellt, zu überschnellen. Jemanden überschnellen, ihm durch Geschwindigkeit zu seinem Nachtheil zuvor kommen, ihn überlisten, berücken; Nieders. versnellen, im Hochdeutschen auch wohl beschnellen oder… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart