Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

Со всех языков на:
Английский
С английского на:
Все языки
Немецкий
Нидерландский

(door)dringen

Толкование Перевод

1 penetrate

v. doordringen, binnendringen; begrijpen, door hebben

penetrate

[ pennitreet]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 doordringen ⇒ penetreren; begrepen/gesnapt worden

2 binnendringen ⇒ indringen

♦voorbeelden:

1   the hint didn't penetrate • de wenk kwam niet over

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doordringen ⇒ (door)dringen (tot) in, dringen door; (ver)vullen

2 doorgronden ⇒ door/uitvorsen, vatten, penetreren

3 doorzien ⇒ achterhalen

4 dringen door(heen) ⇒ zien door(heen)

♦voorbeelden:

1   the cold penetrated the bones • de kou drong tot op het bot door

3   penetrate someone's disguise • iemands vermomming doorzien

4   our eyes couldn't penetrate the darkness • onze ogen konden niet door de duisternis heendringen

English-Dutch dictionary > penetrate
2 percolate

v. filtreren, doorsijpelen, doordringen

percolate

[ pə:kəleet] 〈zelfstandig naamwoord: percolation〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 sijpelen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ (door)dringen, vloeien

2 filteren ⇒ door een filter lopen

♦voorbeelden:

2 wait until the coffee has percolated • wacht tot de koffie doorgelopen is

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doorsijpelen

2 filteren ⇒ met een percolator zetten 〈 in het bijzonder koffie〉

♦voorbeelden:

1 water percolated the sand • het zand werd met water doorsijpeld

English-Dutch dictionary > percolate
3 permeate

v. doordringen; doortrekken; binnendruppelen

permeate

[ pə:mie▪eet] 〈zelfstandig naamwoord: permeation〉

1 (door)dringen ⇒ (door)trekken, zich (ver)spreiden (over)

♦voorbeelden:

1 a revolt permeated the country • een opstand verspreidde zich over het land

English-Dutch dictionary > permeate
4 put a bullet through

schieten, een kogel door...dringen

English-Dutch dictionary > put a bullet through
5 push

n. druk; compressie; aanval; initiatief; hulp
--------
v. duwen; wegduwen; drukken; initiatief nemen; hasjiesj verkopen

push¹

[ poesj]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 duw ⇒ stoot, zet, ruk

2 grootscheepse aanval 〈 van leger〉 ⇒ offensief; 〈 figuurlijk〉 energieke poging

♦voorbeelden:

1   give that door a push • geef die deur even een zetje

¶ 〈 informeel〉 get the push • eruit vliegen

     〈 informeel〉 give someone the push • iemand ontslaan/eruit gooien; iemand de bons geven

     〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 at a push • als het echt nodig is, in geval van nood

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 informeel〉 energie ⇒ doorzettingsvermogen, fut

2 druk ⇒ nood, crisis

3 hulp ⇒ duwtje in de rug

♦voorbeelden:

1   to get a job like that you need a lot of push • om zo'n baan te krijgen moet je heel wat aankunnen

2   if/when it comes/came to the push • als het erop aankomt/aankwam

————————

push²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 duwen ⇒ stoten, schuiven, dringen

2 vorderingen maken ⇒ vooruitgaan, doorgaan, verder gaan

3 zich (uitermate) inspannen ⇒ doorzettingsvermogen/ondernemingslust hebben

4 aan de weg timmeren

5 〈 informeel〉 pushen ⇒ dealen

♦voorbeelden:

1   push and shove • duwen en dringen

     push down • persen 〈 van vrouw tijdens bevalling〉

     〈 figuurlijk〉 push hard for more money • krachtig aandringen op meer geld

2   push ahead/along/forward/on • (rustig) doorgaan/verder gaan

     〈 informeel〉 we must push along now • we moeten er nu vandoor

     push by/past someone • iemand voorbijdringen

     push ahead/along/forward/on with • vooruitgang boeken/opschieten met

3   he had to push hard to reach success • hij moest er erg hard aan trekken om succes te bereiken

→ push in push in/, push off push off/, push through push through/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (weg)duwen ⇒ een zet/stoot geven, voortduwen; 〈 figuurlijk〉 beïnvloeden, dwingen

2 stimuleren ⇒ bevorderen, promoten, voorthelpen, pushen

3 druk uitoefenen op ⇒ lastig vallen, aandringen bij

4 naderen 〈 bepaalde leeftijd〉

5 〈 informeel〉 pushen 〈 drugs〉

♦voorbeelden:

1   push the button • op de knop/bel drukken

     push the car • de auto aanduwen

     push a door open • een deur openduwen

     he pushes the matter too far • hij drijft de zaak te ver door

     don't push your sister to take that decision • zet je zus niet aan tot dat besluit

     push one's way through a crowd • zich een weg banen door een menigte

     I pushed myself to do it • ik dwong mezelf het te doen

     〈informeel; figuurlijk〉 push someone about/around • iemand ruw/slecht behandelen; iemand commanderen, iemand met minachting behandelen

     they pushed our work aside • ze schoven ons werk terzijde; 〈 figuurlijk〉 ze gaven ons werk geen kans

     push back one's hair • zijn haar naar achteren strijken

     push back the enemy • de vijand terugdringen

     he was pushed down • hij werd ondergeduwd

     push oneself forward • zich op de voorgrond dringen

     push someone forward as a candidate • iemand als kandidaat naar voren schuiven

     push over a lady • een dame omverlopen

     push over a table • een tafel omgooien

     that pushed prices up • dat joeg de prijzen omhoog

     push someone into action • iemand tot actie dwingen

     the disaster pushed all other news off the front pages • de ramp verdrong al het andere nieuws van de voorpagina's

     push one's work onto someone else • zijn werk op iemand anders afschuiven/aan iemand anders opdringen

     she pushed him to the verge of suicide • ze dreef hem bijna tot zelfmoord

2   he pushed his son (on) to go into politics • hij stimuleerde zijn zoon om in de politiek te gaan

     push oneself • zichzelf promoten, zichzelf weten te verkopen

3   don't push your luck (too far)! • stel je geluk niet te veel op de proef!

     he is pushed (for time/money) • hij heeft bijna geen tijd/geld, hij zit krap (in zijn tijd/geld)

     he pushed me for money • hij probeerde geld van mij los te krijgen

4   be pushing forty • de veertig naderen

¶ push home • uitvoeren, toedienen, krachtig ondernemen/uiteenzetten

     the attack was pushed home with considerable force • de aanval werd met veel kracht uitgevoerd

→ push off push off/, push out push out/, push through push through/

English-Dutch dictionary > push
6 catch

1. transitive verb,
caught

1) (capture) fangen; (lay hold of) fassen; packen

catch somebody by the arm — jemanden am Arm packen od. fassen

catch hold of somebody/something — jemanden/etwas festhalten; (to stop oneself falling) sich an jemandem/etwas festhalten

2) (intercept motion of) auffangen; fangen [Ball]

catch a thread — einen Faden vernähen

get something caught or catch something on/in something — mit etwas an/in etwas (Dat.) hängen bleiben

I got my finger caught or caught my finger in the door — ich habe mir den Finger in der Tür eingeklemmt

get caught on/in something — an/in etwas (Dat.) hängen bleiben

3) (travel by) nehmen; (manage to see) sehen; (be in time for) [noch] erreichen; [noch] kriegen (ugs.) [Bus, Zug]; [noch] erwischen (ugs.) [Person]

did you catch her in? — hast du sie zu Hause erwischt? (ugs.)

4) (surprise)

catch somebody at/doing something — jemanden bei etwas erwischen (ugs.) /[dabei] erwischen, wie er etwas tut (ugs.)

caught in a thunderstorm — vom Sturm überrascht

I caught myself thinking how... — ich ertappte mich bei dem Gedanken, wie...

5) (become infected with, receive) sich (Dat.) zuziehen od. (ugs.) holen

catch something from somebody — sich bei jemandem mit etwas anstecken

catch [a] cold — sich erkälten/sich (Dat.) einen Schnupfen holen; (fig.) übel dran sein

catch it — (fig. coll.) etwas kriegen (ugs.)

you'll catch it from me — du kannst von mir was erleben (ugs.)

6) (arrest)

catch somebody's attention — jemandes Aufmerksamkeit erregen

catch somebody's fancy — jemandem gefallen; jemanden ansprechen

catch the Speaker's eye — (Parl.) das Wort erhalten

catch somebody's eye — jemandem auffallen; [Gegenstand:] jemandem ins Auge fallen; (be impossible to overlook) jemandem ins Auge springen

7) (hit)

catch somebody on/in something — jemanden auf/in etwas (Akk.) treffen

catch somebody a blow [on/in something] — jemandem einen Schlag [auf/in etwas (Akk.)] versetzen

8) (grasp in thought) verstehen; mitbekommen

did you catch his meaning? — hast du verstanden od. mitbekommen, was er meint?

9) see academic.ru/11419/catch_out">catch out 1)
2. intransitive verb,
caught

1) (begin to burn) [anfangen zu] brennen

2) (become fixed) hängen bleiben; [Haar, Faden:] sich verfangen

my coat caught on a nail — ich blieb mit meinem Mantel an einem Nagel hängen
3. noun
1) (of ball)

make [several] good catches — [mehrmals] gut fangen

2) (amount caught, lit. or fig.) Fang, der

3) (trick, difficulty) Haken, der (in an + Dat.)

the catch is that... — der Haken an der Sache ist, dass...

it's catch-22 — (coll.) es ist ein Teufelskreis

4) (fastener) Verschluss, der; (of door) Schnapper, der

5) (Cricket etc.) ≈ Fang, der; Abfangen des Balles, das den Schlagmann aus dem Spiel bringt

6) (catcher)

he is a good catch — er kann gut fangen

Phrasal Verbs:

- catch on

- catch out

- catch up

* * *
[kæ ] 1. past tense, past participle - caught; verb
1) (to stop and hold (something which is moving); to capture: He caught the cricket ball; The cat caught a mouse; Did you catch any fish?; I tried to catch his attention.) fangen

2) (to be in time for, or get on (a train, bus etc): I'll have to catch the 9.45 (train) to London.) erreichen

3) (to surprise (someone) in the act of: I caught him stealing (my vegetables).) ertappen

4) (to become infected with (a disease or illness): He caught flu.) sich holen

5) (to (cause to) become accidentally attached or held: The child caught her fingers in the car door.) einklemmen

6) (to hit: The punch caught him on the chin.) treffen

7) (to manage to hear: Did you catch what she said?) mitkriegen

8) (to start burning: I dropped a match on the pile of wood and it caught (fire) immediately.) Feuer fangen
2. noun
1) (an act of catching: He took a fine catch behind the wicket.) das Fangen

2) (a small device for holding (a door etc) in place: The catch on my suitcase is broken.) der Griff

3) (the total amount (of eg fish) caught: the largest catch of mackerel this year.) der Fang

4) (a trick or problem: There's a catch in this question.) der Haken

•

- catching
- catchy
- catch-phrase
- catch-word
- catch someone's eye
- catch on
- catch out
- catch up
* * *

catch

[kætʃ]

I. n

<pl -es>

1. (ball) Fang m

good \catch! — thanks, that was an easy \catch gut gefangen! — danke, das war leicht zu fangen

to make/take a good \catch gut fangen

to miss a \catch den Ball nicht fangen

he's missed three easy \catches; if he misses another \catch, he's out! er hat drei leichte Bälle nicht gefangen, wenn er nochmal nicht fängt, ist er draußen

2. (fish) Fang m kein pl

3. (fastener) Verschluss m; (bolt) Riegel m; (hook) Haken m

window \catch Fensterverriegelung f

all the window \catches were tightly closed alle Fenster waren fest verschlossen

4. no pl ( fam: partner) [guter] Fang fam; (for marriage also) gute Partie

her new boyfriend is not much of a \catch mit ihrem neuen Freund hat sie keinen besonders guten Fang gemacht fam

she made quite a \catch sie hat einen guten Fang gemacht fam; (in marriage also) sie hat eine gute Partie gemacht

5. no pl (trick) Haken m fam

what's the \catch? wo ist der Haken [an der Sache]? fam

there has to be a \catch in it [or somewhere] da muss irgendwo irgendwo ein Haken sein fam

6. no pl (in the voice) Stocken nt

with a \catch in one's voice mit stockender Stimme

7. no pl (game) Fangen nt

the kids were running around playing \catch die Kinder rannten herum und spielten Fangen

8. (fragment) Bruchstück nt

I only got some \catches of their conversation ich bekam nur einige Gesprächsfetzen von ihnen mit

II. vt

<caught, caught>

1. (intercept)

▪ to \catch sth etw fangen; dropped object also etw auffangen

▪ to \catch sb jdn [o jds Fall] auffangen

2. (grab)

to \catch sb by the arm/hand jdn am Arm/bei der Hand fassen

▪ to \catch sth etw ergreifen; (with difficulty) etw zu fassen bekommen

to \catch sb's arm/hand jds Arm/Hand ergreifen

to \catch hold of sth etw zu fassen bekommen

3. (capture)

▪ to \catch sb jdn ergreifen; (arrest) jdn festnehmen

▪ to \catch an animal ein Tier fangen; escaped animal ein Tier einfangen; ( fig)

the virus was caught in time das Virus wurde rechtzeitig erkannt

4. (surprise, get hold of)

▪ to \catch sb jdn erwischen fam

he was caught with 10 kg of heroin er wurde mit 10 kg Heroin erwischt fam

you won't \catch her at work after four o'clock nach vier wirst du sie kaum noch bei der Arbeit antreffen [o fam erwischen]

you caught me at a bad time Sie haben einen schlechten Zeitpunkt erwischt fam

have I caught you at a bad time? komme ich ungelegen?

you won't \catch me in that shop! in dem Laden wirst du mich niemals finden

to \catch sb in the act jdn auf frischer Tat ertappen

caught in the act! auf frischer Tat ertappt!

ah, caught you! ah, hab ich dich erwischt! fam

to be caught in a thunderstorm von einem Gewitter überrascht werden

to \catch sb red-handed jdn auf frischer Tat ertappen

▪ to \catch sb/oneself doing sth jdn/sich bei etw dat ertappen [o fam erwischen]

you won't \catch me falling for that trick ( fam) auf den Trick falle ich im Leben nicht herein fam

I even caught myself feeling sorry for the thief zuletzt ertappte ich mich sogar dabei, dass [o wie] mir der Dieb auch noch leid tat

5. (meet)

▪ to \catch sb jdn treffen

I'll \catch you later bis später

6.

▪ to \catch sth (contract) sich dat etw einfangen; ( fig: be influenced by) sich akk von etw dat anstecken lassen

to \catch a cold sich akk erkälten

to \catch one's death [of cold] ( fam) sich dat den Tod holen

▪ to \catch sth from sb sich akk bei jdm mit etw dat anstecken

7. SPORT (in baseball, cricket)

▪ to \catch sb jdn durch Abfangen des Balls ausscheiden lassen

he was caught by Jones er schied durch Jones aus

8.

▪ to \catch sth in sth (trap) etw in etw akk einklemmen; (entangle) mit etw dat in etw dat hängen bleiben

he caught his foot in the rope sein Fuß verfing sich im Seil

she caught her hair in the bushes ihre Haare verhedderten sich im Gesträuch

I caught my hand in the door ich habe mir die Hand in der Tür eingeklemmt

▪ to get caught [in sth] sich akk [in etw dat] verfangen

▪ to get caught on sth an etw dat hängen bleiben

9. usu passive ( fig: become involved)

▪ to get caught in sth in etw akk verwickelt werden; (be trapped)

to be caught in the crossfire ins Kreuzfeuer geraten; ( fig) zwischen zwei Lager geraten

to be caught between two things/people zwischen zwei Dingen/Menschen hin und her gerissen sein

she's caught between taking the job or travelling around the world sie ist [innerlich] hin und her gerissen, ob sie die Stelle annehmen oder um die Welt reisen soll

10.

to \catch the bus/train (take) den Bus/Zug nehmen; (be on time) den Bus/Zug kriegen [o SCHWEIZ, ÖSTERR erwischen] fam

11. (collect)

▪ to \catch sth etw sammeln; (liquid) etw auffangen

12. (depict)

▪ to \catch sth mood, atmosphere etw festhalten [o einfangen

13. (attract)

to \catch sb's attention [or eye] jds Aufmerksamkeit erregen

to \catch sb's fancy jdm gefallen

to \catch the imagination die Fantasie anregen [o geh beflügeln]

to \catch sb's interest jds Interesse wecken

14. usu AM (be in time for)

▪ to \catch sth etw nicht verpassen dat

we rushed to \catch the show wir beeilten uns, um die Show nicht zu verpassen

to \catch the post [or AM mail] noch rechtzeitig zur Post kommen

finish the letter so we can \catch the post schreib den Brief fertig, damit er noch mit der Post wegkommt

15. (get)

to \catch the light das Licht einfangen geh

the necklace caught the light die Kette reflektiert das Licht

to \catch a few [or some] rays ( fam) sich akk ein bisschen die Sonne auf den Bauch scheinen lassen fam

to \catch the sun ( fam) place viel Sonnenlicht [ab]bekommen; person: get a suntan braun werden; (get sunburn) einen [leichten] Sonnenbrand bekommen

16. (notice)

▪ to \catch sth etw bemerken; (see)

to \catch sight [or a glimpse] of sb/sth etw [kurz] sehen; (by chance) etw [zufällig] sehen

17. (hear) etw mitbekommen [o fam mitkriegen]; (grasp the meaning of)

▪ to \catch sth etw erfassen

18. (hit)

to \catch sb on the arm/chin jdn am Arm/Kinn treffen

he was caught on the chin with a left hook er wurde von einem linken Haken am Kinn getroffen

to \catch sb a blow ( dated) jdm eine verpassen fam

to \catch sb a blow in the stomach jdm einen Schlag in die Magengrube versetzen

19. (bump)

▪ to \catch sth on sth mit etw dat auf etw akk o dat aufschlagen

she caught her head on the mantelpiece sie schlug mit dem Kopf auf den [o dem] Kaminsims auf

20. (bump into)

▪ to \catch sth auf etw akk o dat aufschlagen

his head caught the edge of the table er schlug mit dem Kopf auf die [o der] Tischkante auf

21. (burn)

to \catch fire [or light] Feuer fangen

22.

▶ to \catch one's breath nach Luft schnappen; (stop breathing) die Luft anhalten; (breath normally again) verschnaufen

▶ to \catch a crab SPORT einen Krebs fangen fachspr

▶ to \catch hell [or the devil] ( fam) in Teufels Küche kommen fam

▶ to \catch it ( fam) Ärger kriegen fam

Joe really caught it from Sam Sam hat's Joe mal so richtig gegeben fam

▶ to \catch sb napping ( fam) jdn auf dem falschen Fuß erwischen fam

▶ to be [or get] caught short BRIT ( fam) mal müssen fam

▶ to \catch sb with their trousers [or AM pants] down ( fam) jdn in flagranti ertappen

III. vi

<caught, caught>

1. BRIT, AUS (grab)

▪ to \catch at sth nach etw dat greifen

to \catch at sb's sleeve jdn am Ärmel zupfen

2. (entangle) sich in etw dat verfangen

my foot caught in the rope mein Fuß verfing sich im Seil

▪ to \catch on sth an etw dat hängen bleiben

careful, your jumper has caught on a nail! pass auf, du bist mit deinem Pulli an einem Nagel hängen geblieben!

3. (ignite) Feuer fangen; engine zünden fachspr

* * *
[ktʃ] vb: pret, ptp caught
1. n

1)

(of ball etc) to make a (good) catch — (gut) fangen

good catch! — gut gefangen!

it was a difficult catch — das war schwer zu fangen

he missed an easy catch — er hat einen leichten Ball nicht gefangen

2) (FISHING, HUNT) Fang m; (of trawler etc also) Fischzug m

he didn't get a catch — er hat nichts gefangen

he's a good catch (fig inf) — er ist ein guter Fang; (for marriage also) er ist eine gute Partie

3) (= children's game) Fangen nt

4) (= trick, snag) Haken m

where's the catch? — wo liegt or ist (da) der Haken?

there's a catch in it somewhere! — die Sache hat irgendwo einen Haken, da ist irgendwo ein Haken dabei

catch question — Fangfrage f

5) (= device for fastening) Verschluss(vorrichtung f) m; (= hook) Haken m; (= latch) Riegel m

6) (= break in voice) Stocken nt

with a catch in one's voice — mit stockender Stimme

7) (MUS) Kanon für Singstimmen mit heiter-komischem Text

8) (= fragment) Bruchstück nt

2. vt

1) object fangen; batsman durch Abfangen des Balls ausscheiden lassen

2) fish, mice fangen; thief, offender fassen, schnappen (inf), erwischen (inf); escaped animal (ein)fangen; (inf = manage to see) erwischen (inf)

to catch sb's arm, to catch sb by the arm —

she held it up to catch the light — sie hielt es gegen das Licht

glass which catches the light — Glas, in dem sich das Licht spiegelt

to catch sight/a glimpse of sb/sth — jdn/etw erblicken or zu sehen kriegen (inf)

to catch sb's attention/eye — jdn auf sich (acc) aufmerksam machen

to be caught between two people/alternatives —

he was caught between envy and admiration — er war zwischen Neid und Bewunderung hin und her gerissen

3) (= take by surprise) erwischen, ertappen

to catch sb at sth — jdn bei etw erwischen

to catch sb by surprise — jdn überraschen

to be caught unprepared — nicht darauf vorbereitet sein

to catch sb at a bad time — jdm ungelegen kommen

I caught him flirting with my wife — ich habe ihn (dabei) erwischt, wie er mit meiner Frau flirtete

I caught myself feeling sorry for him — ich habe mich dabei ertappt, dass er mir leidtat

you won't catch me signing any contract (inf) — ich unterschreibe doch keinen Vertrag

you won't catch me in that restaurant (inf) —

(you won't) catch me doing that again! (inf) you won't catch me falling for that trick again (inf) aha, caught you (with question) — das mache ich bestimmt nicht wieder! auf den Trick falle ich nicht noch einmal herein hab ich dich doch erwischt (inf) ha ha, reingefallen (inf)

caught in the act — auf frischer Tat ertappt; (sexually) in flagranti erwischt

we were caught in a storm — wir wurden von einem Unwetter überrascht

to catch sb on the wrong foot or off balance (fig) — jdn überrumpeln

4) (= take) bus, train etc nehmen

5) (= be in time for) train, bus erreichen, kriegen (inf)

can I still catch the post? — kommt der Brief noch mit?

if you want to catch the 4 o'clock post... — wenn das mit der Vieruhrleerung mitsoll...

if I hurry I'll catch the end of the film — wenn ich mich beeile kriege ich das Ende des Films noch mit (inf)

6) (= become entangled) hängen bleiben mit

a nail caught her dress — ihr Kleid blieb an einem Nagel hängen

I caught my finger in the car door — ich habe mir den Finger in der Wagentür eingeklemmt

he caught his foot in the grating — er ist mit dem Fuß im Gitter hängen geblieben

7) (with stitches) mit ein paar Stichen befestigen

to catch a dress (in) at the waist — ein Kleid an der Taille fassen

8) (= understand, hear) mitkriegen (inf)

9)

to catch an illness — sich (dat) eine Krankheit zuziehen or holen (inf)

he's always catching cold(s) — er erkältet sich leicht

you'll catch your death (of cold)! — du holst dir den Tod! (inf)

10) (= portray) mood, atmosphere etc einfangen

11)

to catch one's breath (after exercise etc) — Luft holen, verschnaufen

to catch sb a glancing blow — jdn seitlich erwischen

the blow/ball caught him on the arm —

she caught him one on the nose (inf) — sie haute ihm auf die Nase

you'll catch it! ( Brit inf ) — es setzt was! (inf), du kannst (aber) was erleben!

he caught it all right! ( Brit inf ) (physically) (verbally) — der hat vielleicht eine Abreibung bekommen! (inf) der hat aber was zu hören bekommen! (inf)

3. vi

1) (with ball) fangen

2) (fire) in Gang kommen, brennen; (wood etc) Feuer fangen, brennen; (COOK) anbrennen

3) (= get stuck) klemmen, sich verklemmen; (= get entangled) hängen bleiben, sich verfangen

her dress caught in the door — sie blieb mit ihrem Kleid in der Tür hängen

* * *

catch [kætʃ]

A s

1. Fangen n:

play catch sich den Ball zuwerfen (Kinder)

2. Fang m, Beute f (beide auch fig):

a good catch

a) ein guter Fang (beim Fischen), fig a. ein gutes Geschäft,

b) umg eine gute Partie (Heirat);

no catch kein gutes Geschäft

3. there was a catch in his voice seine Stimme stockte

4. Halt m, Griff m

5. TECH

a) Haken m, Schnäpper m, (Tür) Klinke f:

catch of a lock Schließhaken

b) Sperre f, Sicherung f, Verschluss m (einer Brosche etc)

c) Knagge f, Mitnehmer m

d) ARCH Halter m

6. fig umg Haken m:

there’s a catch in ( oder to) it die Sache hat einen Haken;

there must be a catch somewhere die Sache muss irgendwo einen Haken haben;

the catch is that … der Haken an der Sache ist, dass …

7. fig Brocken m, Bruchstück n:

catches of a conversation Gesprächsfetzen

8. AGR US Keimen n, Ausschlagen n

9. MUS besonders HIST Kanon mit humorvollem oder anzüglichem Text

B v/t prät und pperf caught [kɔːt]

1. a) einen Ball etc fangen, auch einen Blick auffangen, (er)haschen, ein Tier etc (ein)fangen, Flüssigkeiten auffangen

b) allg bekommen, kriegen umg, erwischen umg:

catch a thief einen Dieb fassen oder umg schnappen;

get caught gefasst werden;

catch a train einen Zug (noch) kriegen oder erwischen; → breath 1, cold A 8, crab¹ A 1, glimpse A 1, sight A 2, Tartar¹ A 2

2. jemanden einholen

3. überraschen, erwischen umg, ertappen ( alle:

sb at sth jemanden bei etwas;

sb doing sth jemanden dabei, wie er etwas tut):

catch sb stealing jemanden beim Stehlen ertappen;

catch o.s. thinking that … sich bei dem Gedanken ertappen, dass …;

let me catch you at it again! lass dich ja nicht mehr dabei erwischen!;

they were ( oder got) caught in a storm sie wurden vom Sturm überrascht, sie gerieten in ein Unwetter;

catch me (doing that)! Br umg (das) fällt mir nicht im Traum ein!, denkste!;

catch him! er lässt sich nicht erwischen!;

he caught himself er hielt plötzlich inne (beim Sprechen), er fing sich (gerade noch); → act A 1, nap¹ A 2, unawares 2

4. packen, ergreifen, erfassen (alle auch fig):

she caught her child to herself sie riss ihr Kind an sich;

the fire caught the curtains das Feuer erfasste die Vorhänge;

he caught ( oder was caught with) the general enthusiasm er wurde von der allgemeinen Begeisterung erfasst oder angesteckt; → hold² A 1

5. fig die Fantasie ansprechen:

catch sb’s ear jemandem ans Ohr dringen;

catch sb’s eye jemandem ins Auge fallen;

catch sb’s eye ( oder attention) jemandes Aufmerksamkeit auf sich lenken, jemanden auf sich aufmerksam machen;

she caught his eye ihre Blicke trafen sich; → fancy A 7, speaker 2

6. erfassen, verstehen, mitkriegen umg:

she did not catch his name

7. fig einfangen:

he caught the atmosphere well;

caught from life dem Leben abgelauscht

8. sich eine Krankheit etc holen, sich eine Erkältung etc, auch eine Strafe etc zuziehen, bekommen:

catch (a) cold sich erkälten ( skiing beim Skifahren);

catch a bullet in one’s leg einen Schuss ins Bein abbekommen;

catch it sl eins aufs Dach kriegen, was zu hören kriegen ( beide:

from von); → death 1, fire A 1, hell A 1, packet A 5

9. fig eine Gewohnheit, Aussprache annehmen

10. a) streifen oder stoßen an (akk)

b) hängen bleiben oder sich verfangen mit etwas:

catch one’s foot in sth mit dem Fuß in etwas hängen bleiben;

my fingers were caught in the door ich klemmte mir die Finger in der Tür

11. sl

a) jemandem einen Schlag verpassen umg

b) treffen:

the blow caught him on the chin

C v/i

1. fassen, greifen:

catch at greifen oder schnappen nach, (fig eine Gelegenheit gern) ergreifen; → shadow A 5, straw A 1

2. TECH ineinandergreifen, eingreifen (Räder), einschnappen, -rasten (Schloss etc)

3. sich verfangen, hängen bleiben ( beide:

in in dat;

on an dat):

her dress caught on a nail;

the plane caught in the trees

4. klemmen, festsitzen:

the bolt catches somewhere

5. sich ausbreiten (Feuer)

6. anspringen (Motor)

7. GASTR anbrennen

8. US AGR keimen, ausschlagen

* * *
1. transitive verb,
caught

1) (capture) fangen; (lay hold of) fassen; packen

catch somebody by the arm — jemanden am Arm packen od. fassen

catch hold of somebody/something — jemanden/etwas festhalten; (to stop oneself falling) sich an jemandem/etwas festhalten

2) (intercept motion of) auffangen; fangen [Ball]

catch a thread — einen Faden vernähen

get something caught or catch something on/in something — mit etwas an/in etwas (Dat.) hängen bleiben

I got my finger caught or caught my finger in the door — ich habe mir den Finger in der Tür eingeklemmt

get caught on/in something — an/in etwas (Dat.) hängen bleiben

3) (travel by) nehmen; (manage to see) sehen; (be in time for) [noch] erreichen; [noch] kriegen (ugs.) [Bus, Zug]; [noch] erwischen (ugs.) [Person]

did you catch her in? — hast du sie zu Hause erwischt? (ugs.)

4) (surprise)

catch somebody at/doing something — jemanden bei etwas erwischen (ugs.) /[dabei] erwischen, wie er etwas tut (ugs.)

caught in a thunderstorm — vom Sturm überrascht

I caught myself thinking how... — ich ertappte mich bei dem Gedanken, wie...

5) (become infected with, receive) sich (Dat.) zuziehen od. (ugs.) holen

catch something from somebody — sich bei jemandem mit etwas anstecken

catch [a] cold — sich erkälten/sich (Dat.) einen Schnupfen holen; (fig.) übel dran sein

catch it — (fig. coll.) etwas kriegen (ugs.)

you'll catch it from me — du kannst von mir was erleben (ugs.)

6) (arrest)

catch somebody's attention — jemandes Aufmerksamkeit erregen

catch somebody's fancy — jemandem gefallen; jemanden ansprechen

catch the Speaker's eye — (Parl.) das Wort erhalten

catch somebody's eye — jemandem auffallen; [Gegenstand:] jemandem ins Auge fallen; (be impossible to overlook) jemandem ins Auge springen

7) (hit)

catch somebody on/in something — jemanden auf/in etwas (Akk.) treffen

catch somebody a blow [on/in something] — jemandem einen Schlag [auf/in etwas (Akk.)] versetzen

8) (grasp in thought) verstehen; mitbekommen

did you catch his meaning? — hast du verstanden od. mitbekommen, was er meint?

9) see catch out 1)
2. intransitive verb,
caught

1) (begin to burn) [anfangen zu] brennen

2) (become fixed) hängen bleiben; [Haar, Faden:] sich verfangen

my coat caught on a nail — ich blieb mit meinem Mantel an einem Nagel hängen
3. noun
1) (of ball)

make [several] good catches — [mehrmals] gut fangen

2) (amount caught, lit. or fig.) Fang, der

3) (trick, difficulty) Haken, der (in an + Dat.)

the catch is that... — der Haken an der Sache ist, dass...

it's catch-22 — (coll.) es ist ein Teufelskreis

4) (fastener) Verschluss, der; (of door) Schnapper, der

5) (Cricket etc.) ≈ Fang, der; Abfangen des Balles, das den Schlagmann aus dem Spiel bringt

6) (catcher)

he is a good catch — er kann gut fangen

Phrasal Verbs:

- catch on

- catch out

- catch up

* * *

n.

Fang ¨-e m.

Raste -n f.

Schnappverschluss m. (at) v.

ertappen (bei) v.

erwischen v. v.

(§ p.,p.p.: caught)

= auffangen v.

erwischen v.

fangen v.

(§ p.,pp.: fing, gefangen)

fassen v.

verstehen v.

English-german dictionary > catch
7 shoulder

n. schouder; berm
--------
v. duwen (met de schouders), dringen; zich (een weg) banen; op zijn schouders nemen

shoulder¹

[ sjooldə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 schouder ⇒ 〈 culinaria〉 schouderstuk

2 〈 voornamelijk enkelvoud〉 (weg)berm

3 berghelling onder top

4 verwijding (onder hals van fles)

5 schoft 〈 van dier〉

♦voorbeelden:

1   stand head and shoulders above • met kop en schouders uitsteken boven 〈 ook figuurlijk〉

     a shoulder of lamb • een lamsbout

     shoulder to shoulder • schouder aan schouder; 〈 figuurlijk〉 met een gemeenschappelijk doel

¶ put/set one's shoulder to the wheel • zijn schouders ergens onder zetten, ergens hard aan werken

     〈 informeel〉 rub shoulders with • omgaan met

     〈 informeel〉 (straight) from the shoulder • op de man af, recht voor z'n raap

→ broad broad/, cold cold/, good good/, hard hard/

————————

shoulder²

I 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 duwen ⇒ (met de schouders) dringen

♦voorbeelden:

1   he shouldered his way through the crowd • hij baande zich een weg door de menigte

     shoulder people aside • mensen opzij duwen met de schouders

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 op zich nemen ⇒ op zijn schouders nemen

♦voorbeelden:

1   shoulder a great burden/responsibility • een zware last/verantwoording op zich nemen

English-Dutch dictionary > shoulder
8 squeeze

n. samendrukking, druk
--------
v. afpersen, wringen; dringen; drukken; samenpersen; knijpen; afgeperst gedrongen

squeeze¹

[ skwie:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 samendrukking ⇒ pressie, druk

2 uitgeperste/uitgeknepen hoeveelheid

3 gedrang

4 〈 Brits-Engels〉 (stevige) handdruk ⇒ (innige) omarming/omhelzing

5 〈 informeel〉 moeilijkheid

6 〈 economie〉 beperking ⇒ schaarste

♦voorbeelden:

1   she gave his hand a little squeeze • ze kneep even in zijn hand

     put the squeeze on someone • iemand onder druk zetten

2   a squeeze of lemon juice • enkele druppels citroensap

5   be in a squeeze • problemen hebben

¶ it was a close/narrow/tight squeeze • we zaten als haringen in een ton

————————

squeeze²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 druk uitoefenen

2 wurmen ⇒ dringen, zich wringen

♦voorbeelden:

2   squeeze through • zich erdoorheen wurmen 〈 ook figuurlijk〉

     squeeze up a bit • schuif nog wat op

     squeeze through the crowd • zich een weg door de menigte banen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 drukken (op) ⇒ knijpen (in)

2 (uit)persen ⇒ uitknijpen

3 onder (financiële) druk zetten

4 duwen ⇒ wurmen

5 tegen zich aan drukken ⇒ stevig omhelzen

♦voorbeelden:

2   squeeze a lemon • een citroen uitpersen

3   squeeze out • afpersen

4   how can she squeeze so many things into one single day? • hoe krijgt ze zoveel dingen op één dag gedaan?

English-Dutch dictionary > squeeze
9 thrust

n. stoot, duw; steek; drijfkracht (van vliegtuig)
--------
v. duw, geduwd

thrust¹

[ θrust] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 stoot ⇒ duw, zet

2 steek 〈 ook figuurlijk〉

3 druk ⇒ (drijf)kracht

4 beweging ⇒ streven, richting

5 〈 leger〉 uitval

————————

thrust²

〈 thrust, thrust〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 uitvallen ⇒ toestoten

2 dringen ⇒ worstelen

♦voorbeelden:

2   thrust in • zich een weg banen naar binnen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 stoten

2 steken ⇒ stoppen

3 duwen ⇒ dringen

♦voorbeelden:

1   he thrust a knife into his victim's heart • hij stak zijn slachtoffer een mes in het hart

2   he thrust his hands into his pockets • hij stak zijn handen in zijn zakken

3   she thrust her way through the crowd • ze worstelde zich door de menigte heen

¶ thrust oneself upon someone • zich aan iemand opdringen

     thrust something upon someone • iemand ergens mee opschepen

English-Dutch dictionary > thrust
10 strike

1. noun
1) (Industry) Streik, der; Ausstand, der

be on/go [out] or come out on strike — in den Streik getreten sein/in den Streik treten

2) (Finance, Mining, Oil Industry) Treffer, der (fig. ugs.)

make a strike — sein Glück machen; (Mining) fündig werden

3) (sudden success)

[lucky] strike — Glückstreffer, der

4) (act of hitting) Schlag, der

5) (Mil.) Angriff, der (at auf + Akk.)
2. transitive verb,
struck, struck or (arch.) stricken

1) (hit) schlagen; [Schlag, Geschoss:] treffen [Ziel]; [Blitz:] [ein]schlagen in (+ Akk.), treffen; (afflict) treffen; [Epidemie, Seuche, Katastrophe usw.:] heimsuchen

strike one's head on or against the wall — mit dem Kopf gegen die Wand schlagen

the car struck a pedestrian — das Auto erfasste einen Fußgänger

the ship struck the rocks — das Schiff lief auf die Felsen

2) (delete) streichen (from, off aus)

3) (deliver)

strike two punches — zweimal zuschlagen

strike somebody a blow — jemandem einen Schlag versetzen

who struck [the] first blow? — wer hat zuerst geschlagen?

strike a blow against somebody/against or to something — (fig.) jemandem/einer Sache einen Schlag versetzen

strike a blow for something — (fig.) eine Lanze für etwas brechen

4) (produce by hitting flint) schlagen [Funken]; (ignite) anzünden [Streichholz]

5) (chime) schlagen

6) (Mus.) anschlagen [Töne auf dem Klavier]; anzupfen, anreißen [Töne auf der Gitarre]; (fig.) anschlagen [Ton]

7) (impress) beeindrucken

strike somebody as [being] silly — jemandem dumm zu sein scheinen od. dumm erscheinen

it strikes somebody that... — es scheint jemandem, dass...

how does it strike you? — was hältst du davon?

8) (occur to) einfallen (+ Dat.)

9) (cause to become)

a heart attack struck him dead — er erlag einem Herzanfall

be struck blind/dumb — erblinden/verstummen

10) (attack) überfallen; (Mil.) angreifen

11) (encounter) begegnen (+ Dat.)

12) (Mining) stoßen auf (+ Akk.)

strike gold — auf Gold stoßen; (fig.) einen Glückstreffer landen (ugs.) (in mit)

13) (reach) stoßen auf (+ Akk.) [Hauptstraße, Weg, Fluss]

14) (adopt) einnehmen [[Geistes]haltung]

15) (take down) einholen [Segel, Flagge]; abbrechen [Zelt, Lager]
3. intransitive verb,
struck, struck or (arch.) stricken

1) (deliver a blow) zuschlagen; [Pfeil:] treffen; [Blitz:] einschlagen; [Unheil, Katastrophe, Krise, Leid:] hereinbrechen (geh.); (collide) zusammenstoßen; (hit) schlagen ( against gegen, [up]on auf + Akk.)

2) (ignite) zünden

3) (chime) schlagen

4) (Industry) streiken

5) (attack; also Mil.) zuschlagen (fig.)

6) (make a find) (Mining) fündig werden

strike lucky — Glück haben

7) (direct course)

strike south — etc. sich nach Süden usw. wenden

Phrasal Verbs:

- academic.ru/118652/strike_at">strike at

- strike back

- strike down

- strike off

- strike out

- strike through

- strike up

* * *
1. past tense - struck; verb
1) (to hit, knock or give a blow to: He struck me in the face with his fist; Why did you strike him?; The stone struck me a blow on the side of the head; His head struck the table as he fell; The tower of the church was struck by lightning.) (ein)schlagen

2) (to attack: The enemy troops struck at dawn; We must prevent the disease striking again.) zuschlagen

3) (to produce (sparks or a flame) by rubbing: He struck a match/light; He struck sparks from the stone with his knife.) entzünden, schlagen

4) ((of workers) to stop work as a protest, or in order to force employers to give better pay: The men decided to strike for higher wages.) streiken

5) (to discover or find: After months of prospecting they finally struck gold/oil; If we walk in this direction we may strike the right path.) finden, stoßen auf

6) (to (make something) sound: He struck a note on the piano/violin; The clock struck twelve.) (an)schlagen, spielen

7) (to impress, or give a particular impression to (a person): I was struck by the resemblance between the two men; How does the plan strike you?; It / The thought struck me that she had come to borrow money.) beeindrucken

8) (to mint or manufacture (a coin, medal etc).) schlagen

9) (to go in a certain direction: He left the path and struck (off) across the fields.) den Weg einschlagen

10) (to lower or take down (tents, flags etc).) abbrechen, streichen
2. noun
1) (an act of striking: a miners' strike.) der Streik

2) (a discovery of oil, gold etc: He made a lucky strike.) der Treffer

•

- striker
- striking
- strikingly
- be out on strike
- be on strike
- call a strike
- come out on strike
- come
- be within striking distance of
- strike at
- strike an attitude/pose
- strike a balance
- strike a bargain/agreement
- strike a blow for
- strike down
- strike dumb
- strike fear/terror into
- strike home
- strike it rich
- strike lucky
- strike out
- strike up
* * *

strike¹

[straɪk]

I. n

1. (of labour) Streik m, Ausstand m

sit-down \strike Sitzstreik m

solidarity \strike Solidaritätsstreik m

steel \strike Stahlarbeiterstreik m

sympathy \strike Sympathiestreik m

a wave of \strikes eine Streikwelle

wildcat \strike esp AM wilder Streik

to be [out] on \strike streiken

to be on \strike against sth/sb AM etw/jdn bestreiken

to call a \strike einen Streik ausrufen

to call for a \strike zu einem Streik aufrufen

to go [or come out] on \strike in [den] Streik treten, streiken

2. (occurrence)

one-\strike-and-you're-out policy Politik f des harten Durchgreifens

II. vi streiken, in den Ausstand treten form

▪ to \strike for sth für etw akk streiken

the right to \strike das Recht zu streiken, das Streikrecht

striking workers streikende Arbeiter

strike²

[straɪk]

I. n

1. MIL Angriff m, Schlag m ( against gegen + akk)

air \strike Luftangriff m

military \strike Militärschlag m

missile \strike Raketenangriff m

nuclear \strike Atomschlag m, Atomangriff m

pre-emptive \strike Präventivschlag m; ( fig) vorbeugende Maßnahme

retaliatory \strike Vergeltungsschlag m, Vergeltungsangriff m

surgical \strike gezielter Angriff

to launch a \strike einen Angriff starten, einen Schlag durchführen

2. (discovery) Fund m

gold/oil \strike Gold-/Ölfund m

to make a gold \strike auf Gold stoßen

3. AM ( also fig: conviction) Verurteilung f a. fig

if you're poor and you've been to prison you've already got two \strikes against you ( fig fam) wenn man arm ist und im Gefängnis war, ist man von vornherein doppelt benachteiligt

4. AM (in baseball) Fehlschlag m

5. STOCKEX Basispreis f einer Option

II. vt

<struck, struck or OLD, AM also stricken>

1. (beat)

▪ to \strike sb/an animal [with sth] jdn/ein Tier [mit etw dat] schlagen; (bang against)

▪ to \strike sth [with sth] [mit etw dat] gegen etw akk schlagen; (bang on)

▪ to \strike sth [with sth] [mit etw dat] auf etw akk schlagen

to \strike the door/table with one's fist mit der Faust gegen die Tür/auf den Tisch schlagen

to \strike sb in the face jdn ins Gesicht schlagen

2. (send by hitting)

to \strike a ball einen Ball schlagen/schießen

you struck the ball perfectly! das war ein perfekter Schlag/Schuss!

3. usu passive (reach, damage)

to be struck by a bullet/missile/by lightning von einer Kugel/Rakete/vom Blitz getroffen werden

4. (meet, bump against)

▪ to \strike sth gegen etw akk stoßen; (drive against)

▪ to \strike sth gegen etw akk fahren

▪ to \strike sb jdn anfahren; (sail into)

▪ to \strike sth auf etw akk auflaufen; (collide with)

▪ to \strike sth mit etw dat zusammenstoßen

her head struck the kerb sie schlug mit dem Kopf auf die Bordsteinkante

he was struck by a car er wurde von einem Auto angefahren

5. (knock, hurt)

▪ to \strike sth against/on sth mit etw dat gegen/auf etw akk schlagen

to \strike one's fist against the door/on the table mit der Faust gegen die Tür/auf den Tisch schlagen

to \strike one's elbow/head against [or on] sth mit dem Ellbogen/Kopf gegen etw akk schlagen

6. (inflict)

to \strike a blow zuschlagen

to \strike two blows zweimal zuschlagen

to \strike sb a blow jdm einen Schlag versetzen

to \strike a blow against [or at] sb/sth ( fig) jdm/etw einen Schlag versetzen fig

to \strike a blow for sth ( fig) eine Lanze für etw akk brechen geh

the judge's ruling \strikes a blow for racial equality das Urteil des Richters ist ein wichtiger Sieg im Kampf für die Rassengleichheit

7. (devastate)

▪ to \strike sb/sth jdn/etw heimsuchen

the flood struck Worcester die Flut brach über Worcester herein

8. (give an impression)

▪ to \strike sb as... jdm... scheinen

almost everything he said struck me as absurd fast alles, was er sagte, schien mir ziemlich verworren [o kam mir ziemlich verworren vor]

how does Jimmy \strike you? wie findest du Jimmy?

she doesn't \strike me as [being] very motivated sie scheint mir nicht besonders motiviert [zu sein]

▪ it \strikes sb that... es scheint jdm, dass...

it \strikes me that she's not very motivated es scheint mir, dass sie nicht besonders motiviert ist

9. (impress)

to \strike sb forcibly jdn sehr beeindrucken

▪ to be struck by sth von etw dat beeindruckt sein

to be struck on sb/sth ( fam: be infatuated) sich akk in jdn/etw verguckt haben fam

10. (arouse, induce)

to \strike sb's fancy jds Interesse erregen

to \strike fear [or terror] into sb jdn in Angst versetzen

11. (achieve)

▪ to \strike sth etw erreichen

how can we \strike a balance between economic growth and environmental protection? wie können wir einen Mittelweg zwischen Wirtschaftswachstum und Umweltschutz finden?

one of the tasks of a chairperson is to \strike a balance between the two sides es gehört zu den Aufgaben eines Vorsitzenden, beiden Seiten gerecht zu werden

to \strike a deal [or AM also bargain] with sb mit jdm eine Vereinbarung treffen

12. (manufacture)

to \strike coins/a medal Münzen/eine Medaille prägen

13. (discover)

▪ to \strike sth auf etw akk stoßen

to \strike gold/oil auf Gold/Öl stoßen; ( fig fam) einen Glückstreffer landen fig

to \strike gold ( fig fam: at the Olympics) die Goldmedaille gewinnen

14. (play)

to \strike a chord/note einen Akkord/Ton anschlagen

to \strike the right note den richtigen Ton treffen

15. (adopt)

to \strike an attitude ( pej) sich akk in Szene setzen pej

to \strike a note of warning about sth vor etw dat warnen

to \strike a false [or wrong] note sich akk im Ton vergreifen

to \strike more serious note eine ernstere Tonart [o einen ernsteren Ton] anschlagen

to \strike the right note den richtigen Ton treffen

to \strike a pose eine Pose einnehmen

they have chosen to \strike a pose of resistance ( fig) sie haben sich zu einer ablehnenden Haltung entschieden

16. clock

to \strike midnight/the hour Mitternacht/die [volle] Stunde schlagen

to \strike twelve zwölf schlagen

the clock struck twelve die Uhr schlug zwölf, es schlug zwölf Uhr

17. (occur to)

▪ to \strike sb jdm einfallen

she was suddenly struck by the thought that... plötzlich kam ihr der Gedanke, dass...

has it ever struck you that...? ist dir je der Gedanke gekommen dass...?

it's just struck me that... mir ist gerade eingefallen, dass...

18. (remove)

to \strike camp das Lager abbrechen

to \strike one's flag die Flaggen streichen

to \strike sb/a name off a list jdn/einen Namen von einer Liste streichen

to \strike sth from the record AM LAW etw aus den Aufzeichnungen streichen

to \strike sb off the register jdm die Zulassung entziehen

19. (ignite)

to \strike a match ein Streichholz anzünden

to \strike sparks Funken schlagen

20. (render)

to be struck dumb sprachlos sein

21.

▶ to \strike a chord with sb (memories) bei jdm Erinnerungen wecken; (agreement) bei jdm Anklang finden

to \strike a responsive chord with sb bei jdm auf großes Verständnis stoßen

▶ to \strike a familiar note [with sb] [jdm] bekannt vorkommen

▶ to \strike it lucky ( fam) einen Glückstreffer landen fig

▶ to \strike it rich das große Geld machen fam

III. vi

<struck, struck or OLD, AM also stricken>

1. (reach aim, have impact) treffen; lightning einschlagen

lightning never \strikes in the same place ein Blitz schlägt nie zweimal an derselben Stelle ein

▪ to \strike at sb/sth jdn/etw treffen

the missiles struck at troops based around the city die Raketen trafen Stellungen rund um die Stadt

to \strike at the heart of sth etw vernichtend treffen

we need to \strike at the heart of this problem wir müssen dieses Problem an der Wurzel packen

to \strike at the heart of sb ( fig) jdn ins Herz treffen fig

to \strike home ins Schwarze treffen fig

the message seems to have struck home die Botschaft ist offensichtlich angekommen

2. (act) zuschlagen; (attack) angreifen

the snake \strikes quickly die Schlange beißt schnell zu

the police have warned the public that the killer could \strike again die Polizei hat die Bevölkerung gewarnt, dass der Mörder erneut zuschlagen könnte

▪ to \strike at sb/sth jdn/etw angreifen; hit out nach jdm/etw schlagen

sometimes terrorists \strike at civilians manchmal greifen Terroristen Zivilisten an

3. (cause suffering) illness, disaster ausbrechen; fate zuschlagen

4. clock schlagen

midnight has just struck es hat gerade Mitternacht geschlagen

5. (find)

▪ to \strike on/upon sth etw finden

she has just struck upon an idea ihr ist gerade eine Idee gekommen, sie hatte gerade eine Idee

6.

▶ to \strike while the iron is hot ( prov) das Eisen schmieden, solange es heiß ist prov

▶ to \strike lucky BRIT, AUS ( fam) einen Glückstreffer landen fig

* * *
[straɪk] vb: pret struck, ptp struck or ( old) stricken
1. n

1) Streik m, Ausstand m

official/unofficial strike — offizieller/wilder Streik

to be on strike — streiken, im Ausstand sein

to be on official/unofficial strike — offiziell/wild streiken

to come out on strike, to go on strike — in den Streik or Ausstand treten

to bring sb out on strike — jdn zum Streik veranlassen

See:

→ hunger strike

2) (= discovery of oil, gold etc) Fund m

a big oil strike — ein großer Ölfund

to make a strike — fündig werden

a lucky strike — ein Treffer m, ein Glücksfall m

3) (BASEBALL) verfehlter Schlag; (TENPIN BOWLING) Strike m, alle zehne

to get a strike to have the strike (Cricket) — alle zehne werfen, abräumen (inf) schlagen

three strikes and you're out — wenn du den Ball dreimal verfehlst, bist du draußen

it/she has two strikes against it/her ( esp US inf ) — es/sie hat zwei Nachteile

4) (FISHING)

he got three strikes — drei haben angebissen

5) (MIL: attack) Angriff m

6) (= act of striking) Schlag m

2. vt

1) (= hit) schlagen; door schlagen an or gegen (+acc); nail, table schlagen auf (+acc); metal, hot iron etc hämmern; (stone, blow, bullet etc) treffen; (snake) beißen; (pain) durchzucken, durchfahren; (misfortune, disaster) treffen; (disease) befallen

to strike one's fist on the table, to strike the table with one's fist — mit der Faust auf den Tisch schlagen

to strike sb/sth a blow — jdm/einer Sache einen Schlag versetzen

who struck the first blow? — wer hat zuerst (zu)geschlagen?

to strike a blow for sth (fig) — eine Lanze für etw brechen

to strike a blow (at sth) (fig) — einen Schlag (gegen etw) führen

to be struck by lightning —

he struck his forehead in surprise to strike 38 ( per minute) — er schlug sich (dat) überrascht an die Stirn 38 Ruderschläge (pro Minute) machen

2) (= collide with, meet person) stoßen gegen; (spade) stoßen auf (+acc); (car) fahren gegen; ground aufschlagen or auftreffen auf (+acc); (ship) auflaufen auf (+acc); (sound, light) ears, eyes treffen; (lightning) person treffen; tree einschlagen in (+acc), treffen

to strike one's head against sth — mit dem Kopf gegen etw stoßen, sich (dat) den Kopf an etw (acc) stoßen

to strike problems (fig) —

a terrible sight struck my eyes — plötzlich sah ich etwas Schreckliches

3) (= sound) instrument zu spielen anfangen; string, chord, note anschlagen; (clock) schlagen

to strike the keys (of piano, typewriter) — in die Tasten greifen

to strike the hour — die volle Stunde schlagen

to strike 4 — 4 schlagen

that struck a familiar note — das kam mir/ihm etc bekannt vor

See:

→ note

4) (HORT) cutting schneiden; (plant) roots schlagen

5) (= occur to) in den Sinn kommen (+dat)

to strike sb as cold/unlikely etc — jdm kalt/unwahrscheinlich etc vorkommen

that strikes me as a good idea — das kommt mir sehr vernünftig vor

the funny side of it struck me later — erst später ging mir auf, wie lustig das war

a thought struck me — mir kam plötzlich ein Gedanke

6) (= impress) beeindrucken

to be struck by sth — von etw beeindruckt sein

how does it strike you? — wie finden Sie das?, was halten Sie davon?

how does she strike you? — welchen Eindruck haben Sie von ihr?

she struck me as being very competent — sie machte auf mich einen sehr fähigen Eindruck

See:

→ also struck

7) (= produce, make) coin, medal prägen; (fig) agreement, truce sich einigen auf (+acc), aushandeln; pose einnehmen

to strike a light — Feuer machen

to strike a match —

to strike sparks — Funken schlagen

to be struck blind/deaf/dumb — blind/taub/stumm werden, mit Blindheit/Taubheit/Stummheit geschlagen werden (geh)

to strike fear or terror into sb/sb's heart —

strike a light! (inf) — ach du grüne Neune! (inf), hast du da noch Töne! (inf)

8) (= find) gold, oil, correct path finden, stoßen auf (+acc)

to strike it rich — das große Geld machen

to strike gold (fig) — auf eine Goldgrube stoßen

See:

→ oil

9) (= make) path hauen

10) (= take down) camp, tent abbrechen; (NAUT) flag, sail einholen, streichen; mast kappen, umlegen; (THEAT) set abbauen

11) (= remove) streichen

stricken from a list/the record — von einer Liste/aus dem Protokoll gestrichen werden

3. vi

1) (= hit) treffen; (lightning) einschlagen; (snake) zubeißen; (tiger) die Beute schlagen; (attack, MIL ETC) zuschlagen, angreifen; (disease) zuschlagen; (panic) ausbrechen

to strike against sth — gegen etw stoßen

to strike at sb/sth (lit) — nach jdm/etw schlagen; ( fig : at democracy, existence ) an etw (dat) rütteln

they struck at his weakest point — sie trafen ihn an seinem wundesten Punkt

to strike at the roots of sth — etw an der Wurzel treffen

to be/come within striking distance of sth — einer Sache (dat) nahe sein

to put sb within striking distance of sth — jdn in Reichweite von etw bringen

to come within striking distance of doing sth — nahe daran sein, etw zu tun

they were within striking distance of success —

the snake struck at me — die Schlange fuhr auf mich los

See:

→ home, iron

2) (clock) schlagen

when midnight strikes — wenn es Mitternacht schlägt

3) (workers) streiken

4) (match) zünden, angehen

5) (NAUT: run aground) auflaufen (on auf +acc)

6) (FISHING) anbeißen

7)

inspiration struck — er/sie etc hatte eine Eingebung

to strike on a new idea — eine neue Idee haben, auf eine neue Idee kommen

8) (= take root) Wurzeln schlagen

9)

(= go in a certain direction) to strike across country — querfeldein gehen

to strike into the woods — sich in die Wälder schlagen

the sun struck through the mist — die Sonne brach durch den Dunst

* * *

strike [straık]

A s

1. Schlag m, Hieb m, Stoß m

2. (Glocken) Schlag m

3. Schlag(werk) m(n) (einer Uhr)

4. WIRTSCH Streik m, Ausstand m:

be on strike streiken;

go on strike in (den) Streik oder in den Ausstand treten;

on strike streikend

5. Bowling: Strike m (Abräumen beim 1. Wurf)

6. Angeln:

a) Ruck m mit der Angel

b) Anbeißen n (des Fisches)

7. Münzherstellung: Prägungsmenge f

8. Bergbau:

a) Streichen n (der Schichten)

b) (Streich)Richtung f

9. umg Treffer m, Glücksfall m:

a lucky strike ein Glückstreffer

10. MIL

a) (besonders Luft-) Angriff m

b) (Atom) Schlag m

B v/t prät struck [strʌk], pperf struck, stricken [ˈstrıkən]

1. schlagen, Schläge oder einen Schlag versetzen (dat), allg treffen:

strike sb in the face jemanden ins Gesicht schlagen;

strike together zusammen-, aneinanderschlagen;

she was struck by a stone sie wurde von einem Stein getroffen;

he was struck dead by lightning er wurde vom Blitz erschlagen;

strike me dead! sl so wahr ich hier stehe!

2. ein Messer etc stoßen ( into in akk)

3. einen Schlag führen: → blow² 1

4. MUS einen Ton, auch eine Glocke, Saite, Taste anschlagen: → chord¹ 2, note A 9, A 11

5. a) ein Streichholz anzünden, ein Feuer machen

b) Funken schlagen

6. mit dem Kopf, Fuß etc stoßen oder schlagen ( against gegen)

7. stoßen oder schlagen gegen oder auf (akk), zusammenstoßen mit, SCHIFF auflaufen auf (akk), einschlagen in (akk) (Geschoss, Blitz)

8. fallen auf (akk) (Licht), auftreffen auf (akk), das Auge oder Ohr treffen:

a sound struck his ear ein Laut schlug an sein Ohr;

strike sb’s eye jemandem ins Auge fallen

9. fig jemandem einfallen oder in den Sinn kommen:

an idea struck him ihm kam oder er hatte eine Idee

10. jemandem auffallen:

what struck me was … was mir auffiel oder worüber ich staunte, war …

11. Eindruck machen auf (akk), jemanden beeindrucken:

be struck by beeindruckt oder hingerissen sein von;

be struck on a girl umg in ein Mädchen verknallt sein

12. jemandem gut etc vorkommen:

how does it strike you? was hältst du davon?;

it struck her as ridiculous es kam ihr lächerlich vor

13. stoßen auf (akk), (zufällig) treffen oder entdecken, Gold etc finden: → oil A 1, rich A 7

14. Wurzeln schlagen: → root¹ A 1

15. THEAT Kulissen etc abbauen

16. ein Zelt etc abbrechen: → camp¹ A 1

17. SCHIFF

a) die Flagge, Segel streichen

b) (weg)fieren: → flag¹ A 1, A 2, sail A 1

18. den Fisch mit einem Ruck (der Angel) auf den Haken spießen

19. a) seine Beute schlagen (Habicht etc)

b) die Giftzähne schlagen in (akk) (Schlange)

20. TECH glatt streichen

21. a) MATH den Durchschnitt, das Mittel nehmen

b) WIRTSCH die Bilanz, den Saldo ziehen

c) WIRTSCH eine Dividende ausschütten: → balance A 7, mean³ B 1, B 2

22. streichen ( off von einer Liste etc): → Medical Register, roll A 2, strike off 2, strike through

23. eine Münze, Medaille schlagen, prägen

24. die Stunde etc schlagen (Uhr): → twelve A

25. fig jemanden schlagen, heimsuchen, treffen (Unglück, Not etc), befallen (Krankheit)

26. jemanden erfüllen ( with mit Schrecken, Schmerz etc)

27. jemanden blind, taub etc machen: → dumb A 3

28. ein Tempo, eine Gangart anschlagen

29. eine Haltung oder Pose an-, einnehmen

30. WIRTSCH einen Handel abschließen: → bargain Bes Redew

31. strike work

a) WIRTSCH die Arbeit niederlegen,

b) Feierabend machen

C v/i

1. a) (zu)schlagen, (-)stoßen: → iron A 1

b) fig zuschlagen:

the killer has struck again

2. schlagen, treffen:

strike at

a) jemanden oder nach jemandem schlagen,

b) fig zielen auf (akk): → root¹ A 1

3. fig zuschlagen, angreifen

4. zubeißen (Schlange)

5. (on)

a) schlagen, stoßen (an akk, gegen)

b) SCHIFF auflaufen (auf akk), (auf Grund) stoßen

6. fallen (Licht), auftreffen (Lichtstrahl, Schall etc) (on auf akk)

7. strike on auf Öl, Erz etc stoßen ( → B 13)

8. schlagen (Uhr): → hour 3

9. sich entzünden (Streichholz)

10. ELEK sich (plötzlich) entladen (Funke): → strike across

11. einschlagen, treffen (Blitz, Geschoss)

12. BOT Wurzeln schlagen

13. den Weg einschlagen, sich (plötzlich) wenden ( beide:

to the right, etc nach rechts etc):

strike for home umg heimgehen;

strike into

a) einbiegen in (akk), einen Weg einschlagen,

b) fig plötzlich verfallen in (akk), etwas beginnen;

strike into a gallop in Galopp verfallen;

strike into a subject sich einem Thema zuwenden

14. WIRTSCH streiken ( for um; against gegen)

15. SCHIFF die Flagge streichen (to vor dat) (auch fig)

16. GEOL streichen (Schicht)

17. Angeln:

a) anbeißen (Fisch)

b) den Fisch mit einem Ruck (der Angel) auf den Haken spießen

18. (durch)dringen (to zu; into in akk; through durch) (Kälte etc)

* * *
1. noun
1) (Industry) Streik, der; Ausstand, der

be on/go [out] or come out on strike — in den Streik getreten sein/in den Streik treten

2) (Finance, Mining, Oil Industry) Treffer, der (fig. ugs.)

make a strike — sein Glück machen; (Mining) fündig werden

3) (sudden success)

[lucky] strike — Glückstreffer, der

4) (act of hitting) Schlag, der

5) (Mil.) Angriff, der (at auf + Akk.)
2. transitive verb,
struck, struck or (arch.) stricken

1) (hit) schlagen; [Schlag, Geschoss:] treffen [Ziel]; [Blitz:] [ein]schlagen in (+ Akk.), treffen; (afflict) treffen; [Epidemie, Seuche, Katastrophe usw.:] heimsuchen

strike one's head on or against the wall — mit dem Kopf gegen die Wand schlagen

the car struck a pedestrian — das Auto erfasste einen Fußgänger

the ship struck the rocks — das Schiff lief auf die Felsen

2) (delete) streichen (from, off aus)

3) (deliver)

strike two punches — zweimal zuschlagen

strike somebody a blow — jemandem einen Schlag versetzen

who struck [the] first blow? — wer hat zuerst geschlagen?

strike a blow against somebody/against or to something — (fig.) jemandem/einer Sache einen Schlag versetzen

strike a blow for something — (fig.) eine Lanze für etwas brechen

4) (produce by hitting flint) schlagen [Funken]; (ignite) anzünden [Streichholz]

5) (chime) schlagen

6) (Mus.) anschlagen [Töne auf dem Klavier]; anzupfen, anreißen [Töne auf der Gitarre]; (fig.) anschlagen [Ton]

7) (impress) beeindrucken

strike somebody as [being] silly — jemandem dumm zu sein scheinen od. dumm erscheinen

it strikes somebody that... — es scheint jemandem, dass...

how does it strike you? — was hältst du davon?

8) (occur to) einfallen (+ Dat.)

9) (cause to become)

a heart attack struck him dead — er erlag einem Herzanfall

be struck blind/dumb — erblinden/verstummen

10) (attack) überfallen; (Mil.) angreifen

11) (encounter) begegnen (+ Dat.)

12) (Mining) stoßen auf (+ Akk.)

strike gold — auf Gold stoßen; (fig.) einen Glückstreffer landen (ugs.) (in mit)

13) (reach) stoßen auf (+ Akk.) [Hauptstraße, Weg, Fluss]

14) (adopt) einnehmen [[Geistes]haltung]

15) (take down) einholen [Segel, Flagge]; abbrechen [Zelt, Lager]
3. intransitive verb,
struck, struck or (arch.) stricken

1) (deliver a blow) zuschlagen; [Pfeil:] treffen; [Blitz:] einschlagen; [Unheil, Katastrophe, Krise, Leid:] hereinbrechen (geh.); (collide) zusammenstoßen; (hit) schlagen ( against gegen, [up]on auf + Akk.)

2) (ignite) zünden

3) (chime) schlagen

4) (Industry) streiken

5) (attack; also Mil.) zuschlagen (fig.)

6) (make a find) (Mining) fündig werden

strike lucky — Glück haben

7) (direct course)

strike south — etc. sich nach Süden usw. wenden

Phrasal Verbs:

- strike at

- strike back

- strike down

- strike off

- strike out

- strike through

- strike up

* * *

n.

Stoß ¨-e m.

Streik -s m.

Treffer - m. v.

(§ p.,p.p.: struck)

or p.p.: stricken•) = anzünden v.

auffallen v.

drücken v.

schlagen v.

(§ p.,pp.: schlug, geschlagen)

stoßen v.

(§ p.,pp.: stieß, gestossen)

streiken v.

treffen v.

(§ p.,pp.: traf, getroffen)

English-german dictionary > strike
11 wedge

n. wig; hoek, punt (v. taart)
--------
v. vastklemmen, vastzetten; een wig slaan; indringen, -duwen, -schuiven

wedge¹

[ wedzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 wig 〈 ook figuurlijk〉

2 wigvorm

3 hoek ⇒ punt 〈 van kaas, taart〉

♦voorbeelden:

1   drive a wedge between the parties • tweedracht zaaien tussen de partijen

→ thin thin/

————————

wedge²

〈 werkwoord〉

1 vastzetten ⇒ vastklemmen

2 duwen ⇒ dringen, proppen

♦voorbeelden:

1   wedge a door (open) • een deur vastzetten (zodat hij open blijft)

     we were wedged (in) between the police and the rioters • we zaten ingeklemd tussen de politie en de relschoppers

2   he wedged his way through the crowded room • hij drong zich door de overvolle kamer heen

English-Dutch dictionary > wedge
12 break in

1. intransitive verb
einbrechen
2. transitive verb
1) (accustom to habit) eingewöhnen; (tame) zureiten [Pferd]

2) einlaufen [Schuhe]

* * *

◆ break in

I. vi

1. (enter by force) einbrechen

2. (interrupt) unterbrechen

II. vt

1. (condition)

to \break in in ⇆ one's shoes seine Schuhe einlaufen

to \break in in ⇆ a car/an engine AM ein Auto/einen Motor einfahren

2. (tame)

▪ to \break in an animal ⇆ in ein Tier zähmen; (train) ein Tier abrichten

to \break in in a horse ein Pferd zureiten

to \break in in one's staff ( fig) das Personal einarbeiten

3. (interrupt)

▪ to \break in in on sth in etw akk hineinplatzen fam

* * *

vi

1) (= interrupt) unterbrechen (on sb/sth jdn/etw)

2) (= enter illegally) einbrechen
vt sep
3) door aufbrechen

4) shoes einlaufen

* * *

break in

A v/i

1. einbrechen, -dringen:

break in (up)on sb bei jemandem hereinplatzen

2. break in (up)on sich einmischen in (akk), eine Unterhaltung etc unterbrechen

B v/t

1. einschlagen, eine Tür aufbrechen

2. a) → academic.ru/8795/break">break¹ B 9

b) ein Auto etc einfahren, neue Schuhe einlaufen, austreten

c) jemanden einarbeiten, anlernen

* * *
1. intransitive verb
einbrechen
2. transitive verb
1) (accustom to habit) eingewöhnen; (tame) zureiten [Pferd]

2) einlaufen [Schuhe]

* * *

v.

einbrechen v.

English-german dictionary > break in
13 cracker

n. cracker, koekje; kraker, inbreker; computer inbreker, hacker; een computer liefhebber die illegaal tracht door te dringen in computersystemen; vuurwerk; "mooi meisje"

cracker

[ krækə]

1 cracker(tje) ⇒ knäckebröd

2 voetzoeker ⇒ rotje

3 knalbonbon ⇒ pistache

4 〈Brits-Engels; informeel〉 stuk ⇒ mokkel

5 〈Amerikaans-Engels; informeel; pejoratief〉 armoedige blanke

English-Dutch dictionary > cracker
14 penetration

n. het binnen dringen; begrip; kennis

penetration

[ pennitreesjn]

1 penetratie ⇒ inbrenging; het in/door/binnendringen

2 doordringingsvermogen

3 indringingsvermogen 〈 van projectiel〉

4 scherpzinnigheid ⇒ in/doorzicht

English-Dutch dictionary > penetration
15 press

n. pers; druk
--------
v. persen; drukken; aandringen; pressen; strijken

press¹

[ pres] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 pers ⇒ het drukken; 〈 werkwoord enkelvoud of meervoud〉 journalisten

2 drukpers

3 drukkerij

4 〈 voornamelijk Press〉 uitgeverij

5 pers(toestel)

6 strijk ⇒ het persen

7 druk

8 menigte ⇒ gedrang

9 muurkast

♦voorbeelden:

1   freedom/liberty of the press • persvrijheid

     get a good press • een goede pers krijgen

2   go to the press • ter perse gaan

     at/in (the) press • ter perse

     off the press • van de pers

7   carry a press of sail/canvas • alle zeilen bijzetten

→ yellow yellow/

————————

press²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 druk uitoefenen ⇒ knellen

2 persen ⇒ strijken

3 dringen ⇒ haast hebben

4 zich verdringen

♦voorbeelden:

1   press ahead with • onverbiddelijk doorgaan met

     press down (up)on someone • op iemand drukken

3   time presses • de tijd dringt

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 drukken ⇒ duwen, klemmen

2 samendrukken ⇒ platdrukken

3 bestoken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ op de hielen zitten

4 (neer)drukken ⇒ deprimeren

5 benadrukken

6 pressen ⇒ druk uitoefenen op, aanzetten

7 persen ⇒ strijken

♦voorbeelden:

1   press the button • op de knop drukken; 〈informeel; figuurlijk〉 de kogel door de kerk jagen

2   pressed food • ingeblikt voedsel

     press a metaphor • een metafoor letterlijk opvatten

3   press someone hard • iemand het vuur na aan de schenen leggen

5   press a question • aandringen op een antwoord

6   press for an answer • aandringen op een antwoord

     be pressed for money/time • in geld-/tijdnood zitten

     press something upon someone • iemand iets opdringen

¶ press home one's point of view • zijn zienswijze doordrijven/zetten

English-Dutch dictionary > press
16 drill down

"doorboren", vermogen snel door menu heen te dringen op de computer

English-Dutch dictionary > drill down
17 password cracker

oplosser van wachtwoord, iem. die wachtwoord voor invoer in computersysteem oplost (om onwettig in systeem door te dringen)

English-Dutch dictionary > password cracker
18 insist

1. intransitive verb
bestehen ([up]on auf + Dat.)

insist on doing something — darauf bestehen, etwas zu tun

she insists on her innocence — sie behauptet beharrlich, unschuldig zu sein
2. transitive verb
1)

insist that... — darauf bestehen, dass...

2) (maintain positively)

they keep insisting that... — sie beharren od. bestehen beharrlich darauf, dass...

* * *
[in'sist]
verb

1) ((with that or on) to state, emphasize, or hold firmly to (an opinion, plan etc): He insists that I was to blame for the accident; I insisted on driving him home.) bestehen auf

2) ((often with on or that) to demand or urge: He insists on punctuality/obedience; She insisted on coming with me; He insisted that I should go.) bestehen auf

•

- academic.ru/38434/insistence">insistence
- insistent
* * *

in·sist

[ɪnˈsɪst]

I. vi

1. (demand) bestehen (on/upon auf + dat)

please go first, I \insist! geh bitte vor, ich bestehe darauf!

all right, if you \insist also gut, wenn du darauf bestehst

she \insisted on seeing her lawyer sie bestand darauf, ihren Anwalt zu sprechen

2. (continue annoyingly)

▪ to \insist on [or upon] doing sth sich akk nicht von etw dat abbringen lassen

she will \insist on parking right in front of our garage door sie parkt einfach immer stur vor unserer Garagentür

3. (maintain forcefully)

▪ to \insist on [or upon] sth auf etw dat beharren

II. vt

1. (state forcefully)

▪ to \insist that... fest behaupten, dass...

Greg still \insists he did nothing wrong Greg behauptet immer noch fest, dass er nichts Falsches getan hat

“but I've already paid what I owe”, she \insisted „aber ich habe doch schon gezahlt“, sagte sie bestimmt

2. (demand forcefully)

▪ to \insist that... darauf bestehen, dass...

* * *
[In'sɪst]
1. vi

I insist! — ich bestehe darauf!

if you insist — wenn Sie darauf bestehen

he insists on his innocence or that he is innocent — er behauptet beharrlich, unschuldig zu sein

to insist on a point — auf einem Punkt beharren

to insist on silence — auf absoluter Ruhe bestehen

I insist on the best — ich bestehe auf bester Qualität

to insist on doing sth/on sb doing sth — darauf bestehen, etw zu tun/dass jd etw tut

he will insist on calling her by the wrong name — er redet sie beharrlich beim falschen Namen an

if you will insist on smoking that foul tobacco — wenn Sie schon unbedingt diesen scheußlichen Tabak rauchen müssen

2. vt

to insist that... — darauf beharren or bestehen, dass...

he insists that he is innocent — er behauptet beharrlich, unschuldig zu sein

"it wasn't me", she insisted — "ich wars nicht!" sagte sie beharrlich

but he still insisted that... — aber er beharrte or bestand trotzdem darauf, dass...

I must insist that you stop — ich muss darauf bestehen, dass Sie aufhören

she insists that she is right — sie besteht darauf, dass sie recht hat

* * *

insist [ınˈsıst]

A v/i

1. (on, upon) dringen (auf akk), bestehen (auf dat), verlangen (akk):

I insist on doing it ich bestehe darauf, es zu tun; ich will es unbedingt tun;

he insisted on doing it himself auch er ließ es sich nicht nehmen, es persönlich zu tun;

I insisted on him ( oder his) leaving ich bestand darauf, dass er ging; you must come with us, I insist ich bestehe darauf;

if you insist

a) wenn Sie darauf bestehen,

b) wenn es unbedingt sein muss

2. (on) beharren (auf dat, bei), beharrlich beteuern oder behaupten (akk), bleiben (bei einer Behauptung)

3. (on, upon) Gewicht legen (auf akk), hervorheben, (nachdrücklich) betonen (akk)

B v/t

1. darauf bestehen, verlangen ( beide:

that dass):

I insisted that he (should) leave ich bestand darauf, dass er ging

2. darauf beharren, beharrlich beteuern oder behaupten, dabei bleiben ( alle:

that dass):

he insisted that he was innocent

* * *
1. intransitive verb
bestehen ([up]on auf + Dat.)

insist on doing something — darauf bestehen, etwas zu tun

she insists on her innocence — sie behauptet beharrlich, unschuldig zu sein
2. transitive verb
1)

insist that... — darauf bestehen, dass...

2) (maintain positively)

they keep insisting that... — sie beharren od. bestehen beharrlich darauf, dass...

* * *

(on) v.

bestehen (auf) v. v.

beharren v.

bestehen v.

insistieren v.

English-german dictionary > insist
19 press

I 1. noun
1) (newspapers etc.) Presse, die; attrib. Presse-; der Presse nachgestellt

get/have a good/bad press — (fig.) eine gute/schlechte Presse bekommen/haben

2) see academic.ru/58005/printing_press">printing press

3) (printing house) Druckerei, die

at or in [the] press — im Druck

send to [the] press — in Druck geben

go to [the] press — in Druck gehen

4) (publishing firm) Verlag, der

5) (for flattening, compressing, etc.) Presse, die; (for sports racket) Spanner, der

6) (crowd) Menge, die

7) (pressing) Druck, der

give something a press — etwas drücken
2. transitive verb
1) drücken; pressen; drücken auf (+ Akk.) [Klingel, Knopf]; treten auf (+ Akk.) [Gas-, Brems-, Kupplungspedal usw.]

press the trigger — abdrücken

2) (urge) drängen [Person]; (force) aufdrängen ([up]on Dat.); (insist on) nachdrücklich vorbringen [Forderung, Argument, Vorschlag]

press somebody for an answer — jemanden zu einer Antwort drängen

he did not press the point — er ließ die Sache auf sich beruhen

3) (compress) pressen; auspressen [Orangen, Saft]; keltern [Trauben, Äpfel]

4) (iron) bügeln

5)

be pressed for space/time/money — (have barely enough) zu wenig Platz/Zeit/Geld haben
3. intransitive verb
1) (exert pressure) drücken

the child pressed against the railings — das Kind drückte sich gegen das Geländer

2) (be urgent) drängen

time/something presses — die Zeit drängt/etwas eilt od. ist dringend

3) (make demand)

press for something — auf etwas (Akk.) drängen

Phrasal Verbs:

- press ahead

- press out
II transitive verb
press into service/use — in Dienst nehmen; einsetzen

* * *
[pres] 1. verb
1) (to use a pushing motion (against): Press the bell twice!; The children pressed close to their mother.) drücken

2) (to squeeze; to flatten: The grapes are pressed to extract the juice.) pressen

3) (to urge or hurry: He pressed her to enter the competition.) drängen

4) (to insist on: The printers are pressing their claim for higher pay.) nachdrücklich bestehen auf

5) (to iron: Your trousers need to be pressed.) plätten
2. noun
1) (an act of pressing: He gave her hand a press; You had better give your shirt a press.) der Druck

2) ((also printing-press) a printing machine.) die Presse

3) (newspapers in general: It was reported in the press; ( also adjective) a press photographer.) die Presse; Presse-...

4) (the people who work on newspapers and magazines; journalists: The press is/are always interested in the private lives of famous people.) die Presse

5) (a device or machine for pressing: a wine-press; a flower-press.) die Presse

•

- pressing
- press conference
- press-cutting
- be hard pressed
- be pressed for
- press for
- press forward/on
* * *

press

[pres]

I. n

<pl -es>

1. (push) Druck m

at the \press of a button auf Knopfdruck

to give sth a \press [auf] etw akk drücken

2. (ironing) Bügeln nt kein pl, SCHWEIZ a. Glätten nt kein pl

to give sth a \press etw bügeln

3. (instrument) Presse f

garlic \press Knoblauchpresse f

trouser \press Hosenpresse f

wine \press Weinpresse f, Kelter f

4. (news media, newspapers)

▪ the \press + sing/pl vb die Presse

the story has been all over the \press die Geschichte wurde in allen Zeitungen gebracht

freedom of the \press Pressefreiheit f

to be in [or AM on] \press im Druck sein

to go to \press newspaper, book in Druck gehen; editorial staff Redaktionsschluss haben

to hold the \press[es] den Druck verzögern

to inform the \press [about sth] [mit etw dat] an die Presse [o ÖSTERR a. in die Medien] gehen

to leak sth to the \press etw der Presse zuspielen

in the \press in der Presse

5. (publicity) Presse f

to have a bad/good \press eine schlechte/gute Presse bekommen, schlechte/gute Kritiken bekommen

6. (publishing house) Verlag m, Verlagshaus nt

II. vt

1. (push)

▪ to \press sth [auf] etw akk drücken

to speak to an operator, \press ‘0’ now um mit der Vermittlung zu sprechen, wählen Sie jetzt die ‚0‘

Sammy \pressed his nose against the windowpane Sammy drückte die Nase gegen die Fensterscheibe

to \press a bell/button/switch auf eine Klingel/einen Knopf/einen Schalter drücken

to \press on the brake pedal auf das Bremspedal treten [o fam steigen]

▪ to \press sth ⇆ down etw herunterdrücken

▪ to \press sth into sth etw in etw akk hineindrücken

2. (flatten)

▪ to \press sth etw zusammendrücken

to \press flowers Blumen pressen

3. (extract juice from)

▪ to \press sth etw auspressen

to \press grapes Weintrauben keltern

4. (iron)

▪ to \press sth etw bügeln [o SCHWEIZ glätten] [o NORDD a. plätten

5. (manufacture)

▪ to \press sth CD, record etw pressen

6. ( fig: urge, impel)

▪ to \press sb jdn bedrängen [o unter Druck setzen]

▪ to \press sb to do sth jdn bedrängen, etw zu tun

▪ to \press sb for sth jdn zu etw dat drängen, jdn dazu drängen, etw zu tun

▪ to \press sb on sb/sth jdn über jdn/zu etw dat befragen

they are \pressing demands on the country's leaders sie versuchen massiv, ihre Forderungen bei den führenden Vertretern des Landes durchzusetzen

▪ to \press sb/sth into sth jdn/etw zu etw dat bringen [o zwingen]; of person also jdn zu etw dat nötigen

to \press sb for an answer/a decision jdn zu einer Antwort/Entscheidung drängen

to \press sb into a role jdn in eine Rolle hineindrängen

to \press sb into service jdn [gezwungenermaßen] in Dienst nehmen, jdn einspannen fam

to \press sb/sth into service [as sth] jdn/etw [als etw] einsetzen [o fam einspannen

7. (forcefully promote)

▪ to \press sth etw forcieren

to \press one's case seine Sache durchsetzen wollen

to \press one's claim auf seiner Forderung beharren

to \press one's point beharrlich seinen Standpunkt vertreten, auf seinem Standpunkt herumreiten fam

8. (insist on giving)

▪ to \press sth [up]on sb gift, offer jdm etw aufdrängen

9. usu passive (face difficulty)

▪ to be \pressed unter Druck stehen

they'll be hard \pressed to complete the assignment wenn sie den Auftrag ausführen wollen, müssen sie sich aber ranhalten

10. LAW (bring)

to \press charges Anklage erheben ( against gegen + akk)

11.

▶ to \press home ⇆ sth etw durchzusetzen versuchen

▶ to \press home one's advantage seinen Vorteil ausnutzen

III. vi

1. (push) drücken

\press down firmly on the lever drücken Sie fest auf den Hebel

stop \pressing! you'll all get your turn hört auf zu drängeln! es kommen alle an die Reihe

to \press against a door sich akk gegen eine Tür stemmen

to \press hard fest drücken

2. (be urgent) drängen, dringlich sein geh

time is \pressing die Zeit drängt

* * *
[pres]
1. n

1) (= machine trouser press, flower press) Presse f; (= racket press) Spanner m

2) (TYP) (Drucker)presse f; (= publishing firm) Verlag m

to go to press — in Druck gehen

to be in the press — im Druck sein

3) (= newspapers, journalists) Presse f

the daily/sporting press — die Tages-/Sportpresse

the weekly press — die Wochenzeitungen pl

to get a good/bad press — eine gute/schlechte Presse bekommen

4) (= squeeze, push) Druck m

to give sth a press — etw drücken

5) (dial US = cupboard) Wandschrank m

6) (= crush) Gedränge nt

a press of people — eine Menschenmenge

7) (WEIGHTLIFTING) Drücken nt

2. vt

1) (= push, squeeze) drücken (to an +acc); button, doorbell, knob, brake pedal drücken auf (+acc); clutch, piano pedal treten; grapes, fruit (aus)pressen; flowers pressen

to press the accelerator — Gas geben

to press the trigger (of a gun) —

the shoe presses my foot here — der Schuh drückt ( mich) hier

to press and hold down mouse button — gedrückt halten

2) (= iron) clothes bügeln

3) (= urge, persuade) drängen; (= harass, importune) bedrängen, unter Druck setzen; (= insist on) claim, argument bestehen auf (+dat)

to press sb hard — jdm ( hart) zusetzen

he didn't need much pressing — man brauchte ihn nicht lange zu drängen

to press sb for an answer — auf jds Antwort (acc) drängen

to press the point — darauf beharren or herumreiten (inf)

to press home an advantage — einen Vorteil ausnutzen, sich (dat) einen Vorteil zunutze or zu Nutze machen

to press home an attack — einen Angriff energisch vortragen

to press money/one's views on sb — jdm Geld/seine Ansichten aufdrängen

to be pressed for money — in Geldnot sein

to be pressed for time — unter Zeitdruck stehen, in Zeitnot sein

to press sb/sth into service — jdn/etw einspannen

4) machine part, record etc pressen

pressed steel — gepresster Stahl, Pressstahl m

3. vi

1) (lit, fig: bear down, exert pressure) drücken

to press ( down) on sb (debts, troubles) — schwer auf jdm lasten

2) (= urge, agitate) drängen

to press for sth — auf etw (acc) drängen

time presses — die Zeit drängt

3) (= move, push) sich drängen

crowds pressed round him — Massen drängten sich um ihn

to press ahead or forward ( with sth) (fig) — (mit etw) weitermachen; (with plans) etw weiterführen

* * *

press [pres]

A v/t

1. (zusammen)pressen, (-)drücken:

press sb’s hand jemandem die Hand drücken;

press one’s nose against the window die Nase gegen die Scheibe pressen oder an die Scheibe quetschen; → flesh A 1

2. drücken auf (akk):

press the button (auf) den Knopf drücken

3. niederdrücken, drücken auf (akk)

4. Saft, eine Frucht etc (aus)pressen, (-)quetschen

5. besonders TECH auch Schallplatten pressen

6. Kleider plätten, bügeln

7. (zusammen-, vorwärts-, weg- etc) drängen, (-)treiben:

press on weiterdrängen, -treiben

8. MIL (hart) bedrängen

9. jemanden bedrängen:

a) in die Enge treiben, Druck ausüben auf (akk):

press sb for money von jemandem Geld erpressen

b) jemanden bestürmen, jemandem zusetzen:

press sb to do sth jemanden drängen, etwas zu tun; darauf drängen, dass jemand etwas tut;

press sb for sth jemanden dringend um etwas bitten;

be pressed for money in Geldverlegenheit sein;

be pressed for time unter Zeitdruck stehen, es eilig haben; → hard B 2

10. jemanden, ein Tier antreiben, hetzen

11. SCHIFF, MIL, HIST zwangsausheben, zum Kriegsdienst pressen, Matrosen auch schanghaien

12. press sth (up)on sb jemandem etwas aufdrängen oder -nötigen

13. Nachdruck legen auf (akk):

press one’s point auf seiner Forderung oder Meinung nachdrücklich bestehen;

press home

a) eine Forderung etc durchsetzen,

b) einen Angriff energisch durchführen,

c) einen Vorteil ausnutzen; → charge C 9

B v/i

1. a) pressen, drücken

b) fig Druck ausüben

2. plätten, bügeln

3. drängen:

time presses die Zeit drängt

4. (for) dringen oder drängen (auf akk), fordern (akk):

press for the equalizer SPORT auf den Ausgleich drängen;

press for sb to do sth jemanden drängen, etwas zu tun; darauf drängen, dass jemand etwas tut

5. (sich) drängen (to zu, nach):

press forward (sich) vordrängen;

press in (up)on sb

a) auf jemanden eindringen,

b) fig auf jemanden enstürmen (Probleme etc);

press on vorwärtsdrängen, weitereilen;

press ahead ( oder forward, on) fig weitermachen ( with mit)

C s

1. TECH (auch Frucht- etc) Presse f

2. TYPO (Drucker)Presse f

3. TYPO

a) Druckerei(raum) f(m)

b) Druckerei (-anstalt) f

c) Druckerei(wesen) f(n)

d) Druck m, Drucken n:

correct the press Korrektur lesen;

go to (the) press in Druck gehen, gedruckt werden;

send to (the) press in Druck geben;

in the press im Druck (befindlich);

coming from the press neu erschienen (besonders Buch);

ready for the press druckfertig

4. the press die Presse (das Zeitungswesen, a. koll die Zeitungen od die Presseleute)

5. Presse(kommentar) f(m), -kritik f:

have a good (bad) press eine gute (schlechte) Presse haben

6. Spanner m (für Skier oder Tennisschläger)

7. (Bücher-, Kleider-, besonders Wäsche) Schrank m

8. a) Drücken n, Pressen n

b) Plätten n, Bügeln n:

give sth a press etwas drücken oder pressen oder bügeln;

at the press of a button auf Knopfdruck

9. Andrang m, Gedränge n, Menschenmenge f

10. fig

a) Druck m, Hast f

b) Dringlichkeit f, Drang m (der Geschäfte)

11. press of sail, press of canvas SCHIFF

a) (Segel)Press m (Druck sämtlicher gesetzter Segel)

b) Prangen n (Beisetzen sämtlicher Segel):

carry a press of sail Segel pressen;

under a press of canvas mit vollen Segeln

12. SCHIFF, MIL, HIST Zwangsaushebung f

* * *
I 1. noun
1) (newspapers etc.) Presse, die; attrib. Presse-; der Presse nachgestellt

get/have a good/bad press — (fig.) eine gute/schlechte Presse bekommen/haben

2) see printing press

3) (printing house) Druckerei, die

at or in [the] press — im Druck

send to [the] press — in Druck geben

go to [the] press — in Druck gehen

4) (publishing firm) Verlag, der

5) (for flattening, compressing, etc.) Presse, die; (for sports racket) Spanner, der

6) (crowd) Menge, die

7) (pressing) Druck, der

give something a press — etwas drücken
2. transitive verb
1) drücken; pressen; drücken auf (+ Akk.) [Klingel, Knopf]; treten auf (+ Akk.) [Gas-, Brems-, Kupplungspedal usw.]

press the trigger — abdrücken

2) (urge) drängen [Person]; (force) aufdrängen ([up]on Dat.); (insist on) nachdrücklich vorbringen [Forderung, Argument, Vorschlag]

press somebody for an answer — jemanden zu einer Antwort drängen

he did not press the point — er ließ die Sache auf sich beruhen

3) (compress) pressen; auspressen [Orangen, Saft]; keltern [Trauben, Äpfel]

4) (iron) bügeln

5)

be pressed for space/time/money — (have barely enough) zu wenig Platz/Zeit/Geld haben
3. intransitive verb
1) (exert pressure) drücken

the child pressed against the railings — das Kind drückte sich gegen das Geländer

2) (be urgent) drängen

time/something presses — die Zeit drängt/etwas eilt od. ist dringend

3) (make demand)

press for something — auf etwas (Akk.) drängen

Phrasal Verbs:

- press ahead

- press out
II transitive verb
press into service/use — in Dienst nehmen; einsetzen

* * *

n.

(§ pl.: presses)

= Presse -n (Maschine) f.

Presse (Zeitung) f. (someone) close to one's heart expr.

jemanden ans Herz drücken ausdr. v.

Druck ausüben ausdr.

bügeln v.

drängen v.

drücken v.

plätten v.

pressen v.

English-german dictionary > press
20 reach

1.
[riːtʃ]transitive verb

1) (arrive at) erreichen; ankommen od. eintreffen in (+ Dat.) [Stadt, Land]; erzielen [Übereinstimmung, Übereinkunft]; kommen zu [Entscheidung, Entschluss; Ausgang, Eingang]

be easily reached — leicht erreichbar od. zu erreichen sein (by mit)

not a sound reached our ears — kein Laut drang an unsere Ohren

have you reached page 45 yet? — bist du schon auf Seite 45 [angelangt]?

you can reach her at this number/by radio — du kannst sie unter dieser Nummer/über Funk erreichen

2) (extend to) [Straße:] führen bis zu; [Leiter, Haar:] reichen bis zu

3) (pass)

reach me that book — reich mir das Buch herüber
2. intransitive verb
1) (stretch out hand)

reach for something — nach etwas greifen

how high can you reach? — wie hoch kannst du langen?

2) (be long/tall enough)

something will/won't reach — etwas ist/ist nicht lang genug

he can't reach up to the top shelf — er kann das oberste Regal nicht [mit der Hand] erreichen

will it reach as far as...? — wird es bis zu... reichen?

I can't reach — ich komme nicht daran

can you reach? — kannst od. kommst du dran? (ugs.)

3) (go as far as) [Wasser, Gebäude, Besitz:] reichen ([up] to bis [hinauf] zu)
3. noun
1) (extent of reaching) Reichweite, die

be within easy reach — [Ort:] leicht erreichbar sein

be out of reach — [Ort:] nicht erreichbar sein; [Gegenstand:] außer Reichweite sein

be above somebody's reach — zu hoch für jemanden sein

keep something out of reach of somebody — etwas unerreichbar für jemanden aufbewahren

keep something within easy reach — etwas in greifbarer Nähe aufbewahren

be within/beyond the reach of somebody — in/außer jmds. Reichweite sein; (fig.) für jemanden im/nicht im Bereich des Möglichen liegen; (financially) für jemanden erschwinglich/unerschwinglich sein

2) (expanse) Abschnitt, der

Phrasal Verbs:

- academic.ru/90747/reach_down">reach down

- reach out

* * *
[ri: ] 1. verb
1) (to arrive at (a place, age etc): We'll never reach London before dark; Money is not important when you reach my age; The noise reached our ears; Has the total reached a thousand dollars yet?; Have they reached an agreement yet?)

2) (to (be able to) touch or get hold of (something): My keys have fallen down this hole and I can't reach them.) erreichen

3) (to stretch out one's hand in order to touch or get hold of something: He reached (across the table) for another cake; She reached out and took the book; He reached across/over and slapped her.) greifen

4) (to make contact with; to communicate with: If anything happens you can always reach me by phone.) erreichen

5) (to stretch or extend: My property reaches from here to the river.) reichen
2. noun
1) (the distance that can be travelled easily: My house is within (easy) reach (of London).) die Reichweite

2) (the distance one can stretch one's arm: I keep medicines on the top shelf, out of the children's reach; My keys are down that hole, just out of reach (of my fingers); The boxer has a very long reach.) die Reichweite

3) ((usually in plural) a straight part of a river, canal etc: the lower reaches of the Thames.) die Flußstrecke

* * *

reach

[ri:tʃ]

I. n

<pl -es>

1. no pl (arm length) Reichweite f

to have a long/short \reach lange/kurze Arme pl haben

out of/within \reach außer/in Reichweite

to be out of [or beyond] /within [or in] sb's \reach sich akk nicht/sich akk in jds Reichweite befinden

the apples were on a branch just out of/within [my] \reach die Äpfel hingen an einem Ast, an den ich nicht herankam/ich gerade noch [heran]kam

to be within arm's [or easy] \reach in greifbarer Nähe sein

to keep sth out of/within \reach etw außer Reichweite/parat haben

I like to keep a notebook and pencil within [arm's] \reach ich habe immer etwas zum Schreiben parat

keep out of \reach of children für Kinder unzugänglich aufbewahren!

2. no pl (distance to travel)

to be within [easy] \reach [ganz] in der Nähe sein

3. no pl (power) Reichweite f

4. no pl TV, RADIO [Sende]bereich m

5.

▪ \reaches pl (part) Abschnitt m; (land) Gebiet nt; (river) [Fluss]abschnitt m; ( fig: circles) Kreise pl

the higher \reaches of government die oberen Regierungskreise

the farthest [or outermost] \reaches of the universe die entlegensten Bereiche des Universums

6. no pl (stretch)

to make a \reach for sb/sth nach jdm/etw greifen; ( fig)

it takes quite a \reach of the imagination to... es bedarf schon einer gehörigen Portion Vorstellungskraft, um...

7.

▶ to be out of [or beyond] /within [or in] sb's \reach (capability) nicht im Rahmen/im Rahmen des Möglichen liegen; (financially) jds finanzielle Möglichkeiten übersteigen/für jdn erschwinglich sein

after years of saving the car was at last within her \reach nach jahrelangem Sparen konnte sie sich endlich das Auto leisten

▶ to be beyond sb's \reach (intellectually) über jds Horizont gehen

▶ to come within \reach of doing sth kurz davor sein, etw zu tun

II. vi

1. (stretch) langen fam, greifen

she \reached to the top shelf of the cupboard and produced a present sie langte in das oberste Schrankfach und holte ein Geschenk hervor fam

▪ to \reach across/into/through sth über/in/durch etw akk langen fam

▪ to \reach for sth nach etw dat greifen [o fam langen]

▪ to \reach over sth über etw akk [hinüber]greifen [o fam hinüberlangen

2. (touch) herankommen, [d]rankommen fam, heranreichen

can you get the book? I can't \reach kannst du mir das Buch geben? ich komme nicht [d]ran fam

3. (extend) reichen

▪ to \reach to [or as far as] sth bis zu etw dat reichen

the snow \reached almost to my knees der Schnee ging [o reichte] mir fast bis zu den Knien

4.

▶ \reach for the sky [or skies]! AM ( dated sl) Hände hoch!

▶ to \reach for the stars nach den Sternen greifen

III. vt

1. (arrive at)

to \reach sb/sth jdn/etw erreichen

how long will it take this letter to \reach Italy? wie lange braucht dieser Brief bis nach Italien?

the news has only just \reached me ich habe die Nachricht gerade erst erhalten

I \reached chapter five ich bin bis Kapitel fünf gekommen

to \reach one's destination an seinem Bestimmungsort ankommen

to \reach sb's ears sound an jds Ohren dringen; information jdm zu Ohren kommen

to be easily \reached leicht zu erreichen sein

to \reach the finishing line [or the tape] die Ziellinie überqueren, durchs Ziel kommen

2. (attain)

▪ to \reach sth etw erreichen

the temperature is expected to \reach 25°C today heute soll es bis zu 25°C warm werden

she had \reached the nadir of her existence sie war an einem absoluten Tiefpunkt [in ihrem Leben] angelangt

to \reach adulthood [or maturity] /one's majority erwachsen/volljährig werden

to \reach an agreement/a consensus eine Übereinkunft/Übereinstimmung erzielen

to \reach a certain altitude/velocity eine bestimmte Höhe/Geschwindigkeit erreichen

to \reach the conclusion/decision that... zu dem Schluss/der Entscheidung kommen, dass...

to \reach [a] deadlock in einer Sackgasse landen fig

to \reach fever pitch den Siedepunkt erreichen

to \reach an impasse nicht mehr weiterkommen

to \reach manhood/womanhood zum Mann/zur Frau werden

to \reach orgasm zum Orgasmus kommen

to \reach the point of no return einen Punkt erreichen, an dem es kein Zurück [mehr] gibt

she's \reached the point of no return es gibt für sie kein Zurück [mehr]

to have \reached one's prime/puberty im besten Alter/in der Pubertät sein

to \reach a settlement zu einer Einigung gelangen

to \reach the turning point zum Wendepunkt kommen

to \reach a verdict zu einem Urteil gelangen

3. (extend to)

▪ to \reach sth road bis zu etw dat führen; hair, clothing bis zu etw dat reichen

her hair \reaches her waistline ihre Haare reichen ihr bis zur Taille

4. (touch)

to be able to \reach sth an etw akk heranreichen [können], an etw akk herankommen

our daughter can \reach the door handle now unsere Tochter kommt jetzt schon an den Türgriff ran fam

5. (give)

▪ to \reach sb sth jdm etw hinüberreichen [o geh reichen]

can you \reach me the water, please? kannst du mir bitte das Wasser herüberreichen?

I \reached him a plate from the cupboard ich holte ihm einen Teller aus dem Schrank

6.

▪ to \reach sb (contact) jdn erreichen; (phone) jdn [telefonisch] erreichen

7. TV, RADIO

to \reach an audience ein Publikum erreichen

8. (influence)

▪ to \reach sb jdn erreichen fig, zu jdm vordringen fig

* * *
[riːtʃ]
1. n

1)

(= act of reaching) to make a reach for sth — nach etw greifen

2)

(denoting accessibility) within/out of sb's reach — in/außer jds Reichweite (dat), in/außer Reichweite für jdn

within arm's reach — in greifbarer Nähe

put it out of the children's reach or out of the reach of the children — stellen Sie es so, dass Kinder es nicht erreichen können

keep out of reach of children — von Kindern fernhalten

cars are within everyone's reach nowadays — Autos sind heute für jeden erschwinglich

mountains within easy reach — Berge, die leicht erreichbar sind

within easy reach of the sea — in unmittelbarer Nähe des Meers

this town is within easy reach of London for a day trip — man kann von dieser Stadt aus gut Tagesflüge nach London machen

I keep it within easy reach — ich habe es in greifbarer Nähe

she was beyond (the) reach of help — für sie kam jede Hilfe zu spät

this subject is beyond his reach — dieses Thema geht über seinen Horizont (inf)

3) (= distance one can reach) Reichweite f; (BOXING) Aktionsradius m

a long reach — lange Arme pl, ein großer Aktionsradius

4) (= sphere of action, influence) Einflussbereich m

beyond the reach of the law — außerhalb des Gesetzes

5)

(= stretch) reaches (of beach, river) — Strecke f; (of canal) Wasserhaltung f; (of woodland) Gebiet nt

the upper reaches of the Rhine — der Oberfluss des Rheins

2. vt

1) (= arrive at) erreichen; point ankommen an (+dat); town, country ankommen in (+dat); perfection erlangen; agreement, understanding erzielen, kommen zu; conclusion kommen or gelangen zu

we reached London at 3pm — wir kamen um 15 Uhr in London an

when we reached him he was dead — als wir zu ihm kamen, war er tot

to reach the terrace you have to cross the garden — um auf die Terrasse zu kommen, muss man durch den Garten gehen

to reach page 50 — bis Seite 50 kommen

to reach school age/the age of 50 — das Schulalter/die 50 erreichen

this advertisement is geared to reach a younger audience — diese Werbung soll junge Leute ansprechen

you can reach me at my hotel —

to reach the final of the Davis Cup — das Finale des Davis-Cups erreichen

2)

(= stretch to get or touch) to be able to reach sth — an etw (acc) (heran)reichen können, bis zu etw langen können (inf)

can you reach it? — kommen Sie dran?

can you reach the ceiling? — kannst du bis an die Decke reichen or langen? (inf)

3) (= come up to, go down to) reichen or gehen bis zu

he reaches her shoulder — er reicht or geht ihr bis zur Schulter

4) (inf: get and give) langen (inf), reichen

reach me ( over) that book — reiche or lang (inf) mir das Buch (herüber)

5) (US JUR) witness bestechen

3. vi

1) (to, as far as bis) (territory etc) sich erstrecken, gehen, reichen; (voice, sound) tragen

2) (= stretch out hand or arm) greifen

to reach for sth — nach etw greifen or langen (inf)

reach for the sky! (US) — Hände hoch!

to reach for the moon or stars (fig) — nach den Sternen greifen

3)

can you reach? — kommen Sie dran?

* * *

reach [riːtʃ]

A v/t

1. (hin-, her)reichen, geben

2. jemandem einen Schlag versetzen

3. a) (her)langen, nehmen:

reach sth down etwas herunterlangen oder -nehmen;

reach sth up etwas hinaufreichen oder -langen

b) erreichen:

can you reach that book on the shelf?

4. reach out die Hand etc ausstrecken:

reach out a hand for langen oder greifen nach

5. reichen oder sich erstrecken oder gehen bis an (akk) oder zu:

the water reached his knees das Wasser ging ihm bis an die Knie

6. eine Zahl etc erreichen, sich belaufen auf (akk):

the cost will reach millions die Kosten werden in die Millionen gehen;

he reached a great age er erreichte ein hohes Alter

7. eine Übereinkunft etc erreichen, erzielen, gelangen zu:

reach no conclusion zu keinem Schluss kommen

8. a) einen Ort erreichen, eintreffen oder ankommen in oder an (dat):

reach home nach Hause gelangen;

reach sb’s ear jemandem zu Ohren kommen

b) jemanden erreichen (on unter einer Telefonnummer):

the news only reached me yesterday;

he can be reached at his office er ist in seinem Büro erreichbar;

his letter never reached us sein Brief ist nie bei uns angekommen

9. das Endspiel, das Ziel etc erreichen

10. fig (ein)wirken auf (akk), beeinflussen, jemanden (durch Argumente, Werbung etc) ansprechen oder gewinnen:

reach a large audience ein großes Publikum erreichen

11. obs oder poet verstehen, begreifen

B v/i

1. (mit der Hand) reichen oder greifen oder langen (to bis zu)

2. a) auch reach out langen, greifen ( beide:

for nach) (beide a. fig):

reach out for a medal;

reach above o.s. fig über sich hinauswachsen

b) reach out die Hand ausstrecken

3. reichen, sich erstrecken oder ausdehnen ( alle:

to bis [zu]):

the water reached as far as his knees das Wasser ging ihm bis an die Knie;

as far as the eye can reach so weit das Auge reicht

4. sich belaufen (to auf akk)

5. SCHIFF mit Backstagbrise segeln

C s

1. Griff m:

make a reach for sth nach etwas greifen oder langen

2. Reich-, Tragweite f (eines Geschosses, einer Waffe, auch der Stimme etc):

above ( oder beyond, out of) sb’s reach außer jemandes Reichweite, für jemanden unerreichbar oder unerschwinglich;

within reach erreichbar;

within sb’s reach in jemandes Reichweite, für jemanden erreichbar oder erschwinglich;

within easy reach leicht zu erreichen;

within easy reach of the station vom Bahnhof aus leicht zu erreichen;

she lives within easy reach of the shops (bes US stores) von ihrer Wohnung aus sind die Geschäfte leicht zu erreichen

3. Ausdehnung f, Bereich m, Umfang m, Spannweite f:

have a wide reach einen weiten Spielraum haben, sich weit erstrecken

4. ausgedehnte Fläche:

a reach of woodland ein ausgedehntes Waldgebiet

5. fig Weite f, (geistige) Leistungsfähigkeit oder Fassungskraft, (geistiger) Horizont

6. Einflusssphäre f, -bereich m:

it is not within my reach es steht nicht in meiner Macht

7. a) Kanalabschnitt m (zwischen zwei Schleusen)

b) (überschaubare) Flussstrecke

8. TECH Kupplungsdeichsel f

9. US oder obs Vorgebirge n, Landzunge f

10. Boxen: Reichweite f

* * *
1.
[riːtʃ]transitive verb

1) (arrive at) erreichen; ankommen od. eintreffen in (+ Dat.) [Stadt, Land]; erzielen [Übereinstimmung, Übereinkunft]; kommen zu [Entscheidung, Entschluss; Ausgang, Eingang]

be easily reached — leicht erreichbar od. zu erreichen sein (by mit)

not a sound reached our ears — kein Laut drang an unsere Ohren

have you reached page 45 yet? — bist du schon auf Seite 45 [angelangt]?

you can reach her at this number/by radio — du kannst sie unter dieser Nummer/über Funk erreichen

2) (extend to) [Straße:] führen bis zu; [Leiter, Haar:] reichen bis zu

3) (pass)

reach me that book — reich mir das Buch herüber
2. intransitive verb
1) (stretch out hand)

reach for something — nach etwas greifen

how high can you reach? — wie hoch kannst du langen?

2) (be long/tall enough)

something will/won't reach — etwas ist/ist nicht lang genug

he can't reach up to the top shelf — er kann das oberste Regal nicht [mit der Hand] erreichen

will it reach as far as...? — wird es bis zu... reichen?

I can't reach — ich komme nicht daran

can you reach? — kannst od. kommst du dran? (ugs.)

3) (go as far as) [Wasser, Gebäude, Besitz:] reichen ([up] to bis [hinauf] zu)
3. noun
1) (extent of reaching) Reichweite, die

be within easy reach — [Ort:] leicht erreichbar sein

be out of reach — [Ort:] nicht erreichbar sein; [Gegenstand:] außer Reichweite sein

be above somebody's reach — zu hoch für jemanden sein

keep something out of reach of somebody — etwas unerreichbar für jemanden aufbewahren

keep something within easy reach — etwas in greifbarer Nähe aufbewahren

be within/beyond the reach of somebody — in/außer jmds. Reichweite sein; (fig.) für jemanden im/nicht im Bereich des Möglichen liegen; (financially) für jemanden erschwinglich/unerschwinglich sein

2) (expanse) Abschnitt, der

Phrasal Verbs:

- reach down

- reach out

* * *

n.

(§ pl.: reaches)

= Reichweite f. (for) v.

erreichen v.

greifen (nach) v.

sich erstrecken v.

English-german dictionary > reach

См. также в других словарях:

Glück — 1. Am Glück ist alles gelegen. Frz.: Il n y a qu heure et malheur en ce monde. Lat.: Fortuna homini plus quam consilium valet. 2. Bâr d s Glück hat, fürt di Braut hem. (Henneberg.) – Frommann, II, 411, 141. 3. Bei grossem Glück bedarf man gute… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bob Dylan — auf dem Azkena Rock Festival, 26. Juni 2010 Bob Dylan [ˈdɪlən] (* 24. Mai 1941 in Duluth, Minnesota; eigentlich Robert Allen Zimmerman) ist ein US amerikanischer Folk un … Deutsch Wikipedia
Teufel — (s. ⇨ Teixel). 1. A mol muess ma m Teuffel uff de Wedel treta. – Birlinger, 1036. 2. All, wat de Düwel nich lesen kann (will), dat sleit he vörbi (oder: sleit he äwer). – Frommann, II, 389, 123; Eichwald, 346; Goldschmidt, 57; Kern, 1430. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Wort — 1. A guids Woat pfint a guids Oat. (Steiermark.) – Firmenich, II, 767, 73. 2. A güt Wort bringt a güte Äntver (Antwort). (Warschau. Jüd. deutsch.) Freundliches Entgegenkommen gewinnt die Herzen. 3. Allen Worten ist nicht zu glauben. – Henisch,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Das Haus nebenan — Filmdaten Deutscher Titel Das Haus nebenan Originaltitel The House Next Door … Deutsch Wikipedia
CJ van Ledden Hulsebosch — Christiaan Jacobus van Ledden Hulsebosch (* 20. März 1877 in Amsterdam; † 18. April 1952 ebenda) war ein niederländischer Apotheker, forensischer Chemiker und Forscher. Er führte forensische Lichtquellen in der polizeilichen Arbeit ein und spielt … Deutsch Wikipedia
Leute — 1. A de richa Lüta werd ma nüd rüdig1. – Sutermeister, 143; Tobler, 371. In Appenzell: Von den reichen Leuten bekommt man nicht leere Hände. (Tobler.) 2. Albern Leut dienen nicht in die Welt. – Petri, II, 4. 3. Alberne Lüe sind ock Lüe. (Hannover … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bienen-Aids — Als Colony Collapse Disorder (zu Deutsch etwa Völkerkollaps), abgekürzt CCD, bezeichnet man ein in den letzten Jahren in verschiedenen Weltgegenden beobachtetes massives und in dieser Form bislang unerklärliches Bienensterben. Es handelt sich um… … Deutsch Wikipedia
Bienenaids — Als Colony Collapse Disorder (zu Deutsch etwa Völkerkollaps), abgekürzt CCD, bezeichnet man ein in den letzten Jahren in verschiedenen Weltgegenden beobachtetes massives und in dieser Form bislang unerklärliches Bienensterben. Es handelt sich um… … Deutsch Wikipedia
Bienensterben — Als Colony Collapse Disorder (zu Deutsch etwa Völkerkollaps), abgekürzt CCD, bezeichnet man ein in den letzten Jahren in verschiedenen Weltgegenden beobachtetes massives und in dieser Form bislang unerklärliches Bienensterben. Es handelt sich um… … Deutsch Wikipedia
Bienenvolk-Kollaps — Als Colony Collapse Disorder (zu Deutsch etwa Völkerkollaps), abgekürzt CCD, bezeichnet man ein in den letzten Jahren in verschiedenen Weltgegenden beobachtetes massives und in dieser Form bislang unerklärliches Bienensterben. Es handelt sich um… … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

(door)dringen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

(door)dringen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: