-
1 мирный
vreedzaam, vrede(s)- -
2 friedlich
friedlich2 vreedzaam, vredelievend ⇒ verdraagzaam♦voorbeelden:einen Streit friedlich beilegen • een geschil in der minne schikken2 ein friedlicher Mensch • een vreedzaam, vredelievend mens -
3 peaceful
-
4 placid
-
5 quiet
adj. rustig; vreedzaam; stil, zonder beweging; niet spraakzaam--------n. stil; rustig; vreedzaam--------v. rustig maken; stil maken; ontspannen; laten ontspannen; kalmerenquiet1[ kwajjət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stilte♦voorbeelden:————————quiet2〈bijvoeglijk naamwoord; quietness〉3 stemmig ⇒ ernstig, onopvallend♦voorbeelden:quiet as a mouse • muisstilthey kept their engagement quiet • zij hielden hun verloving geheimkeep quiet about last night • hou je mond over vannachtlet's take a drink on the quiet • laten we stiekem een borreltje nemen————————quiet3〈 werkwoord〉→ quieten quieten/ -
6 pacifique
-
7 schiedlich
schiedlich♦voorbeelden:1 schiedlich und friedlich, schiedlich-friedlich • in pais en vree, vreedzaam -
8 мирный
adjgener. rustig, gerust, onbloedig, vredig, vreedzaam -
9 миролюбивый
adjgener. vredelievend, vreedzaam -
10 спокойный
adjgener. gezapig, gerust, kalm, nuchter, onbewogen, rustig, sereen, stoorloos, gelaten, bedaard, bezadigd, geduldig, gelijkmoedig, koelbloedig, koudbloedig, leuk, onberoerd, ongestoord, stil, vredig, vreedzaam -
11 coexist
-
12 coexistence
n. samenleving; samenwerking[ kooigzistəns]♦voorbeelden: -
13 complacency
n. zorgeloos, onbekommerd; vreedzaam; genot, plezier; voldoening1 zelfgenoegzaamheid ⇒ (zelf)voldaanheid, zelfingenomenheid -
14 orderly
adj. opgeruimd; gehoorzame; iemand die dienst doet--------n. broeder (in leger hospitaal); ziekenhuis hulporderly1[ o:dəlie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: orderlies〉————————orderly2〈bijvoeglijk naamwoord; orderliness〉1 ordelijk ⇒ geordend, geregeld; in/op orde, netjes (opgeruimd); gedisciplineerd, methodisch; vreedzaam (verlopend)♦voorbeelden: -
15 pacific
-
16 peaceful uses of nuclear energy
-
17 smooth
adj. glad, vlak; gepolijst; stabiel; onbeweeglijk; rustig; probleemloos; glibberig--------n. glad, vlak--------v. glad; gladstrijken; problemen uit de weg halen; oplossen; de weg banen, glad wordensmooth1[ smoe:ð] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————smooth2〈bijvoeglijk naamwoord; smoothness〉1 glad♦voorbeelden:smooth surface • glad oppervlak————————[ smoe:ðn]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gladmaken ⇒ effen/regelmatig maken♦voorbeelden:smooth down one's clothes • zijn kleren gladstrijkensmooth over an argument • een woordentwist bijleggen -
18 co-existence
naast elkaar bestaan (vreedzaam) -
19 pastorally
adv. pastoraal (vreedzaam, idyllisch, als in dorp) -
20 quietly
adv. rustig; stil; vreedzaam; in rust
- 1
- 2
См. также в других словарях:
ГОМАР — [лат. Gomarus; нидерланд. Gommer] Франциск (30.01.1563, Брюгге 11.01.1641, Гронинген), нидерланд. теолог кальвинист. Семья Г. в 1578 г. эмигрировала в Пфальц, чтобы иметь возможность исповедовать реформатскую веру. Г. учился в ун те Страсбурга у… … Православная энциклопедия