-
1 rekken
1 [langer/wijder (kunnen) worden] stretch♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [uitstrekken] stretch3 [langer doen duren] drag/draw out ⇒ prolong 〈 onderhandelingen, leven〉, spin out, protract 〈 bezoek〉♦voorbeelden: -
2 uitrekken
♦voorbeelden:1 een elastiek uitrekken • stretch/strain a rubber bandzich uitrekken • stretch oneself (out)zich eens lekker uitrekken • have a good stretch1 [langer worden] stretch♦voorbeelden: -
3 uitstrekken
1 [zo ver mogelijk strekken] stretch/reach (out) ⇒ extend2 [doen reiken] extend♦voorbeelden:zich op de grond uitstrekken • stretch out on the groundII 〈wederkerend werkwoord; zich uitstrekken〉2 [gelden] extend♦voorbeelden:zich uitstrekken over verscheidene jaren • range over/span several years2 deze bepaling strekt zich niet uit tot … • this stipulation does not extend to … -
4 uitsteken
2 [reiken, komen] stand out♦voorbeelden:2 de toren steekt boven de huizen uit • the tower rises (high) above the houses/dominates the housesII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 [uitstrekken] reach/stretch out3 [stekend verwijderen] cut out♦voorbeelden:1 zijn hand uitsteken • hold out/extend one's handde vlag uitsteken • put out the flag -
5 uitrekken
v. stretch out, stretch, extend -
6 uithouden
-
7 uitspreiden
1 [uit elkaar leggen] spread (out)♦voorbeelden: -
8 uithouden
• to bear• to endure• to hold out• to stand• to stretch out• to support -
9 zich op de grond uitstrekken
zich op de grond uitstrekkenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich op de grond uitstrekken
-
10 oor
1 [gehoororgaan] ear2 [oorschelp] ear♦voorbeelden:dat gaat het ene oor in, het andere uit • it goes in one ear and out the otherik heb er wel oren naar • I rather like the ideahij heeft er geen oren naar • he won't hear of itde oren sluiten voor • close one's ears/be deaf tohet oor strelen • be a delight to the eardoof aan één oor • deaf in one eariemand iets in het oor fluisteren • whisper something in someone's ear〈 figuurlijk〉 dat komt hem ter ore • that has come to his attention/earsmijn oren tuiten (ervan) • my ears are ringingzich achter de oren krabben • scratch one's headze bloosde tot achter haar oren • she blushed to the roots of her hairgaatjes in de oren hebben • have pierced ears〈 figuurlijk〉 ik stond wel even met mijn oren te klapperen • I couldn't believe my ears/what I was hearing〈 figuurlijk〉 iemand met iets om de oren slaan • blow someone up over something, give someone hell about somethingde kogels vlogen hen om de oren • the bullets whizzed past their earsop één oor liggen • be stretched out¶ iemand een oor aannaaien • fool someone, take someone for a ridezij laat zich geen oor aannaaien • she's nobody's fool〈Algemeen Zuid-Nederlands; figuurlijk; informeel〉 iemand de oren van zijn kop zagen • bore someone to tearsop een oor na gevild zijn • be on the home stretch/last lap -
11 rekken
v. stretch, draw, protract, drag out, linger out, lengthen, prolong, elongate, extend -
12 ophouden
♦voorbeelden:maar daar houdt de overeenkomst op • but here the similarity endsde straat hield daar op • the street ended there(plotseling) doen ophouden • break offdan houdt alles op • then there's nothing more to be said/there's no point in going onsteeds even ophouden • keep stoppingniet halverwege ophouden • go the whole hogplotseling ophouden • break offwaar ben je opgehouden? • where did you leave off?ze hield maar niet op met huilen • she (just) went on and on cryingophouden met gokken/roken • give up/stop gambling/smokinghet is opgehouden met regenen • the rain has stoppedeven ophouden met werken/praten • pause (in one's work/speech)ophouden te bestaan • cease to existzonder ophouden • without stopping, continuouslyhij heeft tien uur zonder ophouden gewerkt • he worked ten hours at a stretchniet van ophouden weten • not know when to stophou op! • stop it!, cut it out!laten we erover ophouden • let's leave it at thatals hij eenmaal begint weet hij niet van ophouden • once he gets going there's no stopping himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] hold up3 [openhouden] hold open4 [tegenhouden] hold (up)6 [op het hoofd houden] keep on♦voorbeelden:de schijn ophouden • keep up appearances3 hou die zak eens op • hold that bag open, will you?5 iemand niet langer ophouden • not take up any more of someone's time, not keep someone any longerdoor mist/noodweer opgehouden • fogbound, stormboundhet schip werd opgehouden • the ship was detainedhet verkeer ophouden • hold up/delay trafficdat houdt de zaak alleen maar op • that just slows things downik houd je toch niet op, hè? • I'm not keeping you, am I?ik werd opgehouden • I was delayed/held upIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉♦voorbeelden:zich verdacht ophouden • loiter with intentzich ophouden bij het huis • hang around the housezich in verdachte kringen ophouden • move in dubious circleszich niet met politiek ophouden • not be concerned with politicszich altijd ophouden met • go about with, hang around with -
13 trekken
1 [kracht uitoefenen op iets] pull3 [spierbewegingen maken] stretch4 [luchtstroom doorlaten] draw5 [in een richting getrokken worden] pull6 [lijken (op)] be like♦voorbeelden:aan een sigaar trekken • puff at/draw a cigarover een rivier trekken • cross a riverten strijde/te velde trekken • go into battlede kinderen trekken nogal naar hun vader • the children take more to their father2 [aantrekken] draw4 [gewichtheffen] snatch♦voorbeelden:2 publiek/kopers trekken • draw an audience/customersvolle zalen trekken • play to/draw full houses1 [in genoemde toestand/op genoemde plaats brengen] pull3 [naar zich toehalen, ook figuurlijk] draw4 [aftreksel maken van] make6 [doen ontstaan] draw7 [uit een plaats vandaan halen] get♦voorbeelden:iemand aan zijn haar trekken • pull someone's hairiemand aan zijn mouw trekken • pull (at) someone's sleeveeen horoscoop trekken • cast a horoscopelering trekken uit iets • learn (a lesson) from something〈 wiskunde〉 de wortel uit een getal trekken • find/extract the (square/cube/ 〈enz.〉 ) root of a number8 gezichten trekken • make/pull (silly) faces -
14 bespannen
v. stretch, draw out to the full length; elongate; strain -
15 extensiveren
v. extend, stretch, pull out to its greatest possible length; enlarge, lengthen -
16 strekken
v. straighten, make straight; stretch, extend, draw out to the full length -
17 uitspreiden
v. outspread, unfold, unfurl, stretch, expand, diffuse, shake down, shake out, flirt -
18 oprekken
• to expand• to stretch• to widen out -
19 uitrekken
• to draw out• to elongate• to extend• to stretch -
20 been
2 [lichaamsdeel met betrekking tot een dier] leg3 [bot; stof waaruit botten bestaan] bone5 [met betrekking tot een kous; met betrekking tot een voorwerp] leg♦voorbeelden:een houten been • a wooden legop het verkeerde been gezet worden • 〈 sport〉 be wrong-footed; 〈 figuurlijk〉 be misled; 〈informeel; figuurlijk〉 be sent barking up the wrong treehij brak zijn been • he broke his legde benen strekken • stretch one's legsmet de benen over elkaar • with one's legs crosseder was veel volk op de been • a great many people were aboutik kan niet meer op mijn benen staan • I can't keep on my feet any longereen leger op de been brengen • raise an armyop de been blijven • remain on one's feetweer op de been zijn • be up and about (again)hij is al de hele dag op de been • he's been on his feet all daystevig op zijn benen staan • be steady on one's legsgoed ter been zijn • be a good walkerzich de benen uit het lijf lopen • run one's legs off〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • it is no easy matter to bear prosperity decently
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Stretch out — Stretch Stretch, v. i. 1. To be extended; to be drawn out in length or in breadth, or both; to spread; to reach; as, the iron road stretches across the continent; the lake stretches over fifty square miles. [1913 Webster] As far as stretcheth any … The Collaborative International Dictionary of English
stretch–out — n: a labor practice in which workers are required to do extra work with slight or no additional pay Merriam Webster’s Dictionary of Law. Merriam Webster. 1996 … Law dictionary
stretch-out — (strĕchʹout ) n. 1. a. The act of stretching out. b. The condition of being stretched out. c. An extension or prolongation, such as the time required for paying a debt. 2. An increase in the work required of industrial workers without a… … Universalium
stretch out — index deploy, expand, extend (enlarge), spread Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
stretch-out — stretch′ out n. 1) a deliberate extension of time for meeting a production quota 2) bus a method of labor management by which employees do additional work, often without an increase in wages • Etymology: 1925–30 … From formal English to slang
stretch|out — «STREHCH OWT», noun, adjective. –n. Informal. 1. a postponement, especially of the date for filling defense orders: »Such cuts might take the form of a stretchout of defense goals so that their cost might be distributed over a longer period (New… … Useful english dictionary
stretch out — verb 1. extend or stretch out to a greater or the full length (Freq. 2) Unfold the newspaper stretch out that piece of cloth extend the TV antenna • Syn: ↑unfold, ↑stretch, ↑extend … Useful english dictionary
stretch out — phrasal verb Word forms stretch out : present tense I/you/we/they stretch out he/she/it stretches out present participle stretching out past tense stretched out past participle stretched out 1) [intransitive/transitive] to lie down, usually in… … English dictionary
stretch out — 1) PHRASAL VERB If you stretch out or stretch yourself out, you lie with your legs and body in a straight line. [V P adv/prep] The jacuzzi was too small to stretch out in... [V pron refl P prep/adv] Moira stretched herself out on the lower bench … English dictionary
stretch out — v. (D; tr.) to stretch out to (she stretched her hand out to us in friendship) * * * [ stretʃ aʊt] (D; tr.) to stretch out to (she stretched her hand out to us in friendship) … Combinatory dictionary
stretch out — phr verb Stretch out is used with these nouns as the object: ↑arm, ↑finger, ↑leg … Collocations dictionary