-
1 gonfler
gonfler [gõflee]1 (op)zwellen ⇒ uitzetten, rijzen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 overdrijven ⇒ opblazen, veel ophef maken van♦voorbeelden:1 l'orgueil gonfle son coeur • hij, zij is erg verwaandles noix gonflaient les poches de sa culotte • zijn broekzakken puilden uit van de notengonfler sa poitrine • een hoge borst opzettenses succès l'ont gonflé d' orgueil • door zijn successen loopt hij over van verwaandheid1 (op)zwellen ⇒ uitzetten, rijzen♦voorbeelden:son visage s'est gonflé sous le soleil • door de zon is zijn, haar gezicht opgezetson coeur se gonfle d' espoir • zijn hart wordt vervuld van hoopse gonfler d' orgueil • overlopen van verwaandheidv1) opzwellen, uitzetten2) opblazen, oppompen3) overdrijven4) opvoeren [motor] -
2 lever
lever1 [ləvee]〈m.〉♦voorbeelden:au lever du rideau • bij het opgaan van het doek————————lever2 [ləvee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)heffen ⇒ oprichten, optillen2 opheffen ⇒ een einde maken aan, wegnemen♦voorbeelden:lever un fardeau • een last optillenlever les glaces • de raampjes omhoogdraaienlever les lettres • de brievenbus lichtenlever le poing • zijn vuist opheffenlever les yeux, la tête, le visage, le nez • opkijkenlever des impôts • belastingen heffenlever un lièvre • een haas opjagen♦voorbeelden:→ pied1. m2) (het) opkomen [zon]3) opslag, opmaat [muziek]4) opmeting2. v1) rijzen [deeg]2) ont-kiemen3) opheffen5) opmeten6) oproepen3. se leverv1) opstaan, gaan staan2) omhooggaan3) opkomen [zon, maan]5) opsteken [wind] -
3 travailler
travailler [traavaajee]1 werken ⇒ arbeid verrichten, een beroep uitoefenen, studeren♦voorbeelden:faire travailler l'argent • geld niet renteloos laten liggentravailler à perte • met verlies werkenla maçonnerie travaille • het metselwerk scheurt, verzaktla pâte travaille • het deeg rijstII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewerken ⇒ verzorgen, bijschaven2 bestuderen ⇒ studeren, (be)oefenen4 plagen ⇒ verontrusten, achtervolgen♦voorbeelden:travailler le vin • wijn vervalsenv1) werken2) gisten, rijzen3) bewerken4) (be)studeren5) beïnvloeden6) plagen7) trainen8) mishandelen -
4 cheveu
〈m.〉♦voorbeelden:cela n'a tenu qu'à un cheveu, il s'en est fallu d'un cheveu • dat scheelde maar een haartjene pas toucher à un cheveu de qn. • iemand geen haar krenkenvenir comme un cheveu sur la soupe • als een tang op een varken slaan, ongelegen komenà un cheveu près • op een haartje nac'est à s'arracher les cheveux • het is om wanhopig, woedend van te wordencouper les cheveux en quatre • haarkloven, muggenziftenfaire dresser les cheveux sur la tête à qn. • iemand de haren te berge doen rijzense faire des cheveux (blancs) • zich zorgen makense prendre aux cheveux • elkaar in de haren zittense prendre aux cheveux • elkaar in de haren vliegenc'est tiré par les cheveux • dat is er met de haren bij gesleeptsortir en cheveux • blootshoofds naar buiten gaan→ mal= cheveux; m1) (hoofd)haar2) (het) haar -
5 élever
élever [eelvee]1 opheffen ⇒ ophijsen, optillen3 verhogen4 opperen ⇒ aantekenen, aanvoeren, uiten, opwerpen♦voorbeelden:1 zich verheffen ⇒ opstijgen, oprijzen3 (op)rijzen ⇒ ontstaan, opkomen, zich verheffen, heviger worden4 〈 van personen〉vooruitkomen, -gaan♦voorbeelden:la foule s'éleva à dix mille personnes • er waren tienduizend mensens'élever contre qn., qc. • zich tegen iemand, iets verzetten1. v1) opheffen2) oprichten, opbouwen3) verhogen4) uiten5) opvoeden [kind]6) fokken [dier]2. s'éleverv1) zich verheffen, oprijzen2) stijgen3) toenemen4) vooruitkomen -
6 introduire
introduire [ẽtrodŵier]3 invoeren ⇒ doorvoeren, ingang doen vinden♦voorbeelden:introduire un montant dans ses comptes • een bedrag op zijn rekening boeken1 binnendringen ⇒ binnensluipen, zich toegang verschaffen3 ingevoerd worden ⇒ aanvaard worden, ingang vinden1. v1) binnenbrengen, binnenleiden2) invoeren3) erin stoppen, erin steken4) introduceren [bij iemand]2. s'introduirev1) binnendringen, binnensluipen -
7 monter
monter1 [mõtee]〈m.〉————————monter2 [mõtee]2 instappen ⇒ opstappen, gaan (zitten) in, gaan (staan) op♦voorbeelden:monter sur, à un arbre • in een boom klimmenla mer monte • het wordt vloedle ton monte • het gesprek raakt verhitmonter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenles larmes lui montaient aux yeux • de tranen schoten haar, hem in de ogenle vin lui monte à la tête • de wijn stijgt haar, hem naar het hoofdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan3 naar boven brengen ⇒ omhoog halen, optrekken5 uitrusten ⇒ geheel voorzien van, inrichten6 plaats nemen in, op ⇒ instappen in♦voorbeelden:v1) klimmen, naar boven gaan2) instappen3) toenemen4) opstijgen6) paardrijden9) reiken (tot)10) bestijgen11) hoger plaatsen13) in elkaar zetten14) uitrusten, inrichten15) dekken [koe]16) opkloppen [eiwit]17) hoger stemmen [muziek]18) ophitsen -
8 pic
pic [piek]〈m.〉2 bergtop ⇒ bergspits, piek, hoogste punt3 specht♦voorbeelden:arriver à pic • op het juiste moment komentomber à pic • goed van pas komenm1) pikhouweel2) bergtop, bergspits, piek3) specht -
9 crue
crue [kruu]〈v.〉♦voorbeelden: -
10 faire dresser les cheveux sur la tête à qn.
faire dresser les cheveux sur la tête à qn.Dictionnaire français-néerlandais > faire dresser les cheveux sur la tête à qn.
-
11 introduire le doute
introduire le doute -
12 levage
-
13 s'élever à pic
s'élever à picloodrecht omhoog rijzen 〈m.b.t. bergen〉
См. также в других словарях:
Rise — (r[imac]z), v. i. [imp. {Rose} (r[=o]z); p. p. {Risen}; p. pr. & vb. n. {Rising}.] [AS. r[=i]san; akin to OS. r[=i]san, D. rijzen, OHG. r[=i]san to rise, fall, Icel. r[=i]sa, Goth. urreisan, G. reise journey. CF. {Arise}, {Raise}, {Rear}, v.] 1.… … The Collaborative International Dictionary of English
Risen — Rise Rise (r[imac]z), v. i. [imp. {Rose} (r[=o]z); p. p. {Risen}; p. pr. & vb. n. {Rising}.] [AS. r[=i]san; akin to OS. r[=i]san, D. rijzen, OHG. r[=i]san to rise, fall, Icel. r[=i]sa, Goth. urreisan, G. reise journey. CF. {Arise}, {Raise},… … The Collaborative International Dictionary of English
Rising — Rise Rise (r[imac]z), v. i. [imp. {Rose} (r[=o]z); p. p. {Risen}; p. pr. & vb. n. {Rising}.] [AS. r[=i]san; akin to OS. r[=i]san, D. rijzen, OHG. r[=i]san to rise, fall, Icel. r[=i]sa, Goth. urreisan, G. reise journey. CF. {Arise}, {Raise},… … The Collaborative International Dictionary of English
Rose — Rise Rise (r[imac]z), v. i. [imp. {Rose} (r[=o]z); p. p. {Risen}; p. pr. & vb. n. {Rising}.] [AS. r[=i]san; akin to OS. r[=i]san, D. rijzen, OHG. r[=i]san to rise, fall, Icel. r[=i]sa, Goth. urreisan, G. reise journey. CF. {Arise}, {Raise},… … The Collaborative International Dictionary of English
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
rise — /ruyz/, v., rose, risen /riz euhn/, rising, n. v.i. 1. to get up from a lying, sitting, or kneeling posture; assume an upright position: She rose and walked over to greet me. With great effort he rose to his knees. 2. to get up from bed, esp. to… … Universalium
Haar — Die Redensarten, die mit dem Wort Haar gebildet sind, beziehen sich meist entweder auf die Feinheit oder auf die Menge des Haares: Haarklein erzählen (schon bei Grimmelshausen), haargenau untersuchen: überaus genau, auf die geringsten Fehler… … Das Wörterbuch der Idiome
Gebrechen — 1. An fremden Gebrechen erkennt man die eigenen Schwächen. Poln.: Kto cudzę nędzę uważy lekcéj sobie swoję waży. (Wurzbach I, 253.) 2. Bî Gebrek van Lüde wurd mîn Sön noch wol Grosskanzler. – Hauskalender, III. 3. Bî Gebrek1 vun Volk, ward de… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Haar — 1. An einem Haar zieht man mich hin, wo ich gern bin. – Körte, 2504. 2. Auch ein Haar hat seinen Schatten. – Eiselein, 266; Simrock, 4151. Böhm.: I vlas má svůj stín. (Čelakovsky, 284.) Lat.: Etiam capillus unus habet umbram suam. (Eiselein,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon