-
1 предназначать
(voor)bestemmenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > предназначать
-
2 предназначить
(voor)bestemmenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > предназначить
-
3 предназначать
(voor)bestemmenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > предназначать
-
4 предназначить
(voor)bestemmenРусско-голландский словарь коммерческих терминов > предназначить
-
5 vouer
-
6 intend
-
7 affecter
affecter [aafektee]〈 werkwoord〉1 voorwenden ⇒ veinzen, doen alsof3 bestemmen ⇒ reserveren, toewijzen4 aanstellen ⇒ plaatsen, indelen5 treffen ⇒ aandoen, inwerken op♦voorbeelden:la grève affecte plusieurs usines • verschillende fabrieken worden door de staking getroffenv2) aanstellen (bij), plaatsen3) voorwenden -
8 réserver
réserver [reezervee]1 bewaren ⇒ opzij leggen, reserveren3 bestemmen ⇒ in petto houden, bereiden♦voorbeelden:réserver son point de vue • zijn mening voor zich houdenréserver une réunion pour • apart een vergadering wijden aan♦voorbeelden:je me réserve pour le dessert • ik houd een plaatsje over voor het dessertv1) reserveren2) bespreken3) bestemmen -
9 destine
v. bestemmen[ destin] 〈 voornamelijk passief〉♦voorbeelden:1 be destined for • bestemd/voorbeschikt zijn voor -
10 zone
n. zone, gebied; gedeelte--------v. omgorden, verdelen in zoneszone1[ zoon] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 streek ⇒ gebied, terrein, zone3 ring ⇒ kring, streep4 〈 Amerikaans-Engels〉post/telefoon/treindistrict♦voorbeelden:————————zone2〈 werkwoord〉1 in zones/gebieden/districten onderverdelen♦voorbeelden: -
11 direct
adj. rechtstreeks, direct; onmiddellijk; openhartig--------adv. rechtstreeks, duidelijk; op een onomwonden manier, op openhartige wijze--------v. instruëren, toelichten, aanduiden; toezien, kontroleren, inspekteren; kommanderendirect1[ dirrekt, daj-]1 direct ⇒ rechtstreeks, onmiddellijk, openhartig♦voorbeelden:direct contact • rechtstreeks contactbe a direct descendant • in een rechte lijn van iemand afstammendirect drive • directe aandrijvingdirect evidence • bewijs uit de eerste handa direct flight • een rechtstreekse vluchta direct hit • een voltrefferthe direct road • de kortste wegdirect taxes • directe belastingenbe direct • er geen doekjes om winden〈 Brits-Engels〉 direct grant • rijkssubsidie 〈 voor scholen in tegenstelling tot subsidie van plaatselijke overheid〉direct mail • direct mail, postreclame 〈 (persoonlijk gerichte) reclame via de brievenbus〉II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ exact, precies♦voorbeelden:————————direct21 het bevel voeren ⇒ aanwijzingen geven, opdracht geven2 richten3 de weg wijzen ⇒ leiden, gidsen4 bestemmen ⇒ toewijzen, aanwijzen5 leiden ⇒ de leiding hebben over, besturen♦voorbeelden:he directed a blow at his brother • hij sloeg naar zijn broerhis remarks were directed at all of us • zijn opmerkingen waren voor ons allemaal bedoeld3 would you direct me to the town hall? • zou u mij kunnen zeggen hoe ik bij het stadhuis moet komen?————————direct3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:she came direct to Paris • ze kwam rechtstreeks naar Parijs -
12 appeler
appeler [aaplee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 roepen2 oproepen3 opbellen4 noemen5 benoemen ⇒ roepen (tot), bestemmen (voor)6 verlangen ⇒ noodzaken, met zich brengen♦voorbeelden:appeler le médecin • de dokter laten komenappeler qn. • iemand (aan)roepenappeler à l'aide, au secours • om hulp roepenappeler qn. ( au téléphone) • iemand opbellenappeler qn. en justice • iemand voor het gerecht dagenappeler qn. par son prénom • iemand bij zijn voornaam noemenappeler les choses par leur nom • het kind bij de naam noemenêtre appelé à 〈+ onbepaalde wijs〉 • bestemd zijn (om), geroepen worden (tot), genoodzaakt zijn (om)appeler qn. à une fonction, à un poste • iemand benoemen op een postelle est appelée par sa fonction à beaucoup voyager • haar functie zal met zich meebrengen dat ze veel moet reizenune riposte en appelle une autre • het ene weerwoord lokt het andere uitappeler l'attention de qn. sur qc. • iemands aandacht op iets vestigen♦voorbeelden:1 comment t'appelles-tu? • hoe heet je?voilà ce qui s'appelle parler • dat is pas duidelijke taalou je ne m'appelle plus X, aussi sûr que je m'appelle X • zowaar als ik leef, hier sta1. v1) noemen2) (op)roepen3) opbellen4) benoemen2. s'appelerv -
13 appropriate
adj. geschikt, passend, juist--------v. toewijzen, toebedelen; nemen (zonder vergunning)appropriate1[ əproopriət] 〈bijvoeglijk naamwoord; appropriateness〉1 geschikt ⇒ passend, toepasselijk♦voorbeelden:1 where appropriate • waar nodig/van toepassing, in voorkomende gevallenappropriate for/to • geschikt/passend voor————————appropriate2[ əprooprie▪eet] 〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: appropriation〉♦voorbeelden: -
14 mark
n. Mark (voornaam)mark1[ ma:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 peil ⇒ niveau, standaard8 belang9 aandacht♦voorbeelden:leave one's mark on • zijn stempel drukken opmake one's mark • zich onderscheiden4 above/below the mark • boven/beneden peilI don't feel quite up to the mark • ik voel me niet helemaal fit/in ordeon your marks, get set, go! • op uw plaatsen! klaar? af!beside/off the mark • ernaastoverstep the mark • over de schreef gaan————————mark21 vlekken (maken/krijgen)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 merken ⇒ tekenen, onderscheiden; aanduiden♦voorbeelden:1 his birth marks the beginning of a new era • zijn geboorte luidt het begin van een nieuw tijdperk inmark the occasion • de gelegenheid luister bijzettenmarked for life • voor het leven getekend -
15 destiner
destiner [destienee] -
16 предназначать
vgener. bestemmen (voor-äôà), aanwijzen, destineren, voorbehouden, voorbestemmen -
17 allocate money to something or someone
allocate money to something or someoneEnglish-Dutch dictionary > allocate money to something or someone
-
18 allocate
v. toewijzen (ook in computers), een bepaald programma de mogelijkheid verlenen bepaalde toegewezen hulpmiddelen te gebruiken (computers); budgetteren[ æləkeet]♦voorbeelden: -
19 design
n. plan; ontwerp; technische tekening; makette; opzet, moedwil--------v. ontwerpen, schetsen; plannendesign1[ dizzajn] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 ontwerp ⇒ tekening, blauwdruk; constructie; vormgeving3 opzet ⇒ bedoeling, doel♦voorbeelden:by design • met opzet————————design2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitdenken ⇒ bedenken, beramen2 bedoelen ⇒ ontwikkelen, bestemmen♦voorbeelden: -
20 mark down
- 1
- 2