-
1 low
adj. laag; zwak; neerslachtig; diep; goedkoop; grof--------adv. laag; op lage toon; minderwaardig; raakt op--------n. gebied van lage luchtdruk; dieptepunt; laagterecord; iets laags--------v. loeien, bulkenlow1[ loo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————low2〈 lowness〉1 laag ⇒ niet hoog, niet intensief♦voorbeelden:low gear • lage versnellinglow grade • lage kwaliteit, laag gehalte/percentage 〈 vaak attributief〉low point • minimum, dieptepuntlow tide • laagwater, eblow water • laag water, laagtij 〈 in een rivier〉at lowest • op z'n laagstlow comedy • kluchtkeep a low profile • zich gedeisd/op de achtergrond houdenII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉3 zwak ⇒ slap, futloos♦voorbeelden:————————low3〈 werkwoord〉————————low4〈 bijwoord〉♦voorbeelden:play low • laag/voor kleine bedragen spelen4 be/get/run low • op raken, bijna op zijn -
2 bassement
-
3 ignoble
adj. laag; van lage stand; eerloos; laaghartig1 laag(hartig) ⇒ eerloos, onwaardig -
4 low-minded
-
5 ignoble
ignoble [ienjobl]1 laag(hartig) ⇒ gemeen, onwaardig2 weerzinwekkend ⇒ walgelijk, afgrijselijk♦voorbeelden:adj1) laaghartig, gemeen -
6 petitesse
petitesse [pətietes]〈v.〉1 geringe omvang ⇒ kleinheid, bescheidenheid, onbeduidendheid2 bekrompenheid ⇒ kleingeestigheid, laag(hartig)heid -
7 gemein
gemein♦voorbeelden:sich mit jemandem gemein machen • zich met iemand afgeven, zich met iemand encanailleren〈 verouderd〉 das gemeine Volk • het gewone volk, de goegemeente -
8 verrucht
-
9 currish
adj. m.b.t. chagrijn; grof, grommend; lafhartig[ kə:risj]1 laf(hartig) ⇒ laag, gemeen2 chagrijnig ⇒ bits, snauwerig
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский