-
101 grau
2 grijs, officieus ⇒ semi-officieel♦voorbeelden:1 grau meliert • met grijs ertussen(door), peper-en-zoutkleurigsie wurde grau im Gesicht • ze trok wit weg, kreeg een grauwe kleurgrau in grau • helemaal grijsblau und grau kariert • blauwgrijs geruit -
102 zersplittern
zersplitternI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 zijn krachten, activiteiten versplinteren -
103 zielen
zielen♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 dieser Plan zielt auf eine Gesundung der Wirtschaft • dit plan beoogt een herstel van de economie -
104 zurückfallen
zurückfallen♦voorbeelden:in eine Krankheit zurückfallen • weer instortenin den Stuhl zurückfallen • achterover in de stoel vallen -
105 zurückwerfen
-
106 bedelven
♦voorbeelden: -
107 uitzaaiing
2 [medicijnen, geneeskunde] [proces] spread ⇒ dissemination, formation of secondaries, 〈 medicijnen, geneeskunde ook〉 metastasis3 [medicijnen, geneeskunde] [resultaat] secondary (tumour) ⇒ 〈 medicijnen, geneeskunde ook〉 metastasis -
108 Gerippe
Gerippe〈o.; Gerippes, Gerippe〉1 geraamte ⇒ skelet; 〈 figuurlijk ook〉 schema, abstract; 〈 techniek ook〉 frame; 〈 plantkunde ook〉 nervatuur -
109 bait
n. lokaas; aas--------v. lokken; treiterenbait1[ beet] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————bait2〈 werkwoord〉4 treiteren ⇒ provoceren, boos maken♦voorbeelden: -
110 canon
n. Canon, Japans bedrijf in 1937 opgericht en met hoofdkwartier in Tokio, wereldberoemde producent van een grote verscheidenheid aan optische en beeldende producten (zoals camera's, lenzen, digitale videocamera's, enz.) en bureauapparatuur (zoals printers, copieerapparaten, computerprinters, laserfax, enz.)[ kænən]1 canon ⇒ kerkelijke leerstelling; (algemene) regel/maatstaf/norm, richtsnoer; lijst van als authentiek erkende heilige boeken 〈 ook figuurlijk〉; 〈 ook Canon〉 deel van de mis van sanctus tot paternoster2 kanunnik ⇒ kapittelheer, domheer♦voorbeelden:against the canons of good manners • tegen de geldende goede manieren inthe Shakespeare canon • (lijst van) officieel aan Shakespeare toegeschreven werken -
111 contrast
n. contrast, tegenstelling; (in computers) scherpheid, de verhouding tussen de lichtste en donkerste pixels op het computerscherm--------v. nagaan; vergelijkencontrast1[ kontra:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:by contrast with • (vooral) naast, vergeleken bijin contrast to/with • in tegenstelling tot————————contrast2[ kəntra:st]1 contrasteren ⇒ (tegen elkaar) afsteken, (een) verschil(len) vertonen♦voorbeelden:1 contrast with • afsteken bij/tegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
112 cycle
n. kringloop, omloop; jaargang; periode; cyclus--------v. fietsencycle1[ sajkl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————cycle2〈 werkwoord〉2 cirkelen ⇒ ronddraaien, kringen beschrijven3 fietsen -
113 plateau
n. hoogvlakte; hoogte; zonder vooruitgang[ plætoo] 〈meervoud: ook plateaux〉 -
114 progress
n. vooruitgang; voortgang; loop; vordering--------v. vooruitgaan; vordering makenprogress1[ proogres] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:in progress • gaande, bezig, in wording, aan de gang; in uitvoering————————progress2 -
115 seminal
adj. van zaad; zaad-, kiemgrond; vol mogelijkheden voor de toekomst[ semminnəl]♦voorbeelden: -
116 throw
n. worp, gooi--------v. werpen; toegooien; afgooien; gooien metthrow1[ θroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————throw2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 richten ⇒ (toe)werpen, toezenden7 snel op zijn plaats brengen ⇒ werpen, leggen, maken8 verslaan9 maken ⇒ hebben, organiseren♦voorbeelden:1 throw dice • dobbelstenen gooien, dobbelenthe horse threw him • het paard wierp hem afthrow its feathers • ruiensnakes throw their skins • slangen werpen hun huid afthrow oneself at someone • zich op iemand storten/werpen; zich aan iemand opdringenthrow oneself into something • zich ergens op werpen, zich enthousiast ergens in stortenhe was thrown into prison • hij werd in de gevangenis geworpenthrow a cape over one's shoulders • zich een cape over de schouders gooienbe thrown (back) upon one's own resources • op zichzelf worden teruggeworpenhe threw us a sarcastic look • hij wierp ons een sarcastische blik toethrow the switch to ‘off’ • de schakelaar op ‘uit’ zettenthrow someone into confusion/into a fit • iemand in verwarring brengen/een stuip bezorgenthey were thrown out of work • ze waren ineens zonder werkthrown upon each other • op elkaar aangewezen→ throw about throw about/, throw around throw around/, throw away throw away/, throw back throw back/, throw down throw down/, throw in throw in/, throw off throw off/, throw out throw out/, throw over throw over/, throw overboard throw overboard/, throw together throw together/, throw up throw up/ -
117 conquérant
conquérant [kõkeerã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:ardeur conquérante • hartveroverende ijverm (f - conquérante)veroveraar/-rster -
118 homme
homme [om]〈m.〉1 mens2 man♦voorbeelden:homme des cavernes • holenmensdépouiller le vieil homme • de oude Adam afleggen〈 spreekwoord〉 l'homme propose, Dieu dispose • de mens wikt, maar God beschikthomme de bien • rechtschapen manhomme de couleur • kleurlinghomme de Dieu • priester, heiligehomme d'église • geestelijkehomme d'épée • militairhomme d'équipage • lid van de bemanninghomme d'esprit • geestrijk manhomme d'Etat • staatsmanhomme au foyer • huismanhomme du jour • held van de daghomme de lettres • letterkundigehomme de loi • rechtsgeleerdehomme de main • handlangerhomme de paille • stromanparole d'homme! • op mijn erewoord!homme de peine • sjouwerhomme de robe • magistraatl'homme de la rue • de man in de straat, Jan Modaalhomme de science • wetenschapsmanhomme de troupe • soldaatgrand homme • groot, beroemd manhomme grand • grote manvoilà mon homme • dat is de man die ik zoekhomme politique • politicusje suis votre homme • ik ben uw man, ik ben bereid dat voor u te doenêtre (un) homme à • het soort man zijn datil a trouvé son homme • hij heeft zijn evenknie gevondenhomme à femmes • Don Juan, ladykillerd' homme à homme • van man tot man, directcomme un seul homme • als één man, unaniemm1) mens2) man3) kerel -
119 trophée
trophée [troffee]〈m.〉♦voorbeelden:mtrofee, overwinningsteken -
120 branler au, dans le manche
branler au, dans le mancheDictionnaire français-néerlandais > branler au, dans le manche
См. также в других словарях:
Guru — For other uses, see Guru (disambiguation). A guru (Sanskrit: गुरु) is one who is regarded as having great knowledge, wisdom, and authority in a certain area, and who uses it to guide others (teacher). Other forms of manifestation of this… … Wikipedia