-
21 ik ben er nogal huiverig voor
ik ben er nogal huiverig voor -
22 ik zal je ervoor betalen
ik zal je ervoor betalen -
23 ik zie geen mogelijkheid me daarvoor vrij te maken
ik zie geen mogelijkheid me daarvoor vrij te makenDeens-Russisch woordenboek > ik zie geen mogelijkheid me daarvoor vrij te maken
-
24 knobbel
♦voorbeelden:een knobbeltje in de borst • une grosseur au seineen knobbel voor wiskunde hebben • avoir la bosse des mathématiques -
25 toevertrouwen
1 confier♦voorbeelden:zich aan iemand toevertrouwen • s'en remettre à qn.aan iemands zorg toevertrouwen • confier au(x) soin(s) de qn. -
26 zij is daarvoor niet de geëigende persoon
zij is daarvoor niet de geëigende persoonDeens-Russisch woordenboek > zij is daarvoor niet de geëigende persoon
-
27 zeggen
zeggen1〈 het〉♦voorbeelden:volgens zeggen • à ce qu'on dit————————zeggen21 dire♦voorbeelden:goedendag zeggen • dire bonjourdat boek kost, zeg tien gulden • ce livre coûte disons dix florinsoom tegen iemand zeggen • être le neveu, la nièce de qn.daar zeg je zoiets • ce que tu dis là n'est pas idiotonder ons gezegd en gezwegen • (soit dit) entre nousik heb mij laten zeggen dat … • je me suis laissé dire que …zich iets niet laten zeggen • ne pas encaisser qc.laten we zeggen, dat • disons queje mag, kunt zeggen wat je wilt • tu peux dire ce que tu veuxdat wil niet zeggen dat … • cela ne veut pas dire que …dat wil wat zeggen • cela veut dire quelque chosezal ik maar zeggen • pour ainsi direhet zal je maar gezegd zijn! • 〈 ironisch〉 ça fait toujours plaisir à entendre!zeg het met bloemen • dites-le avec des fleurshet zegt me niets • cela ne me dit riendat zegt niets • ça ne prouve rienwat zeg je me nou? • qu'est-ce que tu dis?wie zal het zeggen? • qui le dira?al zeg ik het zelf • sans me vanterdat is toch zo, zeg nou zelf • c'est vrai, avoue-lezeg eens a • dites aeerlijk gezegd • à vrai direhet zijne ervan zeggen • exprimer son avisdat is gemakkelijker gezegd dan gedaan • c'est plus facile à dire qu'à fairehij is dom, liever (beter) gezegd stom • il est bête, ou plutôt idiot〈 schertsend〉 ik zeg maar zo, ik zeg maar niks • comme dit l'autre: pas de commentaire!ronduit gezegd: neen! • pour être tout à fait clair: non!terloops gezegd • soit dit en passantzeg dat wel! • à qui le dites-vous!zo gezegd, zo gedaan • aussitôt dit, aussitôt faitom zo te zeggen • pour ainsi direbij zichzelf zeggen • se direom niet te zeggen • pour ne pas direhij heeft op alles wat te zeggen • il a à redire à toutom zo te zeggen klaar zijn • être pour ainsi dire prêtdat is te zeggen • c'est-à-diredaar valt veel voor te zeggen • on peut avancer beaucoup d'arguments en faveur de celahou je dat voor gezegd! • tiens-le-toi pour dit!het voor het zeggen hebben • être le patrondat zegt me weinig • cela ne me dit pas grand-choseik zeg geen nee • je ne dis pas noneens gezegd, blijft gezegd • ce qui est dit est dit→ link=horen horen -
28 zitten
1 [algemeen] être2 [+ onbepaalde wijs][bezig zijn met] être en train de3 [m.b.t. kleding] aller4 [+ op][lid zijn van, beoefenen] faire (de qc.)5 [gevangen gehouden worden] faire de la taule♦voorbeelden:het blijft niet zitten • cela ne tient paser eens voor gaan zitten • 〈 ergens werk van maken〉 s'y mettre; 〈 de tijd nemen〉 prendre son temps (pour)hoe zit dat in elkaar? • 〈 juiste toedracht〉 qu'est-ce qu'il en est exactement?; 〈m.b.t. mechanisme〉 comment est-ce que cela fonctionne?daar zit 'm de moeilijkheid • voilà le hicergens heel aardig zitten • être très bien qp.〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • il y a qc. là-dessoushet zit er (dik) in • il y a (bien) des chanceshet zit er dik in dat … • il y a gros à parier que …er zit niets anders op dan … • il n'y a rien d'autre à faire que de … 〈+ onbepaalde wijs〉dat zit wel goed • pas de problèmeshet zit los • cela ne tient paszit stil! • ne bouge pas!hij zit altijd thuis • il ne sort jamais de chez luiwaar zit hij toch? • où peut-il bien être?aan het raam zitten • être à la fenêtreaan tafel zitten • être à tableaan de koffie zitten • être en train de prendre le café〈 figuurlijk〉 ik zit al een uur boven mijn opstel • cela fait déjà une heure que je travaille à ma rédactionin het bestuur zitten • être membre du comitéin het derde jaar zitten • être en troisième annéenog in de kleine kinderen zitten • avoir encore des enfants en bas âgehet zit in de familie • c'est dans la familleonder de verf zitten • être couvert de peintureop een kantoor zitten • travailler dans un bureauop school zitten • aller à l'écoleer zit een vlek op je jurk • il y a une tache sur ta robe〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier! • j'en ai jusque-là!zit! • assis!die stoel zit lekker • cette chaise est confortablehet zit eraan te komen • ça vientwegens diefstal zitten • être en prison pour volwij zijn (hier) blijven zitten • nous sommes restés iciergens mee blijven zitten • ne pas arriver à se débarrasser de qc.op school blijven zitten • redoubler une classe〈 figuurlijk〉 laat maar zitten • 〈doe niets; ook m.b.t. gesprek〉 laisse(z) tomber; 〈m.b.t. wisselgeld〉 garde(z) la monnaiehij heeft zijn vrouw laten zitten • il a abandonné sa femme〈 figuurlijk〉 het er niet bij laten zitten • 〈 er werk van maken〉 s'occuper de qc.; 〈 iemand belonen〉 exprimer sa gratitudeiets niet op zich laten zitten • ne pas accepter qc.die zit! • 〈 rake opmerking〉 c'est bien envoyé!daar zit het hem niet in • ce n'est pas çadaar zit wat in • il y a du vrai là-dedans〈 figuurlijk〉 en als dat gebeurt, dan zit je • et si cela arrive, te voilà dans le pétrinerdoorheen zitten • n'en plus pouvoirhet zit erop • voilà une bonne chose de faite!de vakantie zit erop • les vacances sont terminéesdat zal hem niet glad zitten • il le payera cherdat idee zit mij niet lekker • cette idée ne me plaît pashet zit dat meisje niet mee • cette fille n'a pas de chancewaar zit het hem in? • à quoi cela tient-il?aan iets zitten • toucher à qc.achter iemand, iets aan zitten • courir après qn., qc.hoe zit het dan met …? • qu'en est-il de …?〈 figuurlijk〉 met iets zitten • ne pas savoir que faire de qc.met een probleem zitten • avoir un problème -
29 goed
goed1〈 het〉♦voorbeelden:liggende goederen • biens immeublesroerend en onroerend goed • biens meubles et immeublesik kan daar geen goed meer doen • tout ce que je fais est mal prisgoed doen • faire le bieniemand goed doen • faire du bien à qn.het zal u veel goed doen • cela vous fera grand bieniets goeds • qc. de bonhij lust graag wat goeds • il aime les bonnes choseshoud dat mij ten goede • ne le prenez pas en mauvaise partten goede komen (aan) • profiter (à)verandering ten goede • (une) améliorationzich ten goede keren • tourner bienwe hebben nog een diner te goed • nous avons encore un dîner en perspectiveik heb nog vier vakantiedagen te goed • il me reste encore quatre jours de vacances (à prendre)je houdt het van mij te goed • je te revaudrai çadat hebben we nog te goed • ce n'est que partie remisedat heb je nog van me te goed • je dois encore te rendre cela; 〈 als dreigement〉 tu ne perds rien pour attendre!wollen goed • lainagehij heeft zijn zondagse goed aan • il porte ses habits du dimanche————————goed2♦voorbeelden:een goed jaar geleden • il y a une bonne année (de cela)is dat je goeie pak? • c'est ton beau costume?hij is een goede veertiger • il a la quarantaine bien sonnéeeen goed verliezer • un bon perdantdoe maar goed wat zout in de soep • n'hésite pas à bien saler la soupeik ben het goed zat • j'en ai par-dessus la têteik ben wel goed maar niet gek • je ne suis pas tombé sur la têtehet goed doen • bien marcherhij kan het er goed van doen • il a de quoi, il a les moyensals ik het goed heb • si je ne me trompewij hebben het goed • nous ne manquons de rien〈 ironisch〉 is het nou goed? • ça y est, maintenant?het is mij goed • (je suis) d'accordhet is ook nooit goed! • tu (il) n'es (n'est) jamais contenthij kan geen goed meer doen • on critique tout ce qu'il faitdat komt wel weer goed • ça va s'arrangergoed kunnen leren • apprendre facilementer goed op staan • 〈 letterlijk〉 être bien (sur une photo); 〈 figuurlijk〉 avoir réussi; 〈 ironisch〉 avoir tout gâchéhij heeft goed praten • il a beau direhet eten ruikt goed • le repas sent bondie jas staat je goed • ce manteau te va bienhij was niet zo goed of hij moest betalen • il a bien fallu qu'il paiedat was maar goed ook! • heureusement!zou u zo goed willen zijn … • voudriez-vous avoir la gentillesse de …het zou goed zijn, als je … • il serait bon que tu …net goed! • (c'est) bien fait!ook goed! • d'accord!dat touw is precies goed • c'est exactement la corde qu'il nous, me fautalles goed en wel maar … • c'est bien beau (tout ça), mais …ik was nog maar goed en wel thuis of … • j'étais à peine à la maison que …goed zo! • très bien!zo goed en zo kwaad als het gaat • tant bien que malgoed bij zijn • être éveillézij zijn weer goed met elkaar • ils se sont réconciliésdat is goed om te weten • c'est bon à savoirwaar is dat goed voor? • à quoi ça sert?hij is nergens goed voor • il n'est bon à riengoed voor ƒ 1000,- • bon pour 1000 florinshij is goed voor een paar ton • 〈m.b.t. bezit〉 il a bien quelques briques; 〈m.b.t. verdienen〉 il se fait bien quelques briqueshij is er niet te goed voor • il en est bien capabledat is een goeie! • elle est bien bonne!dat is te veel van het goede • c'est trop, vraimenthet goede doen • faire le bienniet veel goeds • pas grand-chose de bonzich niet goed voelen • ne pas se sentir bienzij is er goed mee • cela l'arrange bienze is onderweg niet goed geworden • elle a eu un malaise en cours de routezo goed als • pratiquementhet boek is zo goed als af • le livre est pratiquement terminé -
30 komen
1 [algemeen] venir2 [aan-, overkomen] arriver (à)3 [toegevoegd worden aan] être ajouté (à)♦voorbeelden:er komen mensen vanavond • nous avons du monde ce soirer komt regen • il va pleuvoirin afwachting van de dingen die komen gaan • en attendant la suite des événementswat niet is, kan nog komen • tout est encore possibleeen paar dagen komen logeren bij iemand • venir passer quelques jours chez qn.komen te overlijden • venir à mourir, décéderik kwam, zag en overwon • je suis venu, j'ai vu, j'ai vaincudat komt eerst • cela passe avantkomt er nog wat van? • c'est pour aujourd'hui ou pour demain?er komt niets van in! • il n'en est pas question!dat komt ervan als je niet luistert • voilà ce qui arrive quand on n'écoute pasovereind komen • se levertussenbeide komen • intervenirhij kan niet uit zijn bed komen • il a des problèmes à se levervan school komen • rentrer de l'écoleje komt als geroepen • tu ne pouvais pas mieux tomberkomt u ook? • serez-vous des nôtres?ze zullen je zien komen! • ils te sentiront venir!er komen • y arriver〈 figuurlijk〉 komt hij er vandaag niet, dan komt hij er morgen • avec lui c'est tout doucement le matin, pas trop vite le soirer komt 15 % voor bediening bij • il faut ajouter 15 % pour le servicevan het een komt het ander • de fil en aiguilleer moet een kindje komen • ils vont (nous allons etc.) avoir un enfantiets te weten komen • apprendre qc.waardoor, hoe komt het? • comment ça se fait?hoe kom je daar nou bij?, hoe kom je erbij! • où vas-tu chercher cela?; où as-tu pris une telle idée?kom er eens aan, als je durft • touches-y si tu oseskom ik gelegen? • est-ce que je (vous) dérange?het komt niet zo nauw • ce n'est pas à un(e) cm (minute, franc etc.) prèsergens niet aan toe komen • ne pas trouver le temps de faire qc.dat komt (goed) van pas, uit • ça tombe à pichoe kom je aan die knul? • où as-tu déniché ce gars?aan geld zien te komen • se procurer de l'argentde wegen komen hier bij elkaar • les chemins se rejoignent ici〈 figuurlijk〉 ergens in (kunnen) komen • (pouvoir) s'imaginer qc.de optocht kwam langs mijn huis • le défilé est passé devant chez moiop een gedachte komen • avoir une idéeergens niet op kunnen komen • ne plus se rappeler qc.vervolgens kwam de spreker op een ander onderwerp • ensuite l'orateur aborda un sujet différentdat komt op 200 gulden • cela revient à 200 florinstot zichzelf komen • 〈 weer meester over zichzelf worden〉 se reprendre; 〈 weer bij bewustzijn komen〉 reprendre ses esprits -
31 tijd
♦voorbeelden:het grootste deel van zijn tijd doorbrengen met • passer le plus clair de son temps àhij heeft er tijd en geld voor over • il a du temps et de l'argent à y consacrerin een jaar tijd • en un anhet is een kwestie van tijd • c'est une question de tempsin een paar minuten tijd • en l'espace de quelques minutesu heeft een week de tijd om • vous avez une semaine pourbinnen afzienbare tijd • sous peude eerste tijd • les premiers tempseen flinke tijd • un bon bout de tempste gelegener, rechter tijd • en temps opportungeruime tijd • assez longtempswaar is de goede oude tijd gebleven? • où sont les neiges d'antan?een goede tijd maken • réaliser un bon tempsde goeie, ouwe tijd • le bon vieux tempsdat is al een hele tijd geleden • ça fait tout un tempsde hele tijd • tout le tempseen hele tijd geleden • il y a bien longtempshet is hoog tijd om • il est (grand) temps de 〈+ onbepaalde wijs〉; il est (grand) temps que 〈+ aanvoegende wijs〉in korte tijd • en peu de tempseen korte tijd duren • durer peu de tempsna kortere of langere tijd • tôt ou tardde laatste tijd • ces derniers tempsde meeste tijd • les trois-quarts du tempshij heeft een moeilijke tijd gehad • il a eu une période difficilevorig jaar om dezelfde tijd • l'année dernière à pareille époquevoor onbeperkte tijd • pour une durée illimitéeonvoltooid verleden tijd • imparfaitonvoltooid tegenwoordig toekomende tijd • futur simpleonvoltooid verleden toekomende tijd • futur du passéde oude tijd • les temps anciensde tijd is rijp • la poire est mûrehet zijn slechte tijden • les temps sont difficileseen stille tijd • une période creusedat is allemaal verleden tijd! • tout ça, c'est du passé!de vrije tijd • le temps librein vroegere tijden • au temps jadiswaar blijft de tijd? • où passe le temps?niemand weet wat de tijd ons brengen zal • personne ne sait ce que l'avenir nous réservehet zal mijn tijd wel duren! • après moi le déluge!de tijd gaat snel • le temps filede tijd gaat nu in! • top, chrono!zijn tijd goed gebruiken • faire un bon emploi de son tempszijn (beste) tijd gehad hebben • avoir fait son tempsiemand de tijd gunnen • donner du temps à qn.zich de tijd niet gunnen (om) • ne pas prendre le temps (de)wij hebben de tijd aan ons • nous avons tout le temps (devant nous)geen tijd hebben om … • n'avoir pas le temps de …tijd te over hebben • avoir du temps en troptijd genoeg hebben • avoir assez de tempsde tijd hebben • avoir le tempswe hebben onze familie een tijd niet gezien • il y a longtemps que nous n'avons pas vu notre famillede tijd aan zichzelf hebben • avoir du temps devant soidat heeft nog de tijd • cela ne presse pasdat heeft tijd tot morgen • cela peut attendre demainhet is er de tijd niet naar om te • ce n'est pas le moment deiemand geen tijd laten • presser qn.dat moet (zijn) tijd hebben • cela demande du tempsde tijd nemen voor iets • prendre le temps pour qc.tijd rekken • chercher à gagner du tempsveel tijd steken in iets • consacrer beaucoup de temps à qc.de tijd valt mij te lang • le temps me durezijn tijd verdoen • glanderde tijd verdrijven • faire passer le tempszijn tijd verpraten • perdre son temps à bavarderde tijd voor iets vinden • trouver le temps de faire qc.binnen de voorgeschreven tijd • dans les délais prescritszijn tijd met lezen vullen • passer son temps à lireeindelijk! het werd tijd • ce n'est pas trop tôttijd winnen • gagner du tempsde tijden zijn veranderd • les temps ont changémijn tijd zit erop • j'ai fait mon tempsbij de tijd zijn • ne pas être né d'hierhet heeft in tijden niet zo geregend • il y a bien longtemps qu'il n'a pas plu ainsiin geen tijden heb ik hem gezien • il y a un siècle que je ne l'ai pas vuin tijden van oorlog • en temps de guerremet de tijd • avec le tempsmet zijn tijd meegaan • vivre avec son tempstijd om te eten • l'heure de mangerdat komt juist op tijd • cela tombe bienik kon op tijd remmen • j'ai pu freiner à tempswe hebben de trein net op tijd gehaald • nous avons attrapé le train de justessealles op zijn tijd • il y a un moment pour chaque chosete allen tijde • à tout momentte zijner tijd • en temps voulutegen die tijd zullen we wel zien • d'ici-là, on verra bienten tijde van • à l'époque deten tijde van Napoleon • au temps de Napoléonterzelfder tijd • en même tempsuit de tijd raken • passer de modeuit de tijd • démodévan tijd tot tijd • de temps en tempseen kind van zijn tijd zijn • être (un enfant) de son époquein minder dan geen tijd • en moins de deuxeen tijdje • un moment〈 spreekwoord〉 de tijd zal het leren • qui vivra, verra〈 spreekwoord〉 tijd is geld • le temps, c'est de l'argent〈 spreekwoord〉 andere tijden, andere zeden • autres temps, autres moeursde plaatselijke tijd • l'heure localeheeft u de tijd? • avez-vous l'heure?het is tijd • c'est l'heurede tijd vergeten • oublier l'heureom de hoeveel tijd komt de bus langs? • tous les combien passe le car?bij tijd en wijle • de temps en tempsmorgen om deze tijd • demain à la même heurehij is altijd op tijd • il est toujours à l'heurehet wordt tijd voor school • c'est l'heure d'aller à l'écolede slappe tijd • la saison mortehet wordt mijn tijd • il faut que je partein de tijd van de oogst • à l'époque des moissons -
32 doen
doen1〈 het〉♦voorbeelden:¶ iemands doen en laten • les faits et gestes de qn.uit zijn gewone doen zijn • ne pas être dans son assiettein goeden doen zijn • vivre dans l'aisanceergens mee van doen hebben • avoir à voir dans qc.voor hun doen • pour euxdat is geen doen • ça n'est pas faisable————————doen21 [algemeen] faire2 [ergens plaatsen; ook m.b.t. tijdsduur] mettre3 [+ het][gewenste (uit)werking hebben] faire♦voorbeelden:1 iemand iets cadeau doen • faire cadeau de qc. à qn.die toeristen deden Europa in 7 dagen • ces touristes ont fait l'Europe en 7 joursze doet het erom • elle le fait exprèsde kamer doen • faire le ménageeen oproep doen • faire un appelgewichtig doen • faire l'importantiemand doen begrijpen dat … • faire comprendre à qn. que …wat heeft dat kind gedaan? • qu'est-ce qu'il a fait de mal, ce petit?het is met hem gedaan • c'en est fait de luinu is het gedaan • c'est la fin de toutiets gedaan weten te krijgen • obtenir qc. (de qn.)als je het dan toch moet doen … • tant qu'à faire …roken doet hij niet • il ne fume pasdoen toenemen • augmenterdat wordt altijd zo gedaan • c'est l'habitudedat doet men niet • cela ne se fait pasik doe het • d'accordhet deed me niets • ça ne m'a rien faitwat doet die man (voor de kost)? • que fait cet homme (dans la vie)?moet je wat doen? • tu dois aller quelque part?zo'n ervaring doet je wat • une expérience comme ça, ça (te) fait quelque choseal doende leert men • en faisant, on apprendwat moet ik daarmee doen? • qu'est-ce que vous voulez que j'en fasse?u zou er beter aan doen uw mond te houden • vous feriez mieux de vous taireik doe er twee uur over • je mets deux heures (à <+ onbepaalde wijs>); 〈m.b.t. werk ook〉 je le fais en deux heureszout erbij doen • ajouter du seldat doet mij goed • cela me fait du bienheb ik daar kwaad aan gedaan? • est-ce que j'ai mal fait?lief doen • se montrer aimablehij heeft het meer gedaan • il n'en est pas à son coup d'essaizij deed niets dan praten • elle n'a fait que parlerverstandig doen • agir de façon raisonnablevreemd doen • avoir un comportement bizarrehij zingt beter dan hij vroeger deed • il chante mieux qu'avantzij doen niets aan hun geloof • ils ne sont pas pratiquantsaan de slanke lijn doen • faire un régime (amaigrissant)aan sport doen • faire du sporthij doet in textiel • il est dans le textilehij doet lang over dat boek • il met du temps à lire ce livreveel te doen hebben • avoir beaucoup à fairein die stad is veel te doen • dans cette ville on peut faire un tas de chosesniet weten wat te doen • ne savoir que fairedat is te doen • c'est faisableer is veel over te doen geweest • cela a fait du bruitkunt u iets voor hem doen? • pouvez-vous (faire) qc. pour lui?je doet maar! • (tu) fais ce que tu veux!2 iets in zijn zak doen • mettre qc. dans sa pochedie poster doet het daar goed • cette affiche fait bien à cet endroithet zijn onze programma's die het hem doen • c'est la qualité de nos programmes qui fait notre succèsde kleur doet het hem • tout est dans la couleurik doe het ermee • avec ça, j'arrive à m'en tirerhij kan het ermee doen • ça lui apprendrahet moeten doen met … • devoir se contenter de …ik kan er niets aan doen • je n'y peux rienkan ik er iets aan doen! • qu'est-ce que tu veux que j'y fasse!er het zwijgen toe doen • préférer se tairedat doet er niets toe • cela ne fait rienmet iemand te doen hebben • 〈 ruzie〉 avoir un compte à régler avec qn.; 〈 medelijden〉 avoir pitié de qn.met iemand te doen krijgen • avoir affaire à qn.het is hem te doen om • ce qu'il veut, c'esthet is me niet om het geld te doen • ce n'est pas pour ce que ça me rapportezich aan iets te goed doen • se régaler de qc. 〈 ook figuurlijk〉 -
33 om
om1♦voorbeelden:1 waar gaat het om? • de quoi s'agit-il?kom daar nu eens om! • on n'en fait plus des pareils¶ toen we de hoek om kwamen, … • après avoir tourné le coin de la rue, nous …doe je mantel om • mets ton manteau sur tes épauleshij had een das om • il portait une cravate'm om hebben • être partideze weg is om • ce chemin fait un détourdat is minstens een kwartier om • c'est un détour d'au moins un quart d'heurehet uur is om • l'heure est passéeuw tijd is om • c'est l'heureals de week om is • à la fin de la semainede wind is om • le vent a tournéde dagen zijn zo gauw om • les journées passent vitedat gaat buiten hem om • 〈 daar weet hij niets van〉 cela se passe à son insu; 〈 daar heeft hij niets mee te maken〉 il n'y est pour rien; 〈 dat raakt hem niet〉 cela ne le concerne pasom en om • alternativement————————om2〈 voorzetsel〉1 [rondom] autour de2 [vlak bij] tout près3 [omstreeks] vers4 [juist op het tijdstip van] à 〈+ tijdaanduiding〉5 [telkens na] tous, toutes les 〈+ tijdaanduiding〉6 [(in ruil) voor; ter wille van; vanwege] pour♦voorbeelden:om het huis lopen • faire le tour de la maisonde weg loopt om het huis heen • le chemin contourne la maisonmet een glimlach om zijn lippen • le sourire aux lèvresom de tafel gaan zitten • s'asseoir autour de la tablede kroeg om de hoek • le bistrot du coinzij had haar kinderen om zich (heen) • elle était entourée de ses enfantsze is al om en (na)bij de zestig • elle approche de la soixantaineom en (na)bij drie jaar • environ trois ans6 het is om de zaak, niet om de persoon te doen • il s'agit de l'affaire, non de la personneik kom om te eten • je viens pour mangerom niet • pour rien→ link=hand hand -
34 best
best1〈de, het〉♦voorbeelden:je moet beter je best doen • il faut que tu fasses encore plus d'effortsop zijn best • au mieuxhij is op zijn best • il donne le meilleur de lui-mêmeiets ten beste geven • faire entendre qc.————————best21 [overtreffende trap van ‘goed’] le meilleur2 [van uitstekende kwaliteit] très bon/bonne3 [braaf] bon4 [bij aanspreekwoorden]cher/chère♦voorbeelden:de beste leerlingen van de klas • les meilleurs élèves de la classeje bent een bovenste beste • tu es une perlezij kwam als de beste uit de bus • elle se révéla être la meilleurehet beste van iets hopen • espérer que tout ira pour le mieuxhet beste van iets maken • faire pour le mieuxhet beste van het beste • ce qu'il y a de mieux→ link=eerste eersteII 〈 bijwoord〉1 [overtreffende trap van ‘goed’] le mieux2 [uitstekend] très bien3 [afzwakking] assez♦voorbeelden:deze plant doet het het best op een vochtige bodem • cette plante préfère les terrains humidesjij kent hem het beste • c'est toi qui le connais le mieuxje weet het best • tu le sais fort bienniet zo best • pas fameuxhoe gaat het? best • ça va? pas mal→ link=lest lesthet is best een goed boek • ce livre n'est pas malik vind het best lekker • ce n'est pas mauvais du toutdat is best moeilijk • c'est plutôt difficilehij heeft het er best moeilijk mee • à vrai dire c'est difficile pour luihet is best mogelijk • c'est bien possibledat zou best kunnen • cela se pourrait bienbest wel • bel et bienik heb er best wel onder geleden • je ne cache pas que j'en ai souffert -
35 maken
1 [algemeen] faire3 [scheppen] créer4 [in een toestand, positie brengen] rendre5 [uitvoeren, doen plaats hebben] effectuer7 [bedragen] équivaloir à8 [repareren] réparer♦voorbeelden:1 dat kun je niet maken! • tu ne peux pas faire ça!het (helemaal) maken • avoir un succès monstrekleren maken • confectionner des vêtementsgeen tijd? dan maak je maar tijd! • pas le temps? arrange-toi pour en trouver!4 iemand voorzitter maken • nommer qn. présidentzich belachelijk maken • se rendre ridiculeiemand dood maken • tuer qn.het erger maken dan het is • grossir les choseszich gehaat maken • se faire haïrmaak het kort • soyez brefiets waar maken • prouver qc.wakker maken • réveiller〈 figuurlijk〉 iemand zwart maken • noircir qn.hij zal het niet lang meer maken • il n'en a plus pour longtempsmaak dat je weg komt! • débarrasse le plancher!gebruik maken van • utiliserzijn opwachting maken • se présenterruzie maken • se disputerje hebt daar niets te maken • tu n'as rien à y fairehij kan mij niets maken • il ne peut rien contre moije hebt het ernaar gemaakt • tu l'as bien méritéhet schip maakt water • le navire fait eaude patiënt maakt het slecht • le malade se porte malik heb daar niets mee te maken • je n'y suis pour rienwat heb ik daarmee te maken? • qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse?met iemand te maken hebben • avoir affaire à qn.iets te maken hebben met een zaak • être pour qc. dans une affaireje hebt er niets mee te maken • cela ne te regarde paswat heeft u daarmee te maken? • qu'est-ce que ça peut bien vous faire?dat heeft niets te maken (met) • cela n'a rien à voir (avec)ik weet het goed gemaakt • j'ai une bonne idéehet helemaal bij iemand maken • taper dans l'oeil à qn.hoe maakt u het? • comment allez-vous?maak het nou (een beetje)! • non, mais des fois! -
36 moeite
♦voorbeelden:vergeefse moeite gedaan hebben • en être pour sa peinedie moeite kun je je wel besparen • tu perdrais ton tempsdoe (maar) geen moeite • ne vous dérangez pasmoeite doen • se donner de la peineik heb moeite met zijn gedrag • j'ai du mal à supporter sa conduitemoeite hebben met iemand • avoir des problèmes avec qn.moeite hebben om te • avoir du mal àhet is de moeite niet (waard) • cela ne vaut pas la peine; 〈 weinig betekenis〉 cela n'a pas grande importancedat loont de moeite • cela vaut la peine (de)dat kost weinig moeite • c'est peu de chosedat gaat in één moeite door • autant le faire en même tempsmet moeite de 100 (km/u) halen • atteindre avec peine les cent km à l'heuremet veel moeite • à grand-peinemet moeite • difficilementdat is voor de moeite • voilà pour votre peinezonder veel moeite slagen • réussir sans grands effortsniets gaat zonder moeite • on n'a rien sans peine -
37 niets
niets1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ ergens niets geen zin in hebben • ↑ n'avoir absolument aucune envie de qc.————————niets21 (ne …) rien♦voorbeelden:1 weet je niets beters? • tu ne sais rien de mieux?het gaat om niets meer of minder dan • il ne s'agit de rien de moins queniets is er zo goed als … • il n'y a rien de tel que …niets is minder waar • rien n'est moins vrainiets daarvan! • rien à faire!ik weet er niets van • je n'en sais riendat loopt op niets uit • cela finira maleen dingetje van niets • un truc de rien du toutdaar is niets van aan, van waar! • il n'en est rien!niets voor niets • rien pour rienhet niets • le néantniets doen dan lachen • ne faire que riredat heeft ons niets dan ellende opgeleverd • cela ne nous a valu que des ennuis -
38 leven
leven1〈 het〉♦voorbeelden:een bruin leven • une vie de cocagneeen dubbel leven leiden • mener une vie doublehet leven wordt steeds duurder • (le coût de) la vie ne cesse d'augmenterzijn eigen leven leiden • vivre sa viedat verhaal is een eigen leven gaan leiden • ce récit est devenu un tout indépendant du contexteeen lekker leventje leiden • se la couler doucedat is een lekker leventje • c'est la belle vieals je leven je lief is • si ta vie t'est précieuseeen lui leventje • une petite vie pépèrenieuw leven inblazen • revitalisereen nieuw leven beginnen • refaire sa viehet ongeboren leven • la vie foetaleeen ongeregeld leven leiden • mener une vie de bâton de chaiseeen teruggetrokken leven leiden • mener une vie retiréeeen verdorven leven leiden • mener une vie dissolueeen vrolijk leventje leiden • mener joyeuse viehij danste alsof zijn leven er van afhing • il dansait comme si c'était une question de vie ou de mortzich het leven benemen, zich van het leven beroven • se suiciderals vrijgezel door het leven gaan • être célibatairezijn leven hangt aan een zijden draad(je) • sa vie pend à un filhet leven erbij inschieten • y laisser la viezo is het leven • c'est la vieiemand het leven laten • laisser la vie sauve à qn.iemand het leven ontnemen • ôter la vie à qn.zijn leven redden • sauver sa viehet leven schenken aan • donner la vie àhoe staat het leven? • comment ça va?voor zijn leven strijden • défendre sa peauzijn leven wagen • risquer sa viemijn leven lang • ma vie durantbij, tijdens zijn leven • de son vivantzich door het leven slaan • se débrouiller dans la viein leven • en vieiets in het leven roepen • mettre qc. sur piedhet leven in het hiernamaals • (la vie de) l'au-delàmet zijn leven spelen • risquer sa vieiemand naar het leven staan • attenter à la vie de qn.om het leven komen • trouver la mortiemand om het leven brengen • tuer qn.uit het leven gegrepen • pris sur le vifvan zijn leven niet • jamais de la vieheb je van je leven! • a-t-on jamais vu ça!voor zijn leven geborgen zijn • avoir du foin dans ses bottes pour le restant de ses jourshij is voor zijn leven ongelukkig • il est malheureux pour la vievoor het leven benoemd • nommé à viezij heeft geen leven bij die man • ce n'est pas une vie (pour elle) auprès de cet hommeeen leven als een luis op een zeer hoofd hebben • vivre comme un coq en pâte〈 spreekwoord〉 zolang er leven is, is er hoop • tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir¶ dat brengt leven in de brouwerij • 〈 het wordt levendig〉 cela met de l'entrain; 〈 de zaken gaan vooruit〉 les affaires prennent tournuretoen begon het lieve leventje • …, ce qui mit le feu aux poudreswat is er een leven op straat! • quelle animation il y a dans la rue!leven maken • faire du tapagezij is in het leven • elle est prostituéenaar het leven tekenen • dessiner d'après natureeen leven als een oordeel • un tapage infernal————————leven21 vivre♦voorbeelden:leeft die vaas nog? • ce vase n'est toujours pas cassé?blijven leven • rester en viemen moet leven en laten leven • il faut vivre et laisser vivrewe moeten daar nog een jaar mee leven • il faudra supporter cela un an encorestil gaan leven • se retirer des affairesin angst leven • vivre dans l'angoissemet deze man valt niet te leven • cet homme est invivablenaar iets toe leven • se réjouir à l'idée de qc.leven tussen hoop en vrees • flotter entre l'espoir et la craintehij leeft van rijst • il vit de rizvan zijn rente leven • vivre de ses renteshij heeft genoeg om van te leven • il a de quoi vivrevan dit vak kun je niet leven • ce métier ne nourrit pas son hommezo waar als ik leef • aussi vrai que j'existezij leven langs elkaar heen • ils vivent chacun de leur côtémen moet ermee leren leven • il faudra bien s'y faire〈 spreekwoord〉 wie dan leeft, die dan zorgt • qui vivra, verra¶ leve de koningin! • vive la reine!dat portret leeft • ce portrait vitdeze romanpersonages leven • les personnages de ce roman sont vrais -
39 onverschillig
onverschillig1♦voorbeelden:onverschillig doen tegen iemand • montrer de l'indifférence pour qn.dat is mij onverschillig • cela m'est indifférenthij laat mij volmaakt onverschillig • j'ai pour lui la plus parfaite indifférencedat laat mij volmaakt onverschillig • cela ne me fait ni chaud ni froidonverschillig zijn voor kritiek • être insensible aux critiquesonverschillig zijn voor iemand • éprouver de l'indifférence pour qn.————————onverschillig2〈 voorzetsel〉♦voorbeelden:1 iedereen, onverschillig wat zijn achtergronden zijn • tout le monde, sans acception de personneonverschillig waar u woont • où que vous habitiez -
40 staan
1 [m.b.t. personen, dieren] être debout2 [op steunpunten rusten] se trouver3 [in een toestand, hoedanigheid zijn] être4 [passen, kleden] aller (à qn.)5 [opgetekend, gedrukt zijn] figurer6 [+ op; + onbepaalde wijs][weldra zullen] être sur le point (de)7 [gericht zijn] être dirigé (vers)8 [bij voortduring met iets bezig zijn] être en train (de)10 [stilstaan] rester immobile11 [onaangeroerd zijn] rester intact12 [niet wijken] résister (à)♦voorbeelden:ga er maar aan staan! • essaie un peu!gaan staan • se leverergens aan gaan staan • attaquer qc.ergens onverwacht voor komen te staan • se trouver subitement confronté à qc.iemand laten staan • laisser qn. deboutik kan niet lezen wat daar staat • je ne peux pas lire ce qui est écritovereind staan • se tenir deboutrechtop staan • se tenir droit〈 figuurlijk〉 achter iets staan • soutenir qc.die gebeurtenis staat geheel op zichzelf • cet événement est totalement isoléje staat op mijn tenen • tu me marches sur le piedop zijn tenen staan • être sur la pointe des pieds〈 figuurlijk〉 voor iemand staan • défendre la cause de qn.voor zijn mening staan • défendre son opinion〈 figuurlijk〉 ergens alleen voor staan • être seul face à qc.de kerk staat midden in het dorp • l'église se trouve au milieu du villagedeze stoel staat op drie poten • cette chaise repose sur trois piedshet eten staat op tafel • le repas est sur la tablealleen staan • être seulde kansen staan goed • les chances sont bonneshet water staat hoog • la marée est hauteleeg staan • être inoccupéde bloemen staan er mooi bij • les fleurs sont belleshaar gezicht staat vrolijk • elle a un visage réjouihet staat geschreven • c'est écriter goed bij staan • prospérerzoals de zaken ervoor staan • au point où en sont les chosesergens middenin staan • participer activement à qc.〈 figuurlijk〉 iemand na staan • être proche de qn.buiten iets staan • être en dehors de qc.in zijn twee staan • être en secondezij staat derde in het klassement • elle est troisième au classementde tranen staan hem in de ogen • il a les larmes aux yeuxonder iemand staan • être sous les ordres de qn.de verwarming staat op 18° • le chauffage est à 18°ergens sceptisch tegenover staan • être sceptique à l'égard de qc.7 staat tot 14 als 8 staat tot 16 • 7 est à 14 ce que 8 est à 16dat stáát niet • ça ne va pasdat kapsel staat u goed • cette coiffure vous va bienhet staat niet in van Dale • (le) Van Dale ne le mentionne paswat staat er in de krant? • qu'y a-t-il dans le journal?het staat op haar naam • c'est à son nom7 de zon staat 's middags op deze kamer • l'après-midi, le soleil donne dans cette pièceergens van staan kijken • être très étonné par qc.staan luisteren • être en train d'écouterzich staan te vervelen • s'ennuyerze staat al een uur te wachten • ça fait une heure qu'elle attend(iets) tot staan brengen • arrêter (qc.)sta of ik schiet! • halte ou je tire!laat staan dat … • sans parler de …zijn eten laten staan • ne pas toucher à son repasde alcohol laten staan • ne plus boire (d'alcool)zijn baard laten staan • se laisser pousser la barbeer staat nog wat van gisteren • il en reste encore un peu d'hier12 ervoor staan • être prêt à affronter qc.zij staat voor niets • elle ne recule devant rienhij staat op goede manieren • il exige de bonnes manièreser staat heel wat te doen • il y a encore beaucoup à fairezij ziet hem niet staan • il n'existe pas pour elle
См. также в других словарях:
cela — [ s(ə)la ] pron. dém. • XIIIe; de 2. ce, et là 1 ♦ (Opposé à ceci) Désigne ce qui est plus éloigné; ce qui précède; ce qu on oppose à ceci. 2 ♦ Cette chose. ⇒ 1. ça(plus cour.). Buvez cela. Ne parlez pas de cela. Remplace ce … Encyclopédie Universelle
pour — [ pur ] prép. et n. m. inv. • por Xe; pro 842; lat. pop. por, class. pro « devant » I ♦ (Marquant l idée d échange, d équivalence, de correspondance, de réciprocité) 1 ♦ En échange de; à la place de. Acheter, acquérir, vendre qqch. pour telle… … Encyclopédie Universelle
pour — 1. (pour) prép. 1° Sert à marquer le motif, la destination. Faire de l exercice pour sa santé. • Le soleil, la lune et les astres sont conduits pour l utilité des hommes, et obéissent à Dieu, SACI Bible, Baruch, VI, 59. • ... Vivaient le… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Pour une Intervention Communiste — est un groupe communiste se rattachant au communisme de conseils et ayant existé de 1973 à 1982. Ses positions sont globalement celles de la gauche communiste allemande (Parti communiste ouvrier d Allemagne), et son analyse de la société… … Wikipédia en Français
Pour une intervention communiste — est un groupe communiste se rattachant au communisme de conseils et ayant existé de 1973 à 1982. Ses positions sont globalement celles de la gauche communiste allemande (Parti communiste ouvrier d Allemagne), et son analyse de la société… … Wikipédia en Français
POUR — Préposition qui sert à marquer Le motif, ou la cause finale, ou la destination. Dieu donne à l homme pour soutiens l espérance et la résignation. Cet homme fait de l exercice pour sa santé. Il est arrivé du vin pour votre provision. Ces chevaux… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
cela — (se la), nom général de chose, ou, ce qui revient au même, l adjectif ce (cela est pour ce là) pris substantivement au masculin singulier. 1° Indiquant, par opposition à ceci, la chose la plus éloignée. Reprenez ceci et donnez moi cela. Cela… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
Pour une généalogie de la morale — Généalogie de la morale La Généalogie de la morale. Un écrit polémique (Zur Genealogie der Moral. Eine Streitschrift) est une œuvre du philosophe Friedrich Nietzsche publiée en 1887. Elle se compose de trois dissertations : I. « Bon et… … Wikipédia en Français
pour — prép. ; afin de (+ inf.) : d2c. / devant un p / dc. psc. PÈ (Aillon Jeune 234b, Aillon Vieux 273, Albanais 001, Albertville, Annecy 003, Balme Sillingy, Bellevaux 136, Billième 173, Bogève 217b, Bourget Huile 289b, Chable 232, Chambéry 025b,… … Dictionnaire Français-Savoyard
CELA (C. J.) — Le prix Nobel de littérature a été attribué en 1989 à Camilo José Cela. Après José Echegaray (1904, avec Frédéric Mistral), Jacinto Benavente (1922), Juan Ramón Jiménez (1956), Vicente Aleixandre (1977), C. J. Cela est le cinquième homme de… … Encyclopédie Universelle
Pour une ethique du futur — Pour une éthique du futur Pour une éthique du futur est un recueil publié dans les années 1990 par Hans Jonas regroupant deux textes de ce dernier, tirés des conférences qu il donnait pour expliquer son ouvrage Le Principe responsabilité. Ces… … Wikipédia en Français