-
1 beledigen
2 [in strijd zijn met] offend♦voorbeelden:zich beledigd achten/voelen door • be/feel offended bygauw beledigd zijn • be quick to take offencemevrouw was weer eens beledigd • Her Ladyship had gone off in a huff again -
2 krenken
♦voorbeelden:krenkende opmerkingen • offensive/hurtful remarkszich gekrenkt voelen • be/feel offended/hurtiemand diep krenken • deeply offend/wound someone -
3 aanstoot geven
v. offend, scandalize, shock -
4 affronteren
v. affront, insult, offend -
5 beledigen
v. offend, insult, affront -
6 choqueren
v. scandalize, shock or offend with immorality -
7 froisseren
v. offend, insult; be strident, injure the senses -
8 krenken
v. offend, give offence, give offense, hurt, hurt deeply, hurt smb.'s feelings, wound, derange, outrage, insult -
9 misdoen
n. sin, offend--------v. do wrongly -
10 overtreden
v. transgress, infringe, contravene, trespass, offend -
11 zondigen
v. sin, err, offend, transgress -
12 grieven
♦voorbeelden:hij heeft mij diep gegriefd • he has hurt me deeply -
13 hoofd
1 [lichaamsdeel] head3 [persoon] head6 [(van personen) leider, meerdere] head ⇒ chief, leader, 〈 school〉 principal (teacher), 〈 school〉 headmaster 〈 mannelijk〉, headmistress 〈 vrouwelijk〉♦voorbeelden:een hoofd groter/kleiner zijn (dan) • be a head taller/shorter (than)met een kaal/rood hoofd • bald-headed/red-faced〈 figuurlijk〉 iets het hoofd bieden • stand/face up to something 〈 moeilijkheden〉; meet, defy 〈 concurrentie, aanvallen〉het hoofd buigen • 〈 figuurlijk〉 bow one's head, give in/submit (to)het hoofd in de nek gooien • 〈 letterlijk〉 fling/throw/toss back one's head; 〈 figuurlijk〉 bristle/bridle up〈 figuurlijk〉 het hoofd laten hangen • hang one's head, be downcasthet hoofd schudden bij/over • shake one's head at/overwat hangt ons nu weer boven het hoofd? • 〈 figuurlijk〉 what's hanging over our heads now?, what's in store for us now?〈 figuurlijk〉 hij groeit mij boven het hoofd • he's leaving me behind/standingheb je geen ogen in je hoofd! • can't you look where you're going?licht/zwaar in het hoofd zijn • be light-headed, have a heavy head〈 figuurlijk〉 met zijn hoofd in de wolken lopen • have one's head in the clouds; 〈 gelukkig zijn〉 walk on airiemand een verwijt naar het hoofd slingeren • hurl a reproach at someone('s head)het succes is hem naar het hoofd gestegen • success has gone to his head〈 figuurlijk〉 hij kreeg van alles naar zijn hoofd • 〈 figuurlijk〉 he had all kinds of abuse thrown at himeen beloning op iemands hoofd zetten • put a price on someone's headmen kon er wel over de hoofden lopen • it was choc-a-bloc with peopleiemand voor het hoofd stoten • offend someoneeen hoofd hebben als een boei • have a face as red as a beetroot2 uit het blote hoofd spreken • speak ad lib/off the cuff〈 figuurlijk〉 het hoofd verliezen/niet verliezen • lose/keep one's headhij heeft veel aan zijn hoofd • he has a lot of things on his mindje bent niet goed bij je hoofd! • you're out of your (tiny) minddat is mij door het hoofd gegaan/geschoten • it slipped my mindzich iets in het hoofd zetten • get something in(to) one's headhoe haalt hij het in zijn hoofd? • where does he get such an idea?zij kreeg het in haar hoofd om • she took it into her head tozoiets komt niet in mijn hoofd op • it would never enter my head/mind to do such a thingfeiten in zijn hoofd stampen • cramde drank stijgt hem naar het hoofd • the drink is going to his headiets uit het hoofd kennen • learn something by heart/roteik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • I know better than to do something crazy like thatiemand iets uit zijn hoofd praten • talk someone out of somethingdat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • I'd forget it if I were youuit het hoofd spelen/zingen • play/sing from memoryhet hoofd koel houden • keep one's head, stay level-headedper hoofd • per head/capitaper hoofd van de bevolking • per head of (the) population〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • so many men, so many opinions〈 figuurlijk〉 hij stelde zich aan het hoofd van de beweging • he assumed the leadership of the movementaan het hoofd staan van • be at the head of; 〈 leger〉 be in command of; 〈 bedrijf, departement〉 be in charge of7 hoofdbureau • head/main officehoofdingang • main entranceuit hoofde van zijn functie van/als • in his capacity as -
14 iemand diep krenken
iemand diep krenkendeeply offend/wound someoneVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand diep krenken
-
15 iemand pijnlijk krenken
iemand pijnlijk krenkenoffend/hurt someone sorelyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand pijnlijk krenken
-
16 iemand te na komen
iemand te na komenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand te na komen
-
17 iemand voor het hoofd stoten
iemand voor het hoofd stotenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand voor het hoofd stoten
-
18 na
na1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:op een paar uitzonderingen na • with a few exceptionsde op één na grootste/sterkste • the second biggest/strongestde grootste componist op B na • the greatest composer after Bhet op drie na grootste bedrijf • the fourth-largest companyik neem koffie na • I'll have coffee to finish withop drie gulden na • all but three guildersde goeden niet te na gesproken • with the exception of the good ones————————na2〈 voorzetsel〉1 [achter] after2 [later dan] after♦voorbeelden:1 de ene blunder na de andere maken • make one blunder after the other/anothereen getal met drie cijfers na de komma • a figure with three decimal placesna elkaar • one after the otherna u! • after you!na drie uur is de winkel gesloten • the shop is closed after three -
19 pijnlijk
1 [pijn veroorzakend] painful3 [pijn lijdend] suffering4 [blijk gevend van pijn] pained5 [krenkend] painful, hurtful6 [gekwetst] pained8 [uiterst zorgvuldig] painstaking♦voorbeelden:1 een pijnlijke wond/operatie • a painful wound/operation2 een pijnlijke rug • a painful/sore backpijnlijk aanvoelen • hurt, be painfulII 〈 bijwoord〉1 [zodat pijn veroorzaakt wordt] painfully3 [zodat verdriet veroorzaakt wordt] painfully4 [als iemand die verdriet heeft] as if pained5 [op uiterst zorgvuldige wijze] painstakingly♦voorbeelden:3 iemand pijnlijk krenken • offend/hurt someone sorely -
20 stoten
2 [aanstoot geven] offend♦voorbeelden:1 zijn zinnen stoten • his sentences are halting/awkwardhet schip stootte op een klip • the ship struck a rockop een vreemd woord stoten • come across a foreign wordop moeilijkheden stoten • run into difficultiesop elkaar stoten • collide, run into each otherop/tegen iets stoten • bump into somethingtegen elkaar stoten • bump/knock against each otherII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 niet stoten! • handle with care!iemand uit de groep/de partij stoten • throw someone out of the group/partyeen vaas van de kast stoten • knock a vase off the sideboard1 [gewichtheffen] press2 [biljart] play/shoot (a ball)♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich stoten〉1 [botsen] bump (oneself)2 [zich ergeren] take offence♦voorbeelden:
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Offend — Of*fend, v. t. [imp. & p. p. {Offended}; p. pr. & vb. n. {Offending}.] [OF. offendre, L. offendere, offensum; ob (see {Ob }) + fendere (in comp.) to thrust, dash. See {Defend}.] 1. To strike against; to attack; to assail. [Obs.] Sir P. Sidney.… … The Collaborative International Dictionary of English
offend — of‧fend [əˈfend] verb 1. [intransitive] LAW to do something that is a crime: • What can be done to stop criminals offending again? 2. [intransitive, transitive] to make someone angry or upset: • The advertisement was never intended to offend… … Financial and business terms
Offend — Of*fend , v. i. 1. To transgress the moral or divine law; to commit a crime; to stumble; to sin. [1913 Webster] Whosoever shall keep the whole law, and yet offend in one point, he is guilty of all. James ii. 10. [1913 Webster] If it be a sin to… … The Collaborative International Dictionary of English
offend — offend, outrage, affront, insult mean to cause vexation or resentment or damage to self respect. One offends by displeasing another, by hurting his feelings, or by violating his sense of what is proper or fitting {if the First Amendment means… … New Dictionary of Synonyms
offend — I (insult) verb abuse, affront, anger, annoy, be discourteous, be impolite, chagrin, displease, distress, disturb, embarrass, enrage, gall, horrify, hurt, incense, inflame, infuriate, injure, irk, irritate, laedere, madden, make angry, mortify,… … Law dictionary
offend — [ə fend′] vi. [ME offenden < OFr offendre < L offendere, to strike against < ob (see OB ) + fendere, to hit, strike: see DEFEND] 1. to break a law, religious commandment, etc.; commit a sin or crime 2. to create resentment, anger, or… … English World dictionary
offend — (v.) early 14c., to sin against (someone), from O.Fr. offendre, from L. offendere strike against, stumble, commit a fault, displease, from ob against + fendere to strike (found only in compounds). Meaning to violate (a law), to make a moral false … Etymology dictionary
offend — [v] displease, insult affront, aggrieve, anger, annoy, antagonize, be disagreeable, disgruntle, disgust, disoblige, distress, disturb, exasperate, fret, gall, horrify, hurt, irritate, jar, miff, nauseate, nettle, outrage, pain, pique, provoke,… … New thesaurus
offend — ► VERB 1) cause to feel hurt or resentful. 2) be displeasing to. 3) commit an act that is illegal or that goes against an accepted principle. DERIVATIVES offender noun. ORIGIN Latin offendere strike against … English terms dictionary
offend — of|fend [əˈfend] v [Date: 1300 1400; : Old French; Origin: offendre, from Latin offendere to strike against, offend ] 1.) [I and T] to make someone angry or upset by doing or saying something that they think is rude, unkind etc ▪ His remarks… … Dictionary of contemporary English
offend — verb Etymology: Middle English, from Anglo French offendre, from Latin offendere to strike against, offend, from ob against + fendere to strike more at ob , defend Date: 14th century intransitive verb 1. a. to transgress the moral or divine law ; … New Collegiate Dictionary