-
1 run out
run out♦voorbeelden:¶ run out on someone/something • iemand/iets in de steek latenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 run on
doorgaanrun on1 doorgaan ⇒ doorlopen, voortgaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 door laten lopen ⇒ door laten gaan, verbinden♦voorbeelden: -
3 run time
looptijd (tijdsperiode van een computerprogramma) -
4 run-time system
verwerkingstijd-systeem -
5 run time
runtijduitvoeringstijdverwerkingsduur -
6 short
adj. kort; laag; zonder, niet genoeg; -loos; klein; geconcentreerd; minder--------adv. opeens; weldra; in het kort; op de rand van; spoedig--------n. kort; te kort; kortaangebonden, kortaf; driftig; klein; bros; puur, niet met water aangemengd; beknopt (leerboeken); krap, karig, te weinig; plotseling; eenvoudiger manier; filmpje (slang)--------v. verkorten, kortsluitng (elekriciteit)short1[ sjo:t]♦voorbeelden:II 〈 meervoud〉————————short2〈bijvoeglijk naamwoord; shortness〉1 kort ⇒ klein, beknopt3 te kort ⇒ onvoldoende, karig, krap♦voorbeelden:short haul • transport over korte afstandshort story • kort verhaalshort view • kortzichtigheidtake the short view of something • iets op korte termijn ziennothing short of • niets minder dan, in één woordsomething short of • weinig minder dan, bijnalittle short of • weinig minder dan, bijnashort for • een afkorting vanin short • in het kort(at) short notice • (op) korte termijnin the short run/term • op korte termijnshort time • korte(re) werktijdshort change • te weinig wisselgeldshort measure • krappe maat, mancoshort memory • slecht geheugenshort of money • krap bij kasbe on short rations • (te) krap gerantsoeneerd zijnin short supply • schaars, beperkt leverbaarshort weight • ondergewichtshort by ten • tien te kort/te weinig/verwijderd vantwo short of fifty • op twee na vijftig(be) short of/on • te kort (hebben) aanshort temper • drift(igheid)short waist • verhoogde taille————————short3〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 four inches short • vier inches te kort/te weinigcome/fall short • tekortschietengo short (of) • gebrek hebben (aan)run short • bijna op zijnrun short of (something) • bijna zonder (iets) zitten2 bring/pull up short • plotseling stoppen/tegenhoudenstop short • plotseling ophoudennothing short of • slechts, alleen maar; niets minder danshort of • behalve, zonder→ long long/ -
7 course
n. baan, weg; richting; cursus; portie; serie; laag--------v. loop, koers, gang; konijnenjachtcourse1[ ko:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 loop ⇒ (voort)gang, duur2 koers ⇒ richting, route3 manier ⇒ weg, (gedrags)lijn5 cyclus ⇒ reeks, serie♦voorbeelden:the river has changed its course • de rivier heeft zijn loop verlegdrun/take its course • zijn beloop hebben, (natuurlijk) verlopenyour illness must run its course • je zal het moeten uitziekenin the course of • in de loop vanin (the) course of time • op den duur, mettertijdoff course • uit de koerson course • op koers¶ of course • natuurlijk, vanzelfsprekend〈 verkorting van of course, informeel〉 course! • tuurlijk!, vanzelf!→ due due/————————course21 stromen ⇒ sijpelen, vloeienII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
8 mad
constant aanwezige bedreiging tussen de V.S. en USSR die een kernoorlog voorkwam (beide landen hadden de mogelijkheid elkaar totaal te vernietigen)--------MAD (Mutual Assured Destruction)1 gek ⇒ krankzinnig, waanzinnig2 dwaas ⇒ mal, onzinnig5 hondsdol♦voorbeelden:drive/send someone mad • iemand gek/dol maken(run) like mad • (rennen) als een gek/bezetenethey're having a mad time • het gaat er vrolijk aan toe4 make a mad run for … • als een gek rennen naar …II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:mad with pain • buiten zichzelf van pijn -
9 before
adv. van tevoren; eerder, tevoren--------conj. voordat--------prep. voorbefore11 voorop ⇒ vooraan, ervoor2 vroeger ⇒ eerder, vooraf3 in de toekomst ⇒ op komst, voor (ons) liggend♦voorbeelden:2 three weeks before • drie weken geleden/ervoor3 what lies before? • wat staat ons te wachten?————————before2〈 voorzetsel〉3 〈 relatieve waarde of belangrijkheid〉voor … op ⇒ gesteld voor, hoger dan♦voorbeelden:before long • binnenkorta crime before the law • een misdaad volgens de wetput a bill before parliament • een wetsontwerp bij het parlement indienenput the problem before the public • het publiek met het probleem confronterenwhat lies before us • wat de tijd ons brengen zalsomeone before his time • iemand die zijn tijd voor is/wasbefore all else • bovenal————————before3〈 voegwoord〉1 alvorens ⇒ voor, eer♦voorbeelden:1 she will die before she will consent/before consenting • ze zal eerder sterven dan toe te geven/toegeven -
10 cut
adj. gesneden; verkorting, gedeelte; in prijs verlaagd--------n. snee; snijwond; gedeelte; dracht (van kleding)--------v. snijden; verkorten; verlagen; knippencut1[ kut] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 benaming voor〉slag/snee met scherp voorwerp ⇒ (mes)sne(d)e, keep, insnijding, snijwond; hak, houw; striem, (zweep)slag5 coupure ⇒ weglating, in/verkorting8 〈 benaming voor〉in/doorsnijding ⇒ geul, kloof, kanaal, doorgraving; kortere weg♦voorbeelden:cut and thrust • (woorden)steekspel, vinnig debat————————cut21 〈 benaming voor〉scheid/bewerkbaar zijn met scherp voorwerp ⇒ (zich laten) snijden/knippen/maaien, te snijden/knippen/hakken/maaien zijn2 〈 benaming voor〉een inkeping/scheiding maken ⇒ snijden; knippen; hakken, kappen, kerven; maaien4 rennen7 〈 informeel〉een plaat maken/opnemen♦voorbeelden:1 the butter/grass cuts easily • de boter/het gras snijdt/maait gemakkelijk→ cut across cut across/, cut at cut at/, cut down cut down/, cut down on cut down on/, cut in cut in/, cut into cut into/, cut out cut out/, cut through cut through/, cut up cut up/♦voorbeelden:→ cut back cut back/1 snijden in ⇒ verwonden; stuksnijden2 〈 benaming voor〉 scheiden door middel van scherp voorwerp ⇒ (af/door/los/weg)snijden/knippen/hakken; (om)hakken/kappen/zagen3 〈 benaming voor〉 maken met scherp voorwerp ⇒ kerven; slijpen; (bij)snijden/knippen/hakken; boren; graveren; snijden 〈 grammofoonplaat〉; 〈 bij uitbreiding〉 opnemen, maken 〈 grammofoonplaat〉5 〈 benaming voor〉 inkorten ⇒ snijden (in), couperen 〈 boek, film e.d.〉; afsnijden 〈 route, hoek〉; besnoeien (op), inkrimpen, bezuinigen6 〈 benaming voor〉 stopzetten ⇒ ophouden met; afsluiten, afsnijden 〈 water, energie〉; uitschakelen, afzetten9 negeren ⇒ veronachtzamen, s laten liggen♦voorbeelden:cut the tape • het lint doorknippencut free • lossnijden/kappen/hakken; bevrijdencut someone loose • iemand lossnijden/losmakencut open • openhalen/rijtencut away • wegsnijden/hakken/knippen; snoeiencut in half/two • doormidden/in tweeën snijden/knippen/hakkencut into halves/thirds/pieces • doormidden/in drieën/in stukken snijden/knippen/hakkencut a way through the jungle • zich een weg banen door de jungle3 cut a record • een plaat maken/opnemencut one's initials into something • zijn initialen ergens in kervenmy wage was cut • mijn loon is verlaagd9 cut someone dead/cold • iemand niet zien staan, iemand straal negeren -
11 low
adj. laag; zwak; neerslachtig; diep; goedkoop; grof--------adv. laag; op lage toon; minderwaardig; raakt op--------n. gebied van lage luchtdruk; dieptepunt; laagterecord; iets laags--------v. loeien, bulkenlow1[ loo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————low2〈 lowness〉1 laag ⇒ niet hoog, niet intensief♦voorbeelden:low gear • lage versnellinglow grade • lage kwaliteit, laag gehalte/percentage 〈 vaak attributief〉low point • minimum, dieptepuntlow tide • laagwater, eblow water • laag water, laagtij 〈 in een rivier〉at lowest • op z'n laagstlow comedy • kluchtkeep a low profile • zich gedeisd/op de achtergrond houdenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉3 zwak ⇒ slap, futloos♦voorbeelden:————————low3〈 werkwoord〉————————low4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:play low • laag/voor kleine bedragen spelen4 be/get/run low • op raken, bijna op zijn -
12 waste
adj. overbodig, overtollig, niet uitgebuit; afvals-; verlaten; geruïneerd; woest; vervallen--------n. verkwisting; uitbuiting; verlies; vernieling; vernietiging; wildernis; woestijn; afval; bijprodukten van afval; riool (water)--------v. verkwisten, uitbuiten; ruïneren; beschadigen; uitdunnen; vergaan; vernietigd worden; likwideren; vermoorden (slang)waste1[ weest] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 afval(product) ⇒ puin, vuilnis♦voorbeelden:3 go to waste, run to waste • verloren gaan, verspild worden————————waste21 woest ⇒ braak(liggend), verlaten♦voorbeelden:lay waste • verwoestenlie waste • braak liggen————————waste3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:waste time on something • tijd verspillen aan iets
См. также в других словарях:
A Time to Run — is a political novel written by Senator Barbara Boxer with Mary Rose Hays. It was published by Chronicle Books and released late in 2005, to mixed and frequently partisan reviews.Plot summaryThe story is set in the present day, with significant… … Wikipedia
Time — Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms which… … The Collaborative International Dictionary of English
Time ball — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time bargain — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time bill — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time book — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time detector — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time enough — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time fuse — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time immemorial — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English
Time lock — Time Time, n.; pl. {Times}. [OE. time, AS. t[=i]ma, akin to t[=i]d time, and to Icel. t[=i]mi, Dan. time an hour, Sw. timme. [root]58. See {Tide}, n.] 1. Duration, considered independently of any system of measurement or any employment of terms… … The Collaborative International Dictionary of English