-
1 deux à deux, deux par deux
deux à deux, deux par deuxtwee aan twee, paarsgewijsDictionnaire français-néerlandais > deux à deux, deux par deux
-
2 deux
deux [deu]〈telwoord; ook m.〉1 twee ⇒ een paar, beide2 enkele ⇒ enige, een paar3 tweede♦voorbeelden:tous deux, tous les deux • allebeiêtre deux • met z'n tweeën zijnne faire ni une ni deux • zich geen tweemaal bedenkença fait deux • dat zijn twee geheel verschillende zakenen moins de deux • in minder dan geen tijdà deux • met z'n tweeënà nous deux maintenant • en nu is de beurt aan onsdeux à deux, deux par deux • twee aan twee, paarsgewijs〈 vulgair〉 de mes deux (testicules) • waardeloos, kloteentre les deux • er tussenin, zo'n beetje tussenbeide〈 spreekwoord〉 jamais deux sans trois • alle goede dingen bestaan in drieën, driemaal is scheepsrechtle deux novembre • twee novemberm, adj -
3 par deux fois, par trois fois
par deux fois, par trois foistwee keer, drie keerDictionnaire français-néerlandais > par deux fois, par trois fois
-
4 brûler la chandelle par les deux bouts
brûler la chandelle par les deux boutsDictionnaire français-néerlandais > brûler la chandelle par les deux bouts
-
5 il était encadré par deux gendarmes
il était encadré par deux gendarmesDictionnaire français-néerlandais > il était encadré par deux gendarmes
-
6 mener par deux à zéro
-
7 être plié en deux par l'âge
être plié en deux par l'âgeDictionnaire français-néerlandais > être plié en deux par l'âge
-
8 fois
fois [fwaa]〈v.〉♦voorbeelden:1 l'autre fois • een tijdje geleden, onlangsune bonne fois • eens en voor altijdc'est cent fois mieux • dat is veel betervous avez cent fois raison • u hebt volkomen gelijkcertaines fois • somsarbre deux fois centenaire • twee eeuwen oude boomdeux fois plus grand • twee keer zo grootvous avez mille fois raison • u heeft groot gelijktoutes les fois que • steeds alsla seule et unique fois • absoluut de enige keerencore une fois • nogmaals, ik zeg je nog eens, ik herhaalplus d'une fois • vaakà la fois • tegelijk(ertijd)y regarder à deux fois • zich tweemaal bedenken〈 formeel〉 par deux fois, par trois fois • twee keer, drie keerune fois pour toutes • eens en voor altijddes fois • somsil y avait une fois, il était une fois • er was eensune fois en route elle ne s'arrêtait plus • toen ze eenmaal op weg was gegaan, stopte ze niet meerune fois, deux fois, trois fois • één, twee, drie 〈 voor het uitvoeren van een bedreiging〉fkeer, maal -
9 suite
suite [sŵiet]〈v.〉1 vervolg ⇒ voortzetting, opvolging3 consequentie ⇒ uitvloeisel, gevolg4 logica ⇒ orde, aaneenschakeling5 opeenvolging ⇒ rij, serie, reeks♦voorbeelden:faire suite à • volgen op, komen naprendre la suite de qn. • iemand opvolgenà la suite de • achterdeux coups furent tirés à la suite • er werd tweemaal achtereen geschotendans la suite, par la suite • later, in het vervolgla suite au prochain numéro • wordt vervolgddonner suite à • gevolg geven aan(comme) suite à votre lettre • in antwoord op uw schrijvenà la suite de, par suite de • tengevolge vanen suite de quoi • tengevolge waarvanpar suite • bijgevolgfaire preuve d'esprit de suite • consequent zijndes propos sans suite • onsamenhangende woorden¶ deux, trois fois de suite • twee, drie keer achtereenet ainsi de suite • enzovoort(s)1. f1) vervolg2) stoet3) gevolg5) opeenvolging6) suite2. suitesf pl -
10 comparaison
comparaison [kõpaarezzõ]〈v.〉♦voorbeelden:faire la comparaison de deux choses • twee dingen vergelijkenmettre qc. en comparaison avec qc. d'autre • iets met iets anders vergelijkensoutenir la comparaison • de vergelijking kunnen doorstaanen comparaison de • in vergelijking metpar comparaison à, avec • vergeleken bij, metpar comparaison • vergelijkenderwijsêtre sans comparaison avec qc. • iets ver overtreffenc'est sans (aucune) comparaison • dat is niet te vergelijken, onvergelijkelijk, zonder weergaf -
11 temps
temps [tã]〈m.〉1 tijd ⇒ tijdperk, periode2 weer♦voorbeelden:temps d'arrêt • pauze, rust, onderbrekingtemps de réflexion • bedenktijd〈 spreekwoord〉 autres temps, autres moeurs • andere tijden, andere zedenil y a beau temps que • het is al een tijd geleden datbon temps • veel plezierces temps-ci • de laatste tijdtemps creux • stille tijdil est grand temps • het is de hoogste tijdtemps humains • manurenmon jeune temps • mijn jonge jarenen même temps • tegelijkertijden même temps … et • zowel … alstemps mort • 〈 sport en spel〉spelonderbreking, time-out; 〈 figuurlijk〉 onderbreking; 〈van werk enz.〉 onbenutte tijdtemps moyen de Greenwich • Greenwichtijdtravailler à plein temps, à temps complet • een volledige baan hebbenles premiers temps • aanvankelijk, in het beginquelque temps • een tijdjede, en tout temps • altijd (al), te allen tijdetout le temps • voortdurend, steeds (maar), de hele tijden temps utile, voulu • te zijner tijdpar le temps qui court • heden ten dagese donner, se payer, prendre du bon temps • zich goed vermaken, het ervan nemenil n'est que temps • het is hoog tijdil était temps • dat was nog maar net op tijdavoir fait son temps • zijn (beste) tijd gehad hebben; 〈 van personen〉 versleten zijn; 〈 figuurlijk〉 achterhaald zijnpasser le temps • de tijd verdrijvenprendre son temps • zich niet haasten, het juiste ogenblik uitkiezentromper, tuer le temps • de tijd dodenn'avoir qu'un temps • van korte duur zijnil y a peu de temps • onlangsà temps • op tijd, bijtijdsavec le temps • mettertijddans le temps • vroeger, destijdsde temps à autre, de temps en temps • van tijd tot tijd, af en toede mon temps • in mijn tijdêtre de son temps • een kind van zijn tijd zijndepuis quelque temps • sinds kortdu temps de Charlemagne • in de tijd van Karel de Grotedurant, pendant ce temps • in die tussentijd, intussenen temps et lieu • te gelegener tijd en plaatsentre temps • intussenau, dans le, du temps où • toendepuis le temps que • sindsdu temps que • toenpar le temps qu'il fait • met dit weerquel temps fait-il? • wat voor weer is het?le temps se met au beau • het wordt mooi weer3 temps d'une danse • danspas, dansfiguur(mesure à) trois temps • driekwartsmaatbattre les temps d'une mesure • de maat slaanen deux temps, trois mouvements • in een vloek en een zuchtmoteur (à) quatre temps • viertaktmotorm1) tijd2) weer3) maatdeel [muziek]4) slag -
12 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
13 un
un1 [ũ],une [uun]〈m., v.〉1 één♦voorbeelden:ne faire ni une ni deux • geen moment aarzelenpas un(e) • geen (enkele)plus d'un • menigeenun à un, un par un • één voor éénet d' un(e)! • dat is één!voilà une de ces bêtises! • is me dat weer een stommiteit!〈 spreekwoord〉 quand il y en a pour un (deux, trois), il y en a pour deux (trois, quatre) 〈 wanneer er genoeg is voor één (twee, drie), dan is er ook genoeg voor twee (drie, vier)〉————————un2 [ũ],une [uun]1 één ⇒ een eenheid, een geheel vormend♦voorbeelden:la vérité est une • er is maar één waarheidne faire qu'un • één geheel zijn, vormenII 〈 telwoord〉1 één♦voorbeelden:le trente et un décembre • een en dertig december→ avis, précaution————————un3 [ũ],une [uun]〈onbepaald voornaamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:un de ces jours • één dezer dagenils s'injurient l' un l'autre • zij schelden elkaar uitl' un et l'autre • beiden→ malheur————————un4 [ũ],une [uun]〈 lidwoord〉1 een♦voorbeelden:1 une fois, un jour • eens, op zekere dagun monsieur X • een zekere meneer X1. = une; m/f, adj 2. = une; art -
14 bout
bout [boe]〈m.〉3 stukje ⇒ eindje, deeltje♦voorbeelden:1 manger du bout des dents • met lange tanden eten, kieskauwenrire du bout des dents, des lèvres • flauwtjes lachensavoir, connaître qc. sur le bout du doigt • iets op z'n duimpje kennenavoir de l'esprit jusqu'au bout des doigts, des ongles • heel geestig zijnbout filtre • filtermondstukavoir un mot sur le bout de la langue • een woord voor op de tong hebben liggenparler du bout des lèvres • prevelenle bout du nez • het topje van de neusse laver le bout du nez • een kattenwasje doenne pas voir plus loin que le bout de son nez • niet verder kijken dan zijn neus lang ismener qn. par le bout du nez • iemand naar zijn pijpen laten dansenle bout de l'oreille • het tipje van het oormontrer le bout de l'oreille • zich verradenle bout du sein • de tepeltenir le bon bout • op de goede weg zijnjoindre les deux bouts • de eindjes aan elkaar knopenbout à bout • tegen elkaar aanmettre bout à bout • aaneenvoegenpousser qn. à bout • iemand razend, radeloos makenà tout bout de champ • om de haverklaptirer à bout portant • van heel dichtbij schietend' un bout à l'autre • van het begin tot het eindede bout en bout • van het begin tot het eindeon ne sait par quel bout le prendre • je weet niet hoe je met hem om moet gaanêtre à bout de nerfs • op zijn van de zenuwenêtre à bout • ten einde raad zijnmener à bout • tot een goed einde brengenma patience est à bout • mijn geduld is opvenir à bout de qc. • iets klaarspelen, bolwerkenvenir à bout d'un travail • een karwei klarenvenir à bout de qn. • iemands weerstand brekenau bout de • aan het einde van, na afloop van, na〈 figuurlijk〉 au bout du compte • per slot van rekening, tenslottejusqu'au bout des ongles • door en door, op-en-topaller jusqu'au bout • tot het uiterste (door)gaan, doorzetten〈 film〉 bout d'essai • screentest, proefopnameun bout d'homme • een klein mannetjeun bout de lettre • een kort briefjeun bon bout de temps • een flinke tijdfaire un bout de toilette • een kattenwasje doendu bout des doigts • héél voorzichtigm1) einde2) uiteinde, top, punt3) afloop, verloop4) stukje, eindje -
15 plier
plier [plie.ee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 buigen3 dichtklappen ⇒ dichtslaan, sluiten♦voorbeelden:→ bagage¶ plier ses livres, ses affaires • z'n boeken, z'n spullen opbergen♦voorbeelden:1. v1) (door)buigen3) opvouwen4) dichtslaan2. se plierv -
16 tout
tout1 [toe]〈m.〉1 geheel ⇒ totaal, alles2 hoofdzaak ⇒ (het) belangrijkste, voornaamste♦voorbeelden:risquer le tout pour le tout • alles op het spel zetten(ne) … (pas) du tout • helemaal niet, absoluut nietdu tout • helemaal nietdu tout au tout • helemaal, volledig————————tout2 [toe],1 (ge)heel ⇒ volledig, een en al3 〈 elliptisch〉(bestemd, geschikt) voor ieder(e) ⇒ met alle …, van alle …♦voorbeelden:en toute simplicité • in alle eenvoudil est toute simplicité • hij is een en al eenvoud, hij is de eenvoud zelvetout le temps • voortdurend, aldoor, altijd2 tout un chacun • een ieder, iedereentous (les) deux • allebei, alle tweetous les deux jours • om de andere dagtout ce qu'il y a de gens connus • alle bekende mensenc'est sérieux? tout ce qu'il y a de plus sérieux • echt waar?, honderd procent serieus, ik meen het echt(film) tous publics • (film) voor ieder publiek, voor een breed publiekvéhicule tous terrains • terreinwagen, -voertuig, jeeppour tout (bagage) • als enige (bagage)————————tout3 [toe],1 alles ⇒ allemaal, allen, iedereen♦voorbeelden:avoir tout de • alle eigenschappen hebben vanpour tout dire • al met alc'est tout dire • daarmee is alles gezegdce sera tout pour aujourd'hui • daar zullen we het vandaag bij latentous (au)tant que nous sommes • wij allen, zonder uitzonderingaprès tout • tenslotte, alles welbeschouwden tout et pour tout • niet meer dan, alles bij elkaarenvers et contre tous • tegen iedereenpar-dessus tout, au-dessus de tout • bovenal, vooralvoilà tout • dat is alles¶ comme tout • heel erg, vreselijket tout • en zo, en wat dies meer zijet tout et tout • enzovoort, enzovoort————————tout4 [toe]〈 bijwoord〉1 heel ⇒ erg, zeer, bijzonder, helemaal3 geheel en al ⇒ een en al, niets dan♦voorbeelden:1 tout juste • nog maar net, op het nippertjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor, vol aandacht zijnc'est tout un • dat is precies hetzelfdetout aussi grand que • (precies) even groot alsêtre tout à ses projets • helemaal opgaan in zijn, haar plannentout à vous • geheel tot uw beschikking, tot uw dienst¶ tout d'abord • allereerst, voor allestout enfant, tout gosse • als kind al …tout à fait • helemaal, preciestout au moins • op z'n (aller)minsttout au plus • hoogstensle tout dernier, premier • de allerlaatste, allereersteà tout jamais • voor altijdtout de même • tochtout en marchant, il m'a raconté • terwijl we liepen, onder het lopen vertelde hij metout en étant riche, il vit très simplement • hoewel hij rijk is, leeft hij erg eenvoudigtout riche que je suis • hoe rijk ik ook ben1. m1) geheel, totaal2) hoofdzaak3) heelal2. tout, tous, toutespron1) alles2) allemaal, iedereen3. tout, toute, tous, toutesadj1) geheel, volledig2) elk, ieder3) bestemd voor4. adv1) heel, erg, helemaal2) zuiver3) geheel en al -
17 fusil
fusil [fuuzie]〈m.〉1 geweer2 schutter3 wetstaal ⇒ aanzetstaal, wetsteen♦voorbeelden:fusil à chargement par la bouche • voorladerfusil à chargement par la culasse • achterladerfusil de chasse • jachtgeweerfusil à un coup • enkelloopsgeweerfusil à deux coups • dubbelloop(sgeweer)fusil à pompe • riotgunfusil à répétition • snelvuurgeweerfusil à vent • windbuks〈 figuurlijk〉 changer son fusil d'épaule • omzwaaien 〈 zijn plannen, opvattingen, methodes veranderen; van baan veranderen〉charger un fusil • een geweer ladentirer au fusil • aan geweerschieten doenm1) geweer2) schutter3) aanzetstaal4) gasaansteker -
18 intervalle
intervalle [ẽtervaal]〈m.〉1 tussenpoos ⇒ pauze, onderbreking2 tussenruimte ⇒ opening, gaping♦voorbeelden:1 à deux mois d'intervalle • twee maanden daarna, laterun court intervalle • een ogenblikà intervalles réguliers • met regelmatige tussenpozendans l'intervalle • in de tussentijddurant, pendant cet intervalle • in die tussentijdpar intervalles • bij tussenpozen, nu en danpar intervalles • hier en daarm1) pauze, onderbreking2) tussenruimte, opening3) interval [muziek] -
19 main
main [mẽ]〈v.〉1 hand ⇒ handbreedte, voorhand3 haak ⇒ handvat, ring♦voorbeelden:1 la main sur la conscience • met de hand op het hart, eerlijkde main de maître • met meesterhandà main armée • gewapenderhandmettre la dernière main à qc. • de laatste hand aan iets leggen(à) main droite, gauche • (naar) rechts, linksavoir la main ferme • gezag hebbenavoir la haute main sur qc. • ergens de lakens uitdelenavoir la main heureuse • geluk hebbenil a la main leste • hij heeft zijn handen los zittendessin à main levée • tekening uit de losse handavoir les mains liées • met handen en voeten gebonden zijnde longue main • sedert lang, lang van tevorenun article préparé de longue main • een artikel waar lang aan gewerkt isne pas y aller de main morte • er flink op los slaan; overdrijvenà pleines mains • overvloedigavoir la main prompte • losse handen hebben, er gauw op los slaanpolitique de la main tendue • verzoeningspolitiekavoir les mains vides • met lege handen staanbattre des mains • klappen, applaudisserenchanger de main • van eigenaar verwisselendemander la main d'une jeune fille • de hand van een meisje vragendonner la main à qn. • iemand helpense faire la main • zich oefenenun tricot fait main • een handgebreid vestflanquer la main sur la figure à, de qn. • iemand een klap in zijn gezicht gevenforcer la main à qn. • iemand voor het blok zettenjoindre les mains • de handen vouwenlever, porter la main sur qn. • iemand (gaan) slaanmettre, prêter la main à qc. • iets ondernemen, aan iets werkenmettre la main dessus • in beslag nemen, aanhoudenmettre la main sur qc. • de hand op iets leggen, iets terugvindenmettre la main sur qn. • iemand arresteren; iemand terugvindenen mettre sa main au feu • zijn hand ervoor in het vuur stekenpasser la main dans le dos de qn. • voor iemand kruipenperdre la main • z'n vaardigheid kwijtrakenl'affaire va vous péter dans la main • de zaak zal als een zeepbel uit elkaar spatten, zal volledig de mist in gaanporter la main sur qn. • iemand een klap gevenprendre qn. la main dans le sac • iemand op heterdaad betrappenserrer la main à qn. • iemand de hand drukkentendre la main • bedelenen venir aux mains • handgemeen worden〈 sport en spel〉 il y a main! • hands!haut les mains! • handen omhoog!〈 figuurlijk〉 haut la main • zonder enige moeite, met glansfrein à main • handremtomber aux, entre, dans les mains de qn. • in iemands handen vallend' une main • met één handmanger dans la main de qn. • uit iemands hand eten, tam zijnmarcher la main dans la main • hand in hand lopen; 〈 figuurlijk〉 in volledige overeenstemming handelende la main à la main • onderhands, ‘in 't handje’de première main • uit de eerste handtravailler de ses mains • met zijn handen werkenêtre en bonnes mains • in goede handen zijnmener un cheval en main • een paard bij de toom leidence livre est en main • dit boek is uitgeleend, in gebruikprendre en main qc. • iets ter hand nementenir en main la situation • de toestand in de hand hebbenentre les mains de qn. • in iemands handen, onder iemands hoedemener par la main • met de hand leidense prendre par la main • zich vermannensous main • onder(s)hands, heimelijkje n'ai pas mon dictionnaire sous la main • ik heb mijn woordenboek niet bij de handmain courante • trapleuning, zeerelingmain de toilette • washandjefaire main basse sur qc. • iets achteroverdrukkenjouer à (la) main chaude • blindemannetje spelen〈 informeel〉 c'est du cousu main • dat is te gek, dat is puik, áfpremière main • eerste naaisterf1) hand2) handbreedte3) poot, klauw4) handvat5) boek papier [25 vel]6) handschrift -
20 mener
mener [mənee]♦voorbeelden:→ chemin¶ ne pas en mener large • in de puree zitten, in de rats zittenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈+ à〉 (weg)brengen (naar) ⇒ meenemen (naar), vervoeren (naar) ⇒ 〈 dieren〉 voor zich uit drijven ⇒ 〈 figuurlijk〉 er toe brengen (te)2 leiden ⇒ leiding geven aan, besturen3 leiden ⇒ (uit)voeren, aanpakken♦voorbeelden:cela peut vous mener loin • dat kan nare gevolgen voor u hebbencela ne vous mènera pas loin • daar komt u niet erg ver meemener qn. durement • iemand hard aanpakkenêtre mené par qn. • onder iemands knoet zittenv1) leiden (naar), lopen (naar)2) op kop liggen [sport]4) leiden, besturen5) uitvoeren, aanpakken
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Deux flics à Miami — Logo de la série Titre original Miami Vice Genre Série policière Créateur(s) Anthony Yerkovich Production … Wikipédia en Français
Deux-Sèvres — Administration Pays … Wikipédia en Français
Deux-Sevres — Deux Sèvres Deux Sèvres … Wikipédia en Français
Deux Cents Familles — L expression « deux cents familles » désignait les deux cents plus gros actionnaires (sur près de 40 000) de la Banque de France pendant l Entre deux guerres. Avant la réforme de 1936, ils constituaient l Assemblée générale de la… … Wikipédia en Français
Deux Sèvres — Deux Sèvres … Wikipédia en Français
Deux cent familles — Deux cents familles L expression « deux cents familles » désignait les deux cents plus gros actionnaires (sur près de 40 000) de la Banque de France pendant l Entre deux guerres. Avant la réforme de 1936, ils constituaient l… … Wikipédia en Français
Deux cents familles françaises — Deux cents familles L expression « deux cents familles » désignait les deux cents plus gros actionnaires (sur près de 40 000) de la Banque de France pendant l Entre deux guerres. Avant la réforme de 1936, ils constituaient l… … Wikipédia en Français
Deux soeurs pour un roi — Deux sœurs pour un roi Deux sœurs pour un roi Titre original The Other Boleyn girl Réalisation Justin Chadwick Acteurs principaux Natalie Portman Scarlett Johansson Eric Bana Scénario Peter Morgan d après le roman de Philippa Gregory … Wikipédia en Français
Deux-Lions — Immeubles des deux lions, le 6 février 2011, vus depuis l Heure Tranquille. Administration Pays … Wikipédia en Français
Deux sœurs pour un roi — Données clés Titre original The Other Boleyn girl Réalisation Justin Chadwick Scénario Peter Morgan d après le roman de Philippa Gregory Acteurs principaux N … Wikipédia en Français
Deux Fonds — Photo souhaitée Merci Caractéristiques Longueur 14 5 km Bassin 83 km2 Bassin collecteur la Loire Débit moyen 0 … Wikipédia en Français