-
1 voetschakelaar
• foot control• foot switch -
2 pedaal
• foot lever• pedal• treadle -
3 plankier
• foot board• platform -
4 poot
• foot• lead• leg• pin• terminal -
5 trapschaar
• foot-operated shears -
6 voetbediening
• foot operation -
7 voetkaars
• foot-candle -
8 voetlambert
• foot-lambert -
9 voetpedaal
• foot lever• pedal• treadle -
10 voetrem
• foot brake -
11 voetsteun
• foot rest -
12 voet
1 [lichaamsdeel; deel van een kous] foot3 [versvoet; lengtemaat] foot5 [afdruksel] footprint♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 op staande voet • at once, on the spot; 〈 met betrekking tot verleden ook〉 then and there〈 figuurlijk〉 ergens (vaste) voet krijgen • gain a (firm) foothold somewhere, obtain a firm footingde voeten vegen • wipe one's feet〈 figuurlijk〉 iemand de voet dwars zetten • put a spoke in someone's wheel, thwart/frustrate someonevoet aan wal zetten • set foot ashoreiemand op de voet volgen • follow in someone's footsteps〈 figuurlijk〉 de gebeurtenissen/de ontwikkelingen op de voet volgen • 〈 bijhouden〉 keep (a close) track of events/developmentste voet gaan • walk, go on footnog goed uit de voeten kunnen • still be steady on one's legsvoor de voet(en) weg • off-handiemand voor de voeten lopen • 〈 figuurlijk〉 hamper someone, get under someone's feetvoet(je) voor voet(je) • step by stepde zieke kan geen voet verzetten • the patient is too weak to movegeen voet buiten de deur zetten • not set foot outside the doorik zet daar geen voet meer in huis • I won't ever set foot in that house again〈 figuurlijk〉 geen voet aan de grond krijgen • have no success, make no headway2 de voet van een glas • the stem/base of a glassde voet van een zuil/lamp • the base of a column/lampop gelijke voet met elkaar omgaan • be on an equal footingop gespannen voet staan met iemand • be at odds with someonezij staan op goede/vriendschappelijke voet met elkaar • they are on good/friendly terms (with each other)op grote voet leven • live in (great) styleop te grote voet leven • live beyond one's meansop vertrouwelijke voet staan met iemand • be on familiar terms with someonede zaken op dezelfde voet voortzetten • continue business (on the same footing) as beforeop voet van oorlog leven • be on a war footingop voet van gelijkheid • on equal terms -
13 onderlangs
onderlangs1〈 bijwoord〉1 along the bottom/foot ⇒ underneath♦voorbeelden:1 zullen wij boven- of onderlangs gaan? • shall we take the upper road or the lower one?————————onderlangs2〈 voorzetsel〉1 along the bottom/foot of ⇒ underneath♦voorbeelden: -
14 danspas
n. step, movement made by lifting the foot and setting it down in another place; distance covered by moving one foot ahead of the other -
15 voetganger
n. foot passenger, foot-slogger, walker, pedestrian, goer, wayfarer -
16 voetzool
n. sole of one's foot, sole of one's foot -
17 voetkoppeling
• base coupling• foot-actuated clutch• foot-operated clutch -
18 been
2 [lichaamsdeel met betrekking tot een dier] leg3 [bot; stof waaruit botten bestaan] bone5 [met betrekking tot een kous; met betrekking tot een voorwerp] leg♦voorbeelden:een houten been • a wooden legop het verkeerde been gezet worden • 〈 sport〉 be wrong-footed; 〈 figuurlijk〉 be misled; 〈informeel; figuurlijk〉 be sent barking up the wrong treehij brak zijn been • he broke his legde benen strekken • stretch one's legsmet de benen over elkaar • with one's legs crosseder was veel volk op de been • a great many people were aboutik kan niet meer op mijn benen staan • I can't keep on my feet any longereen leger op de been brengen • raise an armyop de been blijven • remain on one's feetweer op de been zijn • be up and about (again)hij is al de hele dag op de been • he's been on his feet all daystevig op zijn benen staan • be steady on one's legsgoed ter been zijn • be a good walkerzich de benen uit het lijf lopen • run one's legs off〈 spreekwoord〉 het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen • it is no easy matter to bear prosperity decently -
19 hebben
2 [getroffen zijn door] have, be3 [in genoemde omstandigheden verkeren] have, be4 [(gevoelens) koesteren] have ⇒ be5 [beschikken over] have (got)6 [krijgen] have8 [met betrekking tot iets dat gedaan kan/moet worden] have9 [aantreffen] be, have11 [verdragen] stand, take12 [+ aan] [nut ondervinden van] be of use (to)♦voorbeelden:1 heb jij een auto? • have you got a car?ze heeft een boetiekje/reclamebureau • she has a boutique/an advertising agencyiemands hele hebben en houden • all someone's belongingsiets moeten hebben • need somethingiets willen hebben • want somethinghet heeft er veel van dat … • it looks very much as if …iets bij zich hebben • be carrying something, have something with oneiets vrolijks over zich hebben • make a cheerful impression, have a certain cheervan wie heeft hij dat? • who/where has he got that from?veel van iemand/iets hebben • look very much/be very like someone/somethingik heb het niet van mezelf • I haven't thought/dreamt that up myselfwat heb je? • what's the matter/wrong with you?wat heb je toch? • what's come over you?iets aan de voet hebben • have something wrong with one's foot/foot trouble3 ik hoop dat je mooi weer hebt • I hope you'll have good weather/the weather will be finehet koud/warm hebben • be cold/hothoe heb ik het nu met je? • what's up with you?ik wist niet hoe ik het had • I didn't know what to make of ithoe heb je het gehad? • did you have a good time?, how did you get on?hebben jullie wel eens wat met elkaar? • is there anything between you?hij heeft iets tegen mij • he has grudge against mehij heeft er niets op tegen • he has no objectionshoe wilt u het hebben? • how would you like it? 〈 bijvoorbeeld bij bank, met betrekking tot geld〉ze heeft het helemaal • she's really got itik heb al veel plezier gehad van mijn nieuwe p.c. • my new pc has given me a lot of pleasureik heb het • I've got itvan wie heb je dat? • who told/gave you that?ik heb nooit Spaans gehad • I've never learned Spanishik moet nog een tientje van hem hebben • he still owes me ten guilders〈 beledigend〉 wat moet je (van me) hebben? • what do you want (from me)?ik moet er niets van hebben • I want nothing to do with itdat heb je ervan • that's what you getzo, dat hebben we ook weer gehad • well, that's that(het) met iemand te doen hebben • be/feel sorry for someonedagelijks met iemand te doen hebben • see someone every daydaar heb je het al • I told you soje hebt/men heeft ook groene • there are/you get green ones as wellwat zullen we nu hebben • hey, what's this?(kijk eens) wie we daar hebben • look who's here!zo wil ik het hebben • that's how I want itiets (gedaan) willen hebben • want (to see) something donedaar heb ik je • (I've) got you thereik heb hem zover • I've managed to persuade himeen klap van heb ik jou daar • a stunning blow/mighty thump11 hij kan veel/niet veel hebben • he can take a lot, he can't take much〈 ironisch〉 nou, daar heb ik veel aan! • oh, a (fat) lot of good that will do menu weten we tenminste wat we aan elkaar hebben • at least now we know where we standwat heb je aan een mooie auto als je niet kunt rijden? • what's the use of a beautiful car if you can't drive?¶ 〈 sport〉 die had je makkelijk kunnen hebben • that one should have been yours 〈met betrekking tot bal terugslaan/stoppen enz.〉ik moest je net hebben • you're just the person I want/have been looking formoet je net Freek hebben • you can imagine Freek's reaction!iedereen heeft het erover • everybody's talking about ithij had het niet meer • it was all just too much for himwel heb ik ooit! • well, I never!ik heb het niet op hem • I don't like/trust himik zal het er met hem over hebben • I'll talk to him about itik weet niet waar je het over hebt • I don't know what you're talking aboutdaar heb ik het straks nog over • I'll come (back) to that later on/in a momentnu we het daar toch over hebben • now that you mention it …daar wil ik het nu niet over hebben • I won't go into that nowik heb het tegen jou • I'm talking to youiemand als vriend hebben • be friends with someoneII 〈 hulpwerkwoord〉1 [ter aanduiding van de voltooide tijd bij werkwoord] have♦voorbeelden:1 gelachen dat we hebben • did we have a laugh!had ik dat maar geweten • if (only) I had known (that)had dat maar gezegd • if only you'd told me (that)ik heb met hem op school gezeten • I went to school with himhij had gezwommen • he had been swimming -
20 iets aan de voet hebben
iets aan de voet hebbenhave something wrong with one's foot/foot troubleVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets aan de voet hebben
См. также в других словарях:
foot — foot … Dictionnaire des rimes
Foot — (f[oo^]t), n.; pl. {Feet} (f[=e]t). [OE. fot, foot, pl. fet, feet. AS. f[=o]t, pl. f[=e]t; akin to D. voet, OHG. fuoz, G. fuss, Icel. f[=o]tr, Sw. fot, Dan. fod, Goth. f[=o]tus, L. pes, Gr. poy s, Skr. p[=a]d, Icel. fet step, pace measure of a… … The Collaborative International Dictionary of English
foot — /foot/, n., pl. feet for 1 4, 8 11, 16, 19, 21; foots for 20; v. n. 1. (in vertebrates) the terminal part of the leg, below the ankle joint, on which the body stands and moves. 2. (in invertebrates) any part similar in position or function. 3.… … Universalium
foot — [foot] n. pl. feet [ME fot < OE, akin to Ger fuss < IE * pōd , var. of base * pēd , foot, to go > Sans pad , Gr pous, L pes] 1. the end part of the leg, on which a person or animal stands or moves 2. a thing like a foot in some way;… … English World dictionary
foot — ► NOUN (pl. feet) 1) the lower extremity of the leg below the ankle, on which a person walks. 2) the base or bottom of something vertical. 3) the end of a bed where the occupant s feet normally rest. 4) a unit of linear measure equal to 12 inches … English terms dictionary
Foot+ — Logo de la chaîne Création 30 juillet 2005 Propriétaire Canal+ Distribution Slogan « Vibrez Football ! » Langue … Wikipédia en Français
Foot — Foot, v. t. 1. To kick with the foot; to spurn. Shak. [1913 Webster] 2. To set on foot; to establish; to land. [Obs.] [1913 Webster] What confederacy have you with the traitors Late footed in the kingdom? Shak. [1913 Webster] 3. To tread; as, to… … The Collaborative International Dictionary of English
Foot — bezeichnet die Längenheit Fuß, siehe Fuß (Einheit) Foot ist der Familienname folgender Personen: Geoffrey Foot (1915–2010), britischer Cutter Hugh Foot (Hugh Mackintosh Foot, Baron Caradon; 1907–1990), britischer Kolonialbeamter und Diplomat… … Deutsch Wikipedia
Foot — 〈[ fụt] m.; , Feet [ fi:t]〉 engl. Längenmaß, 30,5 cm, Fuß * * * Foot [fʊt ], der; , Feet [fi:t] [engl. foot, eigtl. = Fuß]: Längeneinheit in Großbritannien u. in den USA (= 12 Inches = 0,3048 m; Zeichen: ; Abk.: ft). * * * I Foot … Universal-Lexikon
foot — The normal plural form feet alternates with foot when used as a unit of measurement: She is six feet / foot tall / a plank ten feet / foot long. When such a phrase is used attributively (before a noun), a hyphen is normally placed between the… … Modern English usage
foot — [n1] extremity of an animate being hoof, pad, paw; concept 392 foot [n2] base of an object bottom, foundation, lowest point, nadir, pier; concept 442 Ant. lid, top foot [n3] twelve inches/30.48 … New thesaurus