-
1 beëindigen
finalisá, kaba, termináDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > beëindigen
-
2 to kill
beëindigen -
3 кончить
beeindigen, voltooien, aflopen -
4 кончать
beeindigen, voltooien, aflopen -
5 прекратить
beeindigen, stoppen, staken, ophouden, een einde maken -
6 прекращать
beeindigen, stoppen, staken, ophouden, een einde maken -
7 drop-and-insert
beëindigen en toevoegen -
8 прекращать
beeindigen, stoppen, afbrekenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > прекращать
-
9 прекратить
beeindigen, stoppen, afbrekenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > прекратить
-
10 прекращать
beeindigen, stoppen, afbrekenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > прекращать
-
11 прекратить
beeindigen, stoppen, afbrekenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > прекратить
-
12 cease
n. beëindigen--------v. ophouden met; stoppencease1♦voorbeelden:————————cease2〈 formeel〉1 ophouden ⇒ tot een eind komen, stoppenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 cease fire! • staakt het vuren!cease to exist • ophouden te bestaan -
13 conclude
v. tot de conclusie komen; afmaken, beëindigen[ kənkloe:d]1 eindigen ⇒ ten einde komen, aflopen2 tot een conclusie/besluit/akkoord komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ (af/be)sluiten, afronden3 concluderen ⇒ afleiden, vaststellen♦voorbeelden: -
14 end
n. eind; slot; beëindiging; dood--------v. beëindigen; stoppen; eindigenend1[ end] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ afsluiting, besluit2 einde ⇒ uiteinde, eind5 einde ⇒ vernietiging, dood♦voorbeelden:1 come/draw to an end • ten einde lopen, ophoudenput an end to • een eind maken aan, afschaffenthey are at the end of their resources • hun mogelijkheden zijn uitgeputin the end • ten slotte, op het laatst; uiteindelijkfor weeks on end • weken achtereenplace on end • rechtop/overeind zetten¶ at the end of the day • uiteindelijk, als puntje bij paaltje komtthe end of the line • laatste fase, kritiek stadiumbe at the end of one's tether • aan het eind van zijn krachten/geduld/mogelijkheden zijnkeep one's end up • volhoudenmake (both) ends meet • de eindjes aan elkaar knopensee an end of/to • een einde zien komen aancollide end on • frontaal botsenno end • heel erg, in grote mateno end of time • zeeën van tijdthe end • het summum→ bad bad/, big big/, bitter bitter/, dead dead/, deep deep/, dirty dirty/, east east/, loose loose/, thick thick/, thin thin/, wrong wrong/————————end21 eindigen♦voorbeelden:our efforts ended in a total failure • onze pogingen liepen op niets uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ een eind maken aan, ophouden met2 conclusie/einde vormen van♦voorbeelden:end off something (with) • iets besluiten (met)3 end it (all) • er een eind aan maken, zelfmoord plegen¶ a novel/victory to end all novels/victories • een roman/overwinning die alle andere overbodig maakt/in de schaduw stelt -
15 sign
n. bord; wenk; teken; gebaar; hint; kenmerk--------v. ondertekenen; tekenen; een teken geven (knipperlicht v. auto)sign1[ sajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aanwijzing ⇒ (ken)teken, blijk; voorteken3 wenk ⇒ teken, seintje♦voorbeelden:————————sign23 wenken ⇒ een teken geven, gebaren♦voorbeelden:sign one's name to • ondertekenensign away • schriftelijk afstand doen vansign in • tekenen bij aankomst, intekenensign off • een brief beëindigensign off/on • een radio/tv-uitzending beëindigen/beginnensign on at the Job Centre • inschrijven op het arbeidsbureausign on/up as a sailor • als matroos aanmonsterensign out • tekenen bij vertrekshe signed over her estate to her daughter • ze deed schriftelijk afstand van haar landgoed ten gunste van haar dochtersign up for a course • zich voor een cursus inschrijven -
16 stop
n. halte; achterstand; eind, einde; pauze; verstopping; halte--------v. stoppen; ophouden met; staken; eindigen; versperren; tegenhoudenstop1[ stop] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ beëindiging, het stoppen; pauze, onderbreking3 afsluiting ⇒ blokkade, belemmering♦voorbeelden:1 bring to a stop • stopzetten, een halt toeroepenput a stop to • een eind maken aan————————stop2〈 stopped〉1 ophouden ⇒ tot een eind komen, stoppen2 halt houden ⇒ stilhouden, tot stilstand komen♦voorbeelden:they stopped short of doing it • ze gingen niet zover, dat ze het dedenstop at nothing • tot alles in staat zijnstop in • binnenblijvenstop off • zijn reis onderbrekenstop over • de (vlieg)reis onderbrekenstop to tea • blijven etenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verhinderen ⇒ afhouden, tegenhouden3 blokkeren ⇒ afsnijden, tegenhouden, stoppen4 een eind maken aan ⇒ stopzetten, beëindigen5 ophouden met ⇒ staken, beëindigen♦voorbeelden:stop up a leak • een lek dichten2 stop thief! • houd de dief!stop someone (from) getting into trouble • zorgen dat iemand niet in moeilijkheden raaktstop a cheque • een cheque blokkerenstop a fee out of one's wages • contributie van iemands salaris inhoudenstop muttering • ophouden met foeterenstop it! • hou op! -
17 terminate
v. aflopen, beëindigen[ tə:minneet] 〈zelfstandig naamwoord: termination〉1 eindigen ⇒ ten einde lopen, aflopenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ eindigen, een eind maken aan, (af)sluiten♦voorbeelden:1 terminate a contract • een contract opzeggen/vernietigenterminate a pregnancy • een zwangerschap onderbreken -
18 wind up
opwinden; eindigen, concluderen; zich laten opwinden[ wajnd up]♦voorbeelden:you'll wind up with an ulcer • jij loopt nog eens een maagzweer op1 besluiten ⇒ beëindigen, afronden♦voorbeelden:1 wind up a conversation/project • een gesprek/project beëindigen2 omhoogdraaien ⇒ ophalen/hijsen♦voorbeelden:3 be/get wound up • opgewonden zijn/raken -
19 terminer
terminer [termienee]1 beëindigen ⇒ een einde maken aan, besluiten, afsluiten♦voorbeelden:il faut en terminer • we moeten er een einde aan makenen avoir terminé avec qn. • de relaties met iemand verbroken hebbenpour terminer • tot slot1 eindigen (met, op) ⇒ ten einde lopen, uitkomen (op)♦voorbeelden:1 se terminer bien, mal • goed, slecht aflopense terminer en pointe • spits toelopenles verbes qui se terminent en -er • de werkwoorden op -ermot qui se termine par une consonne • woord dat op een medeklinker eindigtv1) beëindigen2) afmaken, voltooien -
20 aufheben
aufheben♦voorbeelden:2 den Arm, die Hand aufheben • de arm, de hand opsteken3 bei jemandem gut, schlecht aufgehoben sein • bij iemand in goede, slechte handen zijnjemandem etwas zum Aufheben geben • iemand iets geven om het te bewarendie Sitzung, die Versammlung aufheben • de zitting, de vergadering opheffen, schorseneins hebt das andere nicht auf • het een sluit het andere niet uit¶ 〈 spreekwoord〉 aufgeschoben ist nicht aufgehoben • uitstel is geen afstel; wat in het vat is, verzuurt niet♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Rode Leeuwen — Les Rode Leeuwen (« Lions rouges ») ont constitué entre 1968 et 1978 une première scission entre socialistes flamands et francophones dans l arrondissement de Bruxelles Hal Vilvorde avant celle, définitive, du Parti socialiste belge… … Wikipédia en Français