-
1 mess up
in de war sturen, verknoeien; smerig/vuil maken; ruw aanpakken, toetakelen; in moeilijkheden brengenmess up〈 informeel〉2 smerig/vuil maken♦voorbeelden: -
2 mutilate
v. verminken, toetakelen[ mjoe:tilleet] 〈zelfstandig naamwoord: mutilation〉 -
3 knock about
-
4 manhandle
v. ruw aanpakken; hardhandig verschuiven[ mænhændl, -hændl]1 ruw behandelen ⇒ toetakelen, afranselen -
5 maul
n. hamer--------v. verwonden, ruw aanpakken, toetakelen[ mo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————maul2〈 werkwoord〉 -
6 punish
v. straffen[ punnisj]♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский