-
61 blaam
1 [afkeuring] blame2 [smet] slur, blot, stain 〈 op iemands eer, goede naam〉♦voorbeelden:2 iemand van alle blaam zuiveren • clear/exonerate someoneeen blaam werpen op • cast a slur on -
62 deugd
1 [het zedelijk goed zijn] virtuousness ⇒ morality, chastity 〈 voornamelijk met betrekking tot vrouw〉♦voorbeelden:naastenliefde is de hoogste deugd • love of one's neighbour is the highest virtuedat doet me deugd • I'm pleased to hear it -
63 eerloos
♦voorbeelden:eerloos sterven • die without glory -
64 eren
1 [eer(bied) bewijzen; een onderscheiding toekennen] honour2 [hoger aanzien verlenen] do credit♦voorbeelden:God eren • give praise to God -
65 eroverheen
2 [figuurlijk] [het genoemde te boven gekomen] over it♦voorbeelden: -
66 feestelijk
-
67 fraai
♦voorbeelden:2 een fraaie prestatie • a fine performance/achievement -
68 geweten
♦voorbeelden:1 vrijheid van geweten • freedom/liberty of conscienceeen goed/rustig/zuiver geweten hebben • have a good/easy/clear conscienceeen kwaad/slecht geweten hebben • have a bad/guilty/uneasy consciencezijn geweten in slaap sussen/wiegen • ease/salve one's consciencegekweld door zijn geweten • conscience-strickeniets niet met zijn geweten in overeenstemming kunnen brengen • be unable to square something with one's consciencenaar eer en geweten • in good conscienceveel op zijn geweten hebben • have a lot to answer formijn geweten begon te spreken • my conscience was roused -
69 gunnen
1 [verlenen, toestaan] grant2 [zonder nijd, spijt zien dat een ander iets heeft, ontvangt] not begrudge♦voorbeelden:iemand de eer gunnen • give someone creditiemand een paar minuten/woorden gunnen • spare someone a few minutes/wordszich geen rust gunnen • give oneself no restzijn benen wat rust gunnen • take the weight off one's legshij gunde zich de tijd niet om te eten • he did not allow himself time to eathet woord gunnen aan de volgende spreker • give the floor to the following speakerhet was hem niet gegund haar nog te zien • he was not to see her againhet is je van harte gegund • you're quite welcome to it -
70 handelen
2 [daad verrichten] act♦voorbeelden:onze firma handelt vooral op Engeland • our firm trades principally with Englandhandelend optreden • take actionconsequent handelen • be consistenthij dacht juist/verstandig te handelen • he thought he was doing the right thingwe moeten snel handelen • we must take prompt actionik zal naar eer en geweten handelen • I shall act in all consciencehandelen overeenkomstig/in overeenkomst met zijn principes • live up to one's principleszonder aanziens des persoons handelen • be no respecter of persons -
71 jacht maken op
jacht maken ophunt 〈 wild〉; shoot 〈 klein wild〉; hunt (for) 〈 persoon〉; pursue 〈 eer, rijkdom〉; 〈 van roofdier〉 hunt, prey on -
72 jacht
I 〈 het〉1 [zeilboot; motorjacht] yachtII 〈de〉3 [jachttijd] (open) season♦voorbeelden:lange jacht • coursingjacht maken op • hunt 〈 wild〉; shoot 〈 klein wild〉; hunt (for) 〈 persoon〉; pursue 〈 eer, rijkdom〉; 〈 van roofdier〉 hunt, prey onop jacht gaan • go (out) hunting; go (out) shooting 〈 klein wild〉; 〈 van roofdier〉 go hunting, prowl4 jacht maken op een man/een vrouw • be after a man/a womanjacht maken op oorlogsmisdadigers • hunt down war criminalsde jacht met de camera • the great picture huntop jacht zijn naar iets • be on the hunt for something -
73 krenken
♦voorbeelden:krenkende opmerkingen • offensive/hurtful remarkszich gekrenkt voelen • be/feel offended/hurtiemand diep krenken • deeply offend/wound someone -
74 land
1 [wat boven water uitsteekt] land2 [bouwland] land3 [platteland] country(side)4 [staat] country5 [vaderland] country6 [streek] land♦voorbeelden:land betreden • set foot ashoreaan land komen • land, come ashoreaan land gaan • go ashorehij kon nog naar het land zwemmen • he was still able to swim to the shoregoederen over land vervoeren • transport goods overlandte land en ter zee • on land and sealand (in zicht)! • land ho!land in zicht krijgen • come in sight of land, sight land3 een kind van het land • a country boy/girlop het land wonen • live in the countryin ons land • in this countryover het hele land • throughout the country〈 spreekwoord〉 in het land der blinden is eenoog koning • in the country of the blind, the one-eyed man is kinghet land dienen/verdedigen • serve/defend one's countrywaren uit/van eigen land • domestic goodshier te lande • hereabouts, in these partsergens het land over hebben • be annoyed about something -
75 legioen
1 [Romeins geschiedenis] legion2 [legerafdeling] legion3 [supporters] supporters4 [zeer grote menigte] host♦voorbeelden: -
76 meerder
-
77 militair
militair1〈de〉♦voorbeelden:————————militair2♦voorbeelden:1 militaire academie • military academy/schoolin militaire dienst gaan • do one's military service, join the Armyuit militaire dienst ontslagen worden • be discharged (from military service)iemand de militaire eer bewijzen • render someone military honoursde militaire groet brengen • salutemilitaire hulp geven • give military aid -
78 naam
♦voorbeelden:een man van naam • a man of repute/standingiemand met naam en toenaam noemen • mention someone by (his full) namede eigen naam • one's maiden namehet kan nadelig zijn voor zijn goede naam • it may harm his reputationeen goede/slechte naam hebben • have a good/bad reputation/namedaardoor heeft het beroep een slechte naam gekregen • this has given the profession a bad namezijn naam eer aandoen • live up to one's reputation/namede rol waarmee hij naam heeft gemaakt • the role that made his namedat mag geen naam hebben • that's not worth mentioningde naam hebben (van) rijk te zijn • be said to be richlaat mijn naam erbuiten • leave my name out of thiszijn hond luistert naar de naam Mao • his dog answers to (the name of) Maonaam maken • make a name for oneself (with/as)een collega wiens naam ik niet zal noemen • a colleague who shall remain namelesszijn naam ophouden • live up to one's name/reputationzijn naam ergens onder zetten • sign one's name to somethingde dingen bij de naam noemen • call a spade a spadehij is in naam eigenaar • he is nominally the owner/the owner in name (only)vrij op naam • no legal charges, no law costseen cheque uitschrijven op naam van • make out a cheque tozij heeft vier boeken op haar naam staan • she has four books to her namehet huis staat op zijn naam • the house is in his namete naam stellen van • put in the name often name van, op naam van • in the name ofuit mijn naam • from me, on my behalfiemand van naam kennen • know someone by namewat was uw naam ook weer? • what did you say your name was?de grote namen in het peloton • the big names among the packin naam der wet • in the name of the lawmet name • particularly, in particular -
79 ophouden
♦voorbeelden:maar daar houdt de overeenkomst op • but here the similarity endsde straat hield daar op • the street ended there(plotseling) doen ophouden • break offdan houdt alles op • then there's nothing more to be said/there's no point in going onsteeds even ophouden • keep stoppingniet halverwege ophouden • go the whole hogplotseling ophouden • break offwaar ben je opgehouden? • where did you leave off?ze hield maar niet op met huilen • she (just) went on and on cryingophouden met gokken/roken • give up/stop gambling/smokinghet is opgehouden met regenen • the rain has stoppedeven ophouden met werken/praten • pause (in one's work/speech)ophouden te bestaan • cease to existzonder ophouden • without stopping, continuouslyhij heeft tien uur zonder ophouden gewerkt • he worked ten hours at a stretchniet van ophouden weten • not know when to stophou op! • stop it!, cut it out!laten we erover ophouden • let's leave it at thatals hij eenmaal begint weet hij niet van ophouden • once he gets going there's no stopping himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] hold up3 [openhouden] hold open4 [tegenhouden] hold (up)6 [op het hoofd houden] keep on♦voorbeelden:de schijn ophouden • keep up appearances3 hou die zak eens op • hold that bag open, will you?5 iemand niet langer ophouden • not take up any more of someone's time, not keep someone any longerdoor mist/noodweer opgehouden • fogbound, stormboundhet schip werd opgehouden • the ship was detainedhet verkeer ophouden • hold up/delay trafficdat houdt de zaak alleen maar op • that just slows things downik houd je toch niet op, hè? • I'm not keeping you, am I?ik werd opgehouden • I was delayed/held upIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉♦voorbeelden:zich verdacht ophouden • loiter with intentzich ophouden bij het huis • hang around the housezich in verdachte kringen ophouden • move in dubious circleszich niet met politiek ophouden • not be concerned with politicszich altijd ophouden met • go about with, hang around with -
80 prijzen
♦voorbeelden:hierom werden zij hoog geprezen • this won them the highest praiseII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:vele artikelen zijn tijdelijk lager geprijsd • many articles have been temporarily marked down
См. также в других словарях:
-eer — is a suffix first recorded in the 17c, replacing an earlier (French) form ier. One of its first occurrences is in mountaineer (first used in Shakespeare s The Tempest, 1610, in the meaning ‘one who lives in the mountains’). In more recent use, it … Modern English usage
EER — may refer to: Energy efficiency ratio, or COP, a measure to assess heat pumps and air conditioners Energy efficiency rating, a score out of six stars applied to housing in the Australian Capital Territory East of England Regiment, a British army… … Wikipedia
-eer — suffix meaning one who (operates, produces, deals in); anglicized form of Fr. ier, from L. arius, iarius; Cf. ARY (Cf. ary) … Etymology dictionary
-eer — [ir] [Fr ier < L arius] suffix 1. forming nouns a) a person or thing that has to do with [auctioneer, mountaineer] b) a person who writes, makes, etc.: sometimes used derogatorily [pamphleteer, profiteer] 2. forming verbs to have to do with… … English World dictionary
EER — abbrev. energy efficiency ratio … English World dictionary
eer — fac·tion·eer; fic·tion·eer; foun·tain·eer; hack·but·eer; jav·e·lin·eer; mis·sil·eer; muf·fin·eer; mu·ni·tion·eer; pag·eant·eer; pi·geon·eer; pis·tol·eer; pon·ton·eer; rev·o·lu·tion·eer·ing; un·ion·eer; car·a·van·eer; EER; auc·tion·eer;… … English syllables
EER — an abbreviation for energy efficiency rating, a U.S. measure of the efficiency of an air conditioner. The EER is computed as the cooling capacity of the unit (in Btu per hour) divided by the electric power consumed (in watts) at a temperature… … Dictionary of units of measurement
EER — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sigles d’une seule lettre Sigles de deux lettres > Sigles de trois lettres Sigles de quatre lettres … Wikipédia en Français
EER — extended echo ranging … Military dictionary
-eer — noun suffix Etymology: Middle French ier, from Latin arius more at ary one that is concerned with professionally, conducts, or produces < auctioneer > < pamphleteer > often in words with derogatory meaning < profiteer > … New Collegiate Dictionary
EER — See energy efficiency ratio. * * * … Universalium