-
1 put a bullet through
schieten, een kogel door...dringen -
2 shoot at
schieten op -
3 shoot
n. schoot, scheut; schietwedstrijd; jachtpartij; schietpartij; fotosessie; de hele zooi--------v. schieten; jagen; laten uitschieten; filmen; laten vallen op; uitzenden; zenden; snel voorbijgaanshoot1[ sjoe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (jonge) spruit ⇒ loot, scheut————————shoot27 plaatjes schieten ⇒ foto's nemen, filmen♦voorbeelden:2 shoot at/for • schieten op; 〈in het bijzonder Amerikaans-Engels; informeel, ook figuurlijk〉 (zich) richten op¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 shoot ! • zeg op!, zeg het maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 〈 benaming voor〉 doen bewegen ⇒ schuiven 〈 grendel〉; 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 spuiten 〈 drugs〉♦voorbeelden: -
4 pot
n. pan; aardewerk; kassa (bij pokerspel); grote hoeveelheid geld (i.d. spreektaal); hasjiesj (i.d. spreektaal)--------v. van korte afstand schieten; in een pot doen; planten in een potpot1[ pot] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉 pot 〈 voorwerp of inhoud〉 ⇒ kookpot; jampot, theepot 〈enz.〉; bloempot; (nacht)po; potvormig voorwerp (van aardewerk)8 〈 verkorting〉[pot shot]9 〈 verkorting〉[potbelly]♦voorbeelden:¶ keep the pot boiling • de kost verdienen, het zaakje draaiende houden〈 informeel〉 go (all) to pot • verkommeren, in de vernieling zijn————————pot2〈 potted〉1 schieten♦voorbeelden:pot at • (zonder mikken) schieten opII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
5 crack up
v. bezwijken, instorten; in de lach schieten; iemand in de lach doen schietencrack up〈 informeel〉1 bezwijken ⇒ instorten, eronderdoor gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ophemelen ⇒ roemen, prijzen♦voorbeelden:1 he isn't everything he's cracked up to be • hij is niet zo goed als zijn reputatie deed verwachten -
6 dart
n. pijl(tje); steek, sprong--------v. (toe/weg)snellen/schieten/stuiven; (toe)werpen, plotseling richten opdart1[ da:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 (plotselinge/scherpe) uitval 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ steek, sprong♦voorbeelden:make a dart for the door • naar de deur springen/schieten————————dart21 (toe/weg)snellen/schieten/stuiven♦voorbeelden:dart along/away/out • langs/weg/naar buiten stuivenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (toe)werpen ⇒ schieten, plotseling richten op♦voorbeelden:1 dart a glance/look at • een (plotselinge/scherpe) blik toewerpen -
7 overshoot
v. voorbijschieten, overheen schieten; zijn doel voorbij schietenovershoot1 te ver gaan/schieten 〈 ook figuurlijk〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 voorbijschieten ⇒ verder gaan/schieten dan♦voorbeelden: -
8 shoot up
de hoogte ingaan (ook v. prijzen); de hoogte in schieten (bij het groeien); terroriseren (door schietpartijen)shoot upII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
9 loft
n. zolder; hooizolder; bovenverdieping--------v. hoog slaan/schieten (bal)loft1[ loft] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zolder(kamer) ⇒ vliering, hooizolder————————loft2〈 werkwoord〉 〈 voornamelijk sport〉1 hoog slaan/schieten ⇒ een hoge boogbal slaan/schieten -
10 pop
n. (in computers) het protokol dat door het elektronische postkantoor wordt gebruikt, protokol voor het ontvangen van e-mail--------wijze van toegang tot het internet met enig internetadresPOP (Point Of Presence)pop1[ pop] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:5 in pop • in de lommerd, bij ome Jan————————pop2〈 popped〉1 knallen ⇒ klappen, ploffen2 〈 informeel〉snel/plotseling/onverwacht bewegen ⇒ snel/onverwacht komen/gaan♦voorbeelden:pop out • te voorschijn/er uit schieten; uitpuilenpop up • opduiken, (weer) boven water komen; omhoog komen 〈in het bijzonder van illustraties e.d., in boeken en wenskaarten〉pop across/along/around/down/in/over/round • langs/aan/binnenwippen/gaan♦voorbeelden:pop at • schieten op♦voorbeelden: -
11 spawn
n. kuit, broed; gebroed, produkt; zaad--------v. eieren leggen, kuit schieten; produceren, de wereld inschoppenspawn1[ spo:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spawn2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
12 gunshy
adj. iemand die bang is voor schieten; bang voor het geluid van schieten; iemand die aarzelt te schieten (jargon) -
13 drive
n. rit, ritje; reis; autorit; rijweg; dwang; adaptor--------v. rijden; besturen; leiden; voortbewegendrive1[ drajv] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 drijfjacht ⇒ het (bijeen/op)drijven♦voorbeelden:————————drive21 snellen ⇒ (voort)stormen, (blijven) doorgaan2 gooien ⇒ schieten, lanceren♦voorbeelden:2 let drive at • schieten op, slaan naar→ drive at drive at/2 rijden ⇒ (be)sturen, vervoeren♦voorbeelden:drive away • wegjagendrive out • verdrijven, uitdrijven, verdringendrive off • wegrijdendrive up • voorrijdendrive off an attack • een aanval afslaandrive a stake into the ground • een paal de grond inheien2 dwingen ⇒ nopen, brengen tot♦voorbeelden: -
14 fire
n. vuur; brand; brandstichting; vreugdevuur; enthousiasme; schittering; passie--------v. ontslaan; aansteken; vuren; lossen; bakken; aanwakkeren; glinsterenfire1[ fajjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 be full of fire • vol vuur/enthousiast zijnblow (up) a fire • een vuur aanblazencatch fire • vlam vattenlay a fire • een vuur aanleggenlight/make a fire • een vuur aanstekenmake up a fire • een vuur opstokenfight fire with fire • vuur met vuur bestrijdenset on fire, set fire to • in brand stekencease/open fire • het vuur staken/openen4 light the fire • de haard/kachel aanstekengo through fire and water • door het vuur gaan, alle gevaren trotserenplay with fire • met vuur spelenfire! • brand!————————fire2♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 oil-fired furnace • olie/petroleumkachelfire off a speech • een speech afstekenfire at/(up)on something • op iets schieten♦voorbeelden:it fired him with enthusiasm • het zette hem in vuur en vlam¶ fire up • bezielen, stimuleren -
15 fly
adj. uitgeslapen, uitgekookt (slang)--------n. vlieg; flap; vlucht; gulp (van de broek); tent opening--------v. vliegen (vogel); vliegen (vliegtuig); besturen v.e. vliegtuig; laten vliegen; wegvluchten; wegrennen; snel voorbijgaan; laten waaien; waaien; overstekenfly1[ flaj] 〈→ Sporttermen: RugbySporttermen: Rugby/〉I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: flies〉1 vlieg3 〈 in samenstellingen〉gevleugeld/vliegachtig insect♦voorbeelden:not harm/hurt a fly • geen vlieg kwaad doen4 your fly is undone! • je gulp staat open!a fly on the wall • een spion→ Spanish Spanish/♦voorbeelden:————————fly2————————fly33 〈 benaming voor〉 zich snel voortbewegen ⇒ vliegen, (voorbij)snellen; vluchten; omvliegen, vervliegen 〈 van tijd〉; wegvliegen 〈 van geld〉; verdwijnen, optrekken 〈 van mist〉; uit elkaar springen, alle kanten op vliegen 〈 van glas〉♦voorbeelden:fly in/out • aankomen/vertrekken per vliegtuigfly past • (in formatie) over/voorbij vliegenfly to the help of someone • iemand te hulp snellenmake the money fly • met geld smijtentime flies (like an arrow) • de tijd vliegtlet fly • (af)schieten/vuren; laten schieten〈 informeel〉 we're very late, we must fly • we zijn erg laat, we moeten rennenthe door flew open • de deur werd plotseling geopendfly into a rage/passion/temper • in woede ontstekenthe glass flew to bits/into pieces • het glas spatte in stukjes uiteenthe child flew towards its father • het kind vloog zijn vader tegemoetfly upon someone • iemand aanvliegenshe's flying high • het gaat haar voor de windII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
16 let fly
(af)schieten/vuren; laten schieten -
17 lunge
n. uitval (bij het schermen); stoot; vooruit schieten; een uitval doen--------v. vooruit schieten; een uitval doenlunge1[ lundzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————lunge2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stoten -
18 observation
-
19 offset
n. schieten; compensatie; offset (drukmethode)--------v. compenseren, opwegen tegen, neutraliseren; drukken (met de offset methode)offset1[ ofset] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————offset2[ ofset] 〈 offsetted〉1 compenseren ⇒ tegenwicht vormen, opwegen tegen, neutraliseren, tenietdoen♦voorbeelden: -
20 pass up
laten voorbij gaan, laten schieten, overslaan; (naar boven) aanreikenpass up
См. также в других словарях:
Schieten (Wuppertal) — Schieten Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Schieten (Solingen) — Schieten Stadt Solingen Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Schieten — steht für: Schieten (Wuppertal), eine Ortslage in Wuppertal Vohwinkel Schieten (Solingen), eine Ortslage in Solingen Gräfrath Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichnete … Deutsch Wikipedia
Schieten — Schietenintr koten.⇨Schiet1.14.Jh.,niederd … Wörterbuch der deutschen Umgangssprache
schieten — sutu … Woordenlijst Sranan
bok schieten — blaka bal … Woordenlijst Sranan
Dasnöckel — Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
Fernand Auwera — Fernand Van der Auwera (b. Antwerp, 26 November 1929), pseudonym Fernand Auwera is a Belgian writer. His fragile health during his youth and its impact on his life (solitude), had an effect on his first literary work.He started his career as a… … Wikipedia
Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu — Die Liste der Orte im Landkreis Oberallgäu listet die 1032 amtlich benannten Gemeindeteile (Hauptorte, Kirchdörfer, Pfarrdörfer, Dörfer, Weiler und Einöden) im Landkreis Oberallgäu auf.[1] Systematische Liste Alphabet der Städte und Gemeinden mit … Deutsch Wikipedia
Nockershäuschen — Stadt Wuppertal Koordinaten … Deutsch Wikipedia
schießen — Vst. std. (8. Jh.), mhd. schiezen, ahd. skiozan, as. skiotan Stammwort. Aus g. * skeut a Vst. schießen , auch in anord. skjóta, ae. scēotan, afr. skiā ta, krimgt. schieten. Außergermanisch vergleicht sich allenfalls (als ig. * keu ) lit. šáuti… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache