-
21 hem was de eer voorbehouden
hem was de eer voorbehoudenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hem was de eer voorbehouden
-
22 het Legioen van Eer
het Legioen van EerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het Legioen van Eer
-
23 het heeft lang geduurd eer ze eroverheen waren
het heeft lang geduurd eer ze eroverheen warenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het heeft lang geduurd eer ze eroverheen waren
-
24 het is mijn eer te na
het is mijn eer te naVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het is mijn eer te na
-
25 het zal me een (grote/bijzondere) eer zijn
het zal me een (grote/bijzondere) eer zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het zal me een (grote/bijzondere) eer zijn
-
26 hij is met militaire eer begraven
hij is met militaire eer begravenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij is met militaire eer begraven
-
27 iemand de eer geven die hem toekomt
iemand de eer geven die hem toekomtVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand de eer geven die hem toekomt
-
28 iemand de eer gunnen
iemand de eer gunnenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand de eer gunnen
-
29 iemand de laatste eer bewijzen
iemand de laatste eer bewijzenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand de laatste eer bewijzen
-
30 iemand de militaire eer bewijzen
iemand de militaire eer bewijzenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand de militaire eer bewijzen
-
31 iemand in zijn eer (aan)tasten
iemand in zijn eer (aan)tastenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn eer (aan)tasten
-
32 iemand in zijn eer aantasten
iemand in zijn eer aantastenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn eer aantasten
-
33 iemand in zijn eer herstellen
iemand in zijn eer herstellenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn eer herstellen
-
34 iemand in zijn eer krenken
iemand in zijn eer krenkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn eer krenken
-
35 iemand in zijn eer/zijn goede naam aanranden
iemand in zijn eer/zijn goede naam aanrandeninjure someone's honour/reputationVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in zijn eer/zijn goede naam aanranden
-
36 iets/het aan zijn eer verplicht zijn
iets/het aan zijn eer verplicht zijnVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets/het aan zijn eer verplicht zijn
-
37 ik beschouw dit als een eer
ik beschouw dit als een eerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik beschouw dit als een eer
-
38 ik zal naar eer en geweten handelen
ik zal naar eer en geweten handelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > ik zal naar eer en geweten handelen
-
39 in (alle) eer en deugd
in (alle) eer en deugdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in (alle) eer en deugd
-
40 in alle eer en deugd
in alle eer en deugdVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in alle eer en deugd
См. также в других словарях:
-eer — is a suffix first recorded in the 17c, replacing an earlier (French) form ier. One of its first occurrences is in mountaineer (first used in Shakespeare s The Tempest, 1610, in the meaning ‘one who lives in the mountains’). In more recent use, it … Modern English usage
EER — may refer to: Energy efficiency ratio, or COP, a measure to assess heat pumps and air conditioners Energy efficiency rating, a score out of six stars applied to housing in the Australian Capital Territory East of England Regiment, a British army… … Wikipedia
-eer — suffix meaning one who (operates, produces, deals in); anglicized form of Fr. ier, from L. arius, iarius; Cf. ARY (Cf. ary) … Etymology dictionary
-eer — [ir] [Fr ier < L arius] suffix 1. forming nouns a) a person or thing that has to do with [auctioneer, mountaineer] b) a person who writes, makes, etc.: sometimes used derogatorily [pamphleteer, profiteer] 2. forming verbs to have to do with… … English World dictionary
EER — abbrev. energy efficiency ratio … English World dictionary
eer — fac·tion·eer; fic·tion·eer; foun·tain·eer; hack·but·eer; jav·e·lin·eer; mis·sil·eer; muf·fin·eer; mu·ni·tion·eer; pag·eant·eer; pi·geon·eer; pis·tol·eer; pon·ton·eer; rev·o·lu·tion·eer·ing; un·ion·eer; car·a·van·eer; EER; auc·tion·eer;… … English syllables
EER — an abbreviation for energy efficiency rating, a U.S. measure of the efficiency of an air conditioner. The EER is computed as the cooling capacity of the unit (in Btu per hour) divided by the electric power consumed (in watts) at a temperature… … Dictionary of units of measurement
EER — Cette page d’homonymie répertorie les différents sujets et articles partageant un même nom. Sigles d’une seule lettre Sigles de deux lettres > Sigles de trois lettres Sigles de quatre lettres … Wikipédia en Français
EER — extended echo ranging … Military dictionary
-eer — noun suffix Etymology: Middle French ier, from Latin arius more at ary one that is concerned with professionally, conducts, or produces < auctioneer > < pamphleteer > often in words with derogatory meaning < profiteer > … New Collegiate Dictionary
EER — See energy efficiency ratio. * * * … Universalium