-
1 envahir
envahir [ãvaa.ier]〈 werkwoord〉2 overstromen ⇒ overwoekeren, binnenstormen3 overweldigen ⇒ overmeesteren, overspoelen♦voorbeelden:3 le froid l'envahissait peu à peu • hij, zij raakte langzaam maar zeker door de kou bevangenv1) binnendringen, bezetten2) overstromen -
2 infiltrer
infiltrer [ẽfieltree]2 langzaam doen binnen-, doordringen1 (binnen-, door)dringen (in) ⇒ (binnen)stromen (in, door), doorsijpelen (in, door)v( s'infiltrer)1) (binnen-, door)dringen2) infiltreren -
3 introduire
introduire [ẽtrodŵier]3 invoeren ⇒ doorvoeren, ingang doen vinden♦voorbeelden:introduire un montant dans ses comptes • een bedrag op zijn rekening boeken1 binnendringen ⇒ binnensluipen, zich toegang verschaffen3 ingevoerd worden ⇒ aanvaard worden, ingang vinden1. v1) binnenbrengen, binnenleiden2) invoeren3) erin stoppen, erin steken4) introduceren [bij iemand]2. s'introduirev1) binnendringen, binnensluipen -
4 invasion
-
5 pénétrer
pénétrer [peeneetree]1 binnendringen (in) ⇒ (in)dringen (in), doordringen (in)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doordringen in ⇒ dringen in, indringen3 doorgronden ⇒ begrijpen, doorzien1 doordrongen worden (van) ⇒ zich (iets) goed inprenten, geloven (aan)v1) binnendringen, doordringen (in)2) doorgronden -
6 violer
violer [vie.ollee]〈 werkwoord〉1 〈 wet, recht, regel〉 overtreden ⇒ 〈 belofte, eed, verdrag〉 schenden ⇒ 〈 woord〉 breken ⇒ 〈 geheim〉 verraden ⇒ 〈 figuurlijk〉 verkrachten♦voorbeelden:v1) overtreden2) schenden3) verkrachten -
7 irruption
-
8 engouffrer
engouffrer [ãgoefree]1 in een afgrond storten ⇒ in, door een opening storten♦voorbeelden:2 quel appétit! il engouffre! • wat een eetlust, de slokop!v( s'engouffrer) -
9 entrer
entrer [ãtree]2 deelnemen (aan) ⇒ meedoen (aan), lid worden (van)♦voorbeelden:1 on ne peut lui faire entrer cela dans la tête • men kan hem dat maar niet aan zijn verstand brengenje ne fais qu'entrer et sortir • ik kom maar even langsil est entré à cette école • hij is toegelaten tot deze schoolça n'entre pas dans la boîte • dat past niet in de doosle doute est entré dans son esprit • hij, zij is gaan twijfelenentrer dans une profession • een beroep kiezenfaire entrer une clef dans la serrure • een sleutel in het slot stekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) binnengaan5) intikken, invoeren [computer] -
10 intrusion
intrusion [ẽtruuzjõ]〈v.〉1 indringing ⇒ binnendringing, inmenging♦voorbeelden:findringing, inmenging -
11 pénétration
pénétration [peeneetraasjõ]〈v.〉2 scherpzinnigheid ⇒ schranderheid, inzicht, begripf2) penetratie3) inzicht -
12 porte
porte [port]〈v.〉3 poort ⇒ bergengte, -pas♦voorbeelden:porte de communication • tussendeurporte d'entrée • ingangporte de secours • nooduitgangporte de service • personeelsingangporte à tambour • draaideurporte cochère • koetspoortporte coulissante, roulante • schuifdeurporte vitrée • glazen deurfaire du porte à porte • huis aan huis verkopenfermer, refuser sa porte à qn. • iemand de toegang tot z'n huis ontzeggenfermer sa porte au nez de qn. • iemand bruut wegjagenforcer la porte de qn. • bij iemand binnendringenfrapper à la bonne porte • bij de juiste persoon aankloppenfrapper à toutes les portes • overal om hulp aankloppenmettre qn. à la porte • iemand de deur uitzetten, iemand wegsturenouvrir la porte à qc. • de deur voor iets openzettenouvrir la porte à qn. • iemand gastvrij ontvangenpasser la porte • weggaan; ontslagen wordenporte à porte • naast elkaarà la porte! • d'r uit!à ma (ta, sa …) porte • vlakbij (huis), om de hoekde porte à porte, de porte en porte • van huis tot huis2 les portes de Paris • de invals-, uitvalswegen van Parijsaux portes de • onder de rook van, vlakbijêtre aimable comme une porte de prison • erg onvriendelijk zijnf1) deur2) poort3) toegang -
13 envahissement
-
14 faire intrusion qp.
faire intrusion qp. -
15 faire irruption qp.
faire irruption qp.ergens binnenvallen, binnendringen -
16 forcement
-
17 forcer la porte de qn.
forcer la porte de qn. -
18 infiltration
-
19 interpénétrer
interpénétrer (s') [ẽterpeeneetree]〈 werkwoord〉
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский