-
81 поход
ngener. krijgstocht, marche, mars, tocht, veldtocht -
82 analyse
analyse [aanaaliez]〈v.〉1 analyse ⇒ ontleding, onderzoek♦voorbeelden:analyse grammaticale • taalkundige ontledinganalyse logique • zinsontleding¶ en dernière analyse • in wezen, tenslotte→ romanf1) analyse, ontleding -
83 avant
avant1 [aavã]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 voorkant ⇒ voorstuk, voorste deel3 voorhoedespeler ⇒ aanvaller, spits♦voorbeelden:asseyez-vous à l'avant • gaat u voorin zitten→ traction————————avant2 [aavã]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 van tevoren ⇒ eerder, eerst♦voorbeelden:1 d' avant • ervoor, daarvoorplus avant • steeds verder, meeren avant • naar voren, vooruit, voorwaartsse mettre en avant • zich op de voorgrond plaatsen→ marche————————avant3 [aavã]〈 voorzetsel〉1 voor♦voorbeelden:1 avant cela • daarvooravant peu • binnenkortne faites rien avant d' avoir reçu ma lettre • doe niets voordat u mijn brief ontvangen hebt, alvorens mijn brief ontvangen te hebben1. m1) voorkant2) voorhoede, front3) aanvaller, spits2. adjvoorste, voor-3. adv1) van tevoren, eerder, eerst2) vooraan, vooruit, voorwaarts4. prép 5. avant deprép6. avant queconj -
84 boiter
-
85 bon
bon1 [bõ]〈m.〉1 bon ⇒ bewijsje, briefje♦voorbeelden:bon de caisse • kassabonbon de livraison • reçubons du Trésor • schatkistbiljetten, -bonnen————————bon2 [bõ],bonne [bon]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, tussenwerpsel, m., v.〉1 goed ⇒ gunstig, geschikt, fatsoenlijk2 goedaardig ⇒ goedmoedig, vriendelijk4 lekker ⇒ heerlijk, aangenaam7 groot ⇒ vol, volledig8 hard ⇒ hevig, flink9 〈 als uitroep〉goed! ⇒ afgesproken!♦voorbeelden:bon mariage • voordelig huwelijkbonne terre • vruchtbaar landc'est bon • okay, goedc'est très bon! • dat is prima!il est bon que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is wenselijk, nodig dat …il est bon de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is wenselijk, nodig om …on est bon! • we zijn erbij!c'est bon! • zo is het wel genoeg!être bon (pour) • iets wel moetencomme bon vous semble • zoals u wilttenir bon • weerstaan, weerstand biedentrouver, juger, croire bon • goedvinden, goeddunken, goed oordelenà quoi bon tous ces efforts? • waarvoor al die moeite?être bon à • geschikt zijn om, dienen totil n'est bon à rien • hij deugt nergens voorbon pour le service • goedgekeurd voor militaire dienstêtre bon pour • ergens niet aan kunnen ontsnappenil y a du bon et du mauvais chez lui • hij heeft goede en slechte eigenschappenavoir du bon • voordelen hebbenun bon à rien • nietsnut2 un homme bon • een aardige, goedhartige manvous êtes bien trop bon • dat is zeer aardig van ules bons et les méchants • de goeden en de kwadenun bon garçon • een goedige jongen4 bonne année! • gelukkig nieuwjaar!un bon bain • een verkwikkend badavoir la bonne vie • een luizenleven leidenil fait bon • het is lekker weer, het is plezierig, aangenaamil fait bon 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is lekker, prettig omsentir bon • lekker ruikenelle est bien bonne! • die is goed!c'est une (bien) bonne! • dat is een goeie!arriver bon premier • met glans winnen9 bon! • goed, afgesproken!ah bon? • oh ja?, werkelijk?1. m1) (het) goede2) goed mens3) bon, bewijs4) belang2. bon/bonneadj, adv1) goed, gunstig, geschikt2) goedmoedig, vriendelijk3) naïef, simpel4) lekker, aangenaam5) grappig, leuk6) juist, waar7) groot, vol, volledig8) hard, hevig3. interjgoed, afgesproken! -
86 change
change 〈 als opschrift〉————————change [sĵãzĵ]〈m.〉1 (het) wisselen ⇒ (wissel)koers, wisselmarkt♦voorbeelden:marché des changes • wisselmarkt, valutamarkt2 gagner, perdre au change • erop vooruit, achteruit gaanm -
87 comédie
comédie [kommeedie]〈v.〉3 aanstellerij ⇒ komedie, veinzerij♦voorbeelden:comédie musicale • musical5 c'est toujours la même comédie pour entrer dans ce cinéma! • 't is altijd hetzelfde gelazer om in die bioscoop binnen te komen!f1) komedie2) aanstellerij, veinzerij4) gedoe, toestand5) scène, drukte -
88 conclure
conclure [kõkluur]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v3) beslissend/afdoende zijn [juridisch]4) (af)sluiten [overeenkomst, koop, vrede, huwelijk]5) beëindigen -
89 économie
économie [eekonnommie]〈v.〉♦voorbeelden:économie concertée • overlegeconomieéconomie dirigée, planifiée • geleide economieéconomie politique • staathuishoudkundefaire de l'économie politique • economie studerenune mesure d'économie • een bezuinigingsmaatregelune économie de temps • een tijdsbesparingfaire l'économie de qc. • iets besparen1. f1) economie2) zuinigheid3) bezuiniging, besparing4) bouw, opzet2. économiesf pl -
90 étude
étude [eetuud]〈v.〉5 huiswerkklas ⇒ studiezaal, studie-uur♦voorbeelden:études obligatoires • leerplichtétudes primaires • basisonderwijs, lager onderwijsétudes secondaires • voortgezet onderwijsétudes supérieures • hoger onderwijsabandonner ses études • zijn studie opgevenfaire ses études • studerenétudes de marché • marktonderzoekà l'étude • in onderzoek, in voorbereiding6 étude de notaire • notariskantoor, notariaat1. f1) studie2) onderzoek3) studiezaal, studie-uur4) kantoor2. étudesf pl -
91 languissant
languissant [lãgiesã]1 mat ⇒ ongeïnspireerd, langdradig♦voorbeelden:adj1) ongeïnspireerd, langdradig2) wegkwijnend -
92 national
national [naasjonnaal],nationaux [naasjonnoo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉1 nationaal ⇒ landelijk, staats-, rijks-, volks-♦voorbeelden:hymne national • volksliedmarché national • binnenlandse marktroute nationale • rijkswegune nationale • rijkswegadj -
93 ordre
ordre [ordr]〈m.〉1 orde ⇒ volgorde, rangorde, ordening4 categorie ⇒ soort, aard5 bevel ⇒ opdracht, verordening, order6 order ⇒ bestelling, opdracht♦voorbeelden:avoir de l'ordre • ordelijk zijnmanquer d'ordre • slordig zijnmettre de l'ordre • orde scheppenmettre bon ordre à • voorgoed een eind maken aanmettre de l'ordre dans • opruimen, ordenendans l'ordre chronologique • chronologischdans l'ordre d'entrée en scène • in volgorde van opkomstmettre en ordre • opruimen, ordenenen ordre de marche • startklaarpar ordre alphabétique • alfabetisch gerangschiktl'ordre établi • de gevestigde ordene pas avoir d'ordre • geen orde kunnen houdenrappeler qn. à l'ordre • iemand tot de orde roepenrentrer dans l'ordre • weer normaal wordenordre monastique • kloosterorde4 de dernier ordre • erbarmelijk slecht; totaal onbelangrijkchoses de même ordre • soortgelijke dingende premier ordre • eersteklas-affaire de premier ordre • bijzonder belangrijke zaakde second ordre • tweederangsd' ordre général • van algemene aardd' ordre philosophique • op het terrein van de filosofiec'est dans l'ordre des choses • dat is de normale gang van zakendans cet ordre d'idées • in verband hiermeeune inquiétude de cet ordre • een dermate grote onrustordre formel • uitdrukkelijk bevelje n'ai pas d'ordre à recevoir • ik kan mijn eigen boontjes wel doppenà vos ordres! • tot uw orders!être aux ordres de • ter beschikking staan vanjusqu'à nouvel ordre • tot nader orderpar ordre de, sur l'ordre de • in opdracht van6 ordre d'achat • kooporder, bestelformulierprendre des ordres • bestellingen opnemen; bevelen in ontvangst nemenà l'ordre du jour • actueel, in de modem1) orde, volgorde3) genootschap4) categorie5) bevel6) bestelling -
94 pacifique
-
95 parallèle
parallèle1 [paaraalel]〈m.〉♦voorbeelden:parallèle terrestre • breedtecirkel————————parallèle2 [paaraalel]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉♦voorbeelden:1 une parallèle • parallel, evenwijdige lijn→ marché1. m2) vergelijking2. f 3. adj2) alternatief -
96 passer
passer [paasee]2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)♦voorbeelden:défense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …passer prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈 spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈 alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaanse faire passer pour • zich uitgeven voor1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈 film〉 ⇒ draaien 〈 plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springenpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈 communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!j'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v2) gaan (van...naar)4) uitgezonden worden [film, radio]6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van) -
97 position
position [pooziesjõ]〈v.〉4 sociale positie ⇒ (hoge) functie, rang klasse, niveau♦voorbeelden:position des joueurs • opstelling van de spelersposition au point mort • nulstand, vrij 〈 van autoversnelling〉position politique • politieke overtuigingexposer sa position • zijn standpunt uiteenzettenprendre position contre, pour • stelling nemen tegen, voordans une position verticale • rechtopstaanden position! • op uw plaatsen!se mettre en position • klaar gaan staan, zijn plaats innemenrester sur ses positions • op zijn standpunt blijven staanêtre dans une meilleure position • er beter voor staanêtre en position de 〈+ onbepaalde wijs〉 • in de gelegenheid zijn om te, kunnenf1) plaats, positie, stand2) houding3) standpunt4) situatie5) klasse6) opstelling -
98 prix
prix [prie]〈m.〉1 prijs ⇒ lasten, waarde, kosten♦voorbeelden:1 prix choc • stuntprijs, dumpprijsprix de lancement • kennismakingsprijsprix de marché • marktprijs(à) moitié prix • voor de halve prijsprix plafond • maximumprijsprix plancher • bodemprijsprix de revient • kostprijsprix dérisoire • spotprijsc'est mon dernier prix • dat is mijn laatste bodbloquer les prix • de prijzen bevriezencasser les prix • de artikelen sterk afprijzeny mettre le prix • iets (zeer) duur betalenà prix d'argent • voor geldà prix d'or • peperduurà quel prix est ce manteau? • wat kost die jas?à vil prix • voor een spotprijsau prix fort • erg duurde prix • waardevolhors de prix • peperduurà aucun prix • voor geen goudà tout prix • koste wat het kostau prix de • ten koste van3 prix d'excellence • prijs voor de beste van de klas; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 prijs van uitmuntendheidprix d'honneur • prijs voor de beste leerlingenmettre à prix la tête de qn. • een prijs op iemands hoofd zetten4 〈 literatuur〉 le prix Goncourt 1981 • de prijswinnaar van de prix Goncourt 1981; 〈 ook〉 het boek dat de prix Goncourt 1981 heeft gekregenm1) prijs2) waarde3) beloning4) prijswinnaar -
99 rompre
rompre [rõpr]♦voorbeelden:2 rompez! • ingerukt!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 breken ⇒ af-, verbreken♦voorbeelden:rompre un marché • een zaak annulerenrompre les rangs • de gelederen verbreken, inrukkenapplaudir à tout rompre • hard applaudisserenrompre en visière • openlijk aanvallen♦voorbeelden:v1) breken (met)2) inrukken [leger]3) (af)breken4) doorbreken -
100 tel
〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 zo(danig) ⇒ zulk, dergelijk2 een of ander ⇒ zo en zo, die en die♦voorbeelden:1 telle est mon opinion • zo denk ik erover, dat is mijn meninglaisser les choses telles quelles • de dingen laten voor wat ze zijnje te rends tes livres tels quels 〈 informeel〉, tels que • ik geef je je boeken terug zoals ik ze heb gekregenil n'y a rien de tel • er gaat niets bovenrien de tel que la marche pour se détendre • er gaat niets boven wandelen om zich te ontspannenon n'a jamais vu rien de tel • zoiets hebben we nog nooit geziencomme tel, en tant que tel • als zodanigs'il n'est pas avare, il passe pour tel • ook al is hij niet gierig, hij gaat er wel voor dooril est tel que son père • hij is net als zijn vader2 telle quantité • een zekere hoeveelheid, zo en zo veelun tel, une telle • die en dietel ou tel • die of die, dit of dat, deze of gene————————1 (degene) die ⇒ de een of ander, menigeen♦voorbeelden:¶ tel consent, tel autre refuse • de één stemt toe, de ander weigert1. = telle; pron 2. = telle; adj1) zulk, dergelijk2) een of ander3) (zo)als
См. также в других словарях:
marché — 1. (mar ché) s. m. 1° Vente, achat de ce qui se débite dans un lieu déterminé. Le marché n a rien valu aujourd hui. • Quand j aurai l honneur de vous faire parvenir mes rêveries, qui ne sont pas encore tout à fait prêtes, je ferai avec vous… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Marché de gros — Marché L étal d une marchande de fruits et légumes dans un marché couvert à Gênes … Wikipédia en Français
Marché forain — Marché L étal d une marchande de fruits et légumes dans un marché couvert à Gênes … Wikipédia en Français
Marché public (lieu) — Marché L étal d une marchande de fruits et légumes dans un marché couvert à Gênes … Wikipédia en Français
Marché religieux — Marché L étal d une marchande de fruits et légumes dans un marché couvert à Gênes … Wikipédia en Français
MARCHÉ DU TRAVAIL — Le marché du travail, en système capitaliste, contribue, avec les institutions qui s’y rattachent et les comportements individuels et collectifs qui y opèrent, à former le prix du travail et à établir un équilibre entre l’offre et la demande… … Encyclopédie Universelle
marché-gare — marché [ marʃe ] n. m. • marchiet 1080; lat. mercatus, de merx, mercis « marchandise » I ♦ 1 ♦ Convention portant sur la fourniture de marchandises, de services et de valeurs. ⇒ accord, affaire, contrat; achat, échange, vente. Conclure, passer,… … Encyclopédie Universelle
marche — 1. (mar ch ) s. f. Frontière militaire d un État. • L empereur confirme le vasselage de la Bohême et y établit la religion chrétienne ; tout ce qui était au delà était encore païen, excepté quelques marches de la Germanie, VOLT. Ann. Emp. Othon … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Marche Des Fiertés — Gay Pride à Grosseto en Italie (2004) La Marche des fiertés, s est d abord appelée Gay Pride, puis la Lesbian Gay Pride, puis LGBT[1] … Wikipédia en Français
Marche automnale — Marche Pour les articles homonymes, voir Marche (homonymie). Marcher, tac … Wikipédia en Français
Marche dehors — Marche Pour les articles homonymes, voir Marche (homonymie). Marcher, tac … Wikipédia en Français