-
1 opponent
adj. tegenstrijdig; tegenover staand; omgekeerd--------n. opponent, tegenstander, tegenspeler[ əpoonənt] 〈 ook attributief〉1 opponent ⇒ tegenstander, tegenspeler -
2 a declared opponent of the regime
English-Dutch dictionary > a declared opponent of the regime
-
3 charge at an opponent
charge at an opponent -
4 cut out an opponent
-
5 defeat of an opponent
defeat of an opponent -
6 he felled his opponent at a/with one blow
he felled his opponent at a/with one blowEnglish-Dutch dictionary > he felled his opponent at a/with one blow
-
7 make a score against/off one's opponent
make a score against/off one's opponentEnglish-Dutch dictionary > make a score against/off one's opponent
-
8 the boxer really punished his opponent
English-Dutch dictionary > the boxer really punished his opponent
-
9 throw one's opponent
-
10 worthy opponent
achtenswaardige tegenstander -
11 charge
n. prijs; verantwoordelijkheid; lading; beschuldiging--------v. rekenen (ook bij een betaling); gebieden; beginnen; opladen (ook van geweer); declarerencharge1[ tsja:dzj]3 prijs ⇒ kost(en), schuld4 iets/iemand waarvoor men verantwoordelijk is ⇒ pupil, beschermeling♦voorbeelden:face a charge of theft • terechtstaan wegens diefstalarrest someone on a charge of murder • iemand arresteren op beschuldiging van moord1 zorg ⇒ hoede, leiding♦voorbeelden:I've got charge of this class • ik heb de leiding in deze klastake charge of • de leiding nemen over, zich belasten metin charge of • verantwoordelijk voorin/under the charge of • onder de hoede van————————charge22 opladen ⇒ laden, vullen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bevelen ⇒ opdragen, instrueren♦voorbeelden:charge something (up) to/against one's account • iets op zijn rekening laten schrijven -
12 cut out
automatische schakelaar (een electrische schakelaar die de electrisiteit uitstelt bij te zware belasting); stoppen; wegsnijdencut out1 uitvallen ⇒ defect raken, het begeven2 afslaan♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitsnijden/knippen/hakken ⇒ modelleren, vormen♦voorbeelden:3 cut it/that out! • hou (er/daarmee/over) op! -
13 declared
-
14 defeat
n. nederlaag, verlies--------v. overwinnen, winnen; verijdelendefeat1[ diffie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:defeat of an opponent • overwinning op een tegenstander————————defeat2〈 werkwoord〉1 verslaan ⇒ overwinnen, winnen van♦voorbeelden:2 be defeated in an attempt • een poging zien mislukken/stranden -
15 fell
adj. berg, rots (Eng.); wreed; omhakken, (neer)vellen--------n. vel,huid; heuvel, berg--------v. omhakken, kappen; op de grond laten vallen; afwerken van een steek (bij naaiwerk)fell1[ fel] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 huid ⇒ vel, vacht————————fell2〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 wreed♦voorbeelden:————————fell3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:————————fell4→ fall fall/ -
16 punish
v. straffen[ punnisj]♦voorbeelden: -
17 score
n. resultaat; puntenstelsel; winstpunt; rangschikking; tientallig; schuld; rekening; partituur; aantekening; spleet, snee--------v. bereiken, winnen, hoog scoren; hoge punten krijgen; aantekenen; spleet, sneescore1[ sko:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stand ⇒ puntentotaal, score3 getrokken/ingesneden lijn ⇒ kerf, kras; striem, schram; lijn6 grief7 onderwerp ⇒ thema, punt♦voorbeelden:1 what is the score? • hoeveel staat het?keep (the) score • de stand bijhoudenlevel the score • gelijkmakenon the score of • vanwegeon that score • daaromrun up a score • in de schulden rakenon this/that score • wat dit/dat betreft————————score23 succes hebben/boeken♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 score off/against/over someone • iemand aftroeven; iemand de grond in trappen 〈 in debat〉; iemand voor gek zettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 lijn(en) trekken/krassen ⇒ (in)kerven; schrammen6 een score/puntentotaal halen van 〈 bijvoorbeeld in test〉♦voorbeelden:2 score something (up) against/to someone • iets op iemands rekening schrijven 〈 ook figuurlijk〉; iemand iets aanrekenen -
18 throw
n. worp, gooi--------v. werpen; toegooien; afgooien; gooien metthrow1[ θroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————throw2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 richten ⇒ (toe)werpen, toezenden7 snel op zijn plaats brengen ⇒ werpen, leggen, maken8 verslaan9 maken ⇒ hebben, organiseren♦voorbeelden:1 throw dice • dobbelstenen gooien, dobbelenthe horse threw him • het paard wierp hem afthrow its feathers • ruiensnakes throw their skins • slangen werpen hun huid afthrow oneself at someone • zich op iemand storten/werpen; zich aan iemand opdringenthrow oneself into something • zich ergens op werpen, zich enthousiast ergens in stortenhe was thrown into prison • hij werd in de gevangenis geworpenthrow a cape over one's shoulders • zich een cape over de schouders gooienbe thrown (back) upon one's own resources • op zichzelf worden teruggeworpenhe threw us a sarcastic look • hij wierp ons een sarcastische blik toethrow the switch to ‘off’ • de schakelaar op ‘uit’ zettenthrow someone into confusion/into a fit • iemand in verwarring brengen/een stuip bezorgenthey were thrown out of work • ze waren ineens zonder werkthrown upon each other • op elkaar aangewezen→ throw about throw about/, throw around throw around/, throw away throw away/, throw back throw back/, throw down throw down/, throw in throw in/, throw off throw off/, throw out throw out/, throw over throw over/, throw overboard throw overboard/, throw together throw together/, throw up throw up/
См. также в других словарях:
opponent — [ə pō′nənt] n. [< L opponens, prp. of opponere < ob (see OB ) + ponere, to place: see POSITION] a person who opposes; person against one in a fight, game, debate, argument, etc.; adversary adj. 1. Rare opposite, as in position 2. opposing;… … English World dictionary
Opponent — Op*po nent, n. 1. One who opposes; an adversary; an antagonist; a foe. Macaulay. [1913 Webster] 2. One who opposes in a disputation, argument, or other verbal controversy; specifically, one who attacks some thesis or proposition, in distinction… … The Collaborative International Dictionary of English
Opponent — (lat. opponere: entgegensetzen, einwenden) ist die Bezeichnung für einen Argumentationsgegner. Der Ausdruck wird in einem Promotionsverfahren und in der Dialogischen Logik verwendet. Gutachter im Promotionsverfahren Bei einer Promotion hatte oder … Deutsch Wikipedia
opponent — opponent, antagonist, adversary all denote one who expresses or manifests opposition. Unlike enemy they do not necessarily imply personal animosity or hostility. An opponent is one who is on the opposite side in a contest (as an argument,… … New Dictionary of Synonyms
Opponent — Op*po nent, a. [L. opponens, entis, p. pr. of opponere to set or place against, to oppose; ob (see {Ob }) + ponere to place. See {Position}.] Situated in front; opposite; hence, opposing; adverse; antagonistic. Pope. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Opponént — (lat.), bei einer Disputation Gegner des Disputanten; opponieren, widersprechen … Kleines Konversations-Lexikon
opponent — I noun adversarius, adversary, adverse party, challenger, combatant, contender, cornval, disputant, one who opposes, opposer, opposing litigant, opposing party, opposite, opposite side, opposition, other side II index adversary, contender, cont … Law dictionary
opponent — (n.) 1580s, from L. opponentem (nom. opponens), prp. of opponere oppose, object to, set against, from ob against (see OB (Cf. ob )) + ponere to put, set, place (see POSITION (Cf. position)) … Etymology dictionary
opponent — [n] person with whom one competes adversary, antagonist, anti*, aspirant, assailant, bandit*, bidder, candidate, challenger, competitor, con, contestant, counteragent, dark horse*, disputant, dissentient, enemy, entrant, foe, litigant, match,… … New thesaurus
opponent — ► NOUN 1) a person who competes with or fights another in a contest, game, or argument. 2) a person who disagrees with or resists a proposal or practice. ORIGIN from Latin opponere set against … English terms dictionary
opponent — op|po|nent W3 [əˈpəunənt US əˈpou ] n [Date: 1500 1600; : Latin; Origin: , present participle of opponere; OPPOSE] 1.) someone who you try to defeat in a competition, game, fight, or argument ▪ Graf s opponent in today s final will be Sukova.… … Dictionary of contemporary English