-
41 beat
adj. verslagen, geklopt--------n. slag; ritme; klop; gong; weg--------v. slaan; smeden; verslaan, overwinnenbeat1[ bie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 slag2 (vaste) ronde/route 〈 voornamelijk van politieagent〉5 klop/drijfjacht♦voorbeelden:be on one's beat • zijn ronde doen————————beat21 slaan ⇒ bonzen, beuken; woeden; kloppen 〈 van hart, bloed〉; trommelen; tikken 〈 van klok〉; fladderen 〈 van vleugel〉2 een klop/drijfjacht houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉6 afzoeken♦voorbeelden:the recipe to beat all recipes • het recept dat alles slaatbeat flat • platslaanbeat back • terugslaan/drijvenbeat the door in • de deur intrappenbeat someone's head in • iemand de hersens inslaanbeat something into someone's head • iemand iets inhameren〈 informeel〉 can you beat that? • heb je ooit zoiets gehoord/gezien?he beat me to it • hij was me voor -
42 false
adj. bedriegelijk; voor niets, tevergeefs; ledig; per vergissing; onwaar; gelogen; onecht; liegend; ontrouwfalse1[ fo:ls] 〈bijvoeglijk naamwoord; falser; falseness〉1 onjuist ⇒ fout(ief), verkeerd3 bedrieglijk ⇒ onbetrouwbaar, leugenachtig♦voorbeelden:false start • valse starttrue or false? • waar of onwaar?false bottom • dubbele bodemunder false pretences • onder valse voorwendselsfalse scent • dwaalspoorbe false to one's friends • zijn vrienden ontrouw zijn————————false2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
43 ring
n. bel; ring; cirkel; kring; geluid; piste--------v. bellen, telefoneren; omsingelen, omringenring1[ ring]1 ring ⇒ kring; piste, arena♦voorbeelden:her offer has a suspicious ring • er zit een luchtje aan haar aanbodII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 het boksen ⇒ bokswereld, ring2 circus ⇒ circuswereld, piste♦voorbeelden:————————ring2〈 werkwoord〉————————ring32 bellen ⇒ de klok luiden, aanbellen♦voorbeelden:1 ring true • oprecht/gemeend ken→ ring up ring up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen/laten rinkelen ⇒ luiden♦voorbeelden:→ ring up ring up/ -
44 alarmist
n. paniekzaaier, iemand die voor niets alarm slaat[ əla:mist]♦voorbeelden:be alarmist • paniek zaaien -
45 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
46 cause
n. oorzaak; reden; beweegreden; aanleiding; zaak--------v. veroorzakencause1[ ko:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 oorzaak2 reden ⇒ beweegreden, motief, grond♦voorbeelden:2 give cause for • reden geven tot/omthere is no cause for alarm • er is geen reden voor ongerustheidwork for a good cause • voor een goed doel werkenplead one's cause • zijn zaak bepleitena lost cause • een verloren/hopeloze zaak————————cause2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
47 cry wolf (too often)
-
48 give the alert
-
49 go off
exploderen; schieten, uitschieten van een kogel (geweer); in slaap vallen; stiekem weggaan; ophouden verliefd te zijn; overgaango off2 afgaan 〈 van alarm, geweer〉 ⇒ ontploffen 〈 van bom〉; aflopen 〈 van wekker〉; losbarsten 〈 ook figuurlijk〉♦voorbeelden:go off with • ertussenuit knijpen/ervandoor gaan metII 〈werkwoord + voorzetsel〉1 afgaan/afstappen van -
50 hoax
n. bedrog--------v. om de tuin leiden, voor de gek houdenhoax1[ hooks] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bedrog♦voorbeelden:the painting was a hoax • het schilderij was een vervalsingplay a hoax on someone • iemand een poets bakken————————hoax2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 hoax someone into believing that • iemand laten geloven dat … -
51 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
52 siren
-
53 sound
adj. gezond en wel; aanspreekbaar; diep; gevestigd; ontwikkeld; zeker; rechtvaardig; geloofwaardig; sterk--------n. geluid; klank; zeeëngte; uitspraak; medisch instrument--------v. ken; peilen, polsen; laten horen; horen; uitsprekensound1[ saund]2 inham ⇒ baai, golf1 geluid ⇒ klank, toon♦voorbeelden:1 I don't like the sound of it • het bevalt me niet, het zit me niet lekkerfrom/by the sound(s) of it/things • zo te horen————————sound2〈bijvoeglijk naamwoord; soundness〉3 solvent ⇒ financieel gezond; evenwichtig, betrouwbaar♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 be (as) sound as a bell • (zo) gezond als een vis zijn; perfect functioneren 〈 machine〉a sound mind in a sound body • een gezonde geest in een gezond lichaam————————sound3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————sound4〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
54 the bomb scare turned out to be a hoax
English-Dutch dictionary > the bomb scare turned out to be a hoax
-
55 trip wire
trip wire -
56 wind up
opwinden; eindigen, concluderen; zich laten opwinden[ wajnd up]♦voorbeelden:you'll wind up with an ulcer • jij loopt nog eens een maagzweer op1 besluiten ⇒ beëindigen, afronden♦voorbeelden:1 wind up a conversation/project • een gesprek/project beëindigen2 omhoogdraaien ⇒ ophalen/hijsen♦voorbeelden:3 be/get wound up • opgewonden zijn/raken -
57 wolf
n. wolf; wreed iemand; iemand die achter vrouwen aanzit; ongestemde toon (muziek)--------v. opschrokken; wolfwolf1[ woelf] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: wolves; in betekenis 0.1 ook wolf〉1 wolf♦voorbeelden:wolf in sheep's clothing • wolf in schaapsklerencry wolf (too often) • (te vaak) (lichtvaardig) loos alarm slaan→ lone lone/————————wolf2〈 werkwoord〉 -
58 alerter
n. alarm signaal, wekt aandacht, waarschuwt -
59 cries wolf
loos alarm slaan -
60 cry wolf
loos alarm slaan
См. также в других словарях:
Alarm management — is the application of human factors (or ergonomics as the field is referred to outside the U.S.) along with instrumentation engineering and systems thinking to manage the design of an alarm system to increase its usability. Most often the major… … Wikipedia
ALARM — англ. Air Launched Anti Radiation Missile … Википедия
Alarm (Zeitschrift) — Alarm war eine anarchistische Zeitschrift für, so der Untertitel, freien Sozialismus und erschien von 1919 (mit Unterbrechung wegen Erscheinungsverbotes) bis 1930. Inhaltliche Themen waren Kommunismus, Sozialismus, Anarchismus,… … Deutsch Wikipedia
Alarm Call — Saltar a navegación, búsqueda «Alarm Call» Sencillo de Björk del álbum Homogenic Publicación noviembre de 1998 Formato CD … Wikipedia Español
ALARM missile — ALARM (Air Launched Anti Radiation Missile) is a British anti radiation missile designed primarily to destroy enemy radars for the purpose of Suppression of Enemy Air Defence (SEAD). It is used by the RAF and the Royal Saudi Air Force. [cite news … Wikipedia
Alarm call — «Alarm Call» Sencillo de Björk del álbum Homogenic Formato CD Género(s) Trip hop Duración 3:38 (edit) 4:19 (album) Discográfica One Lit … Wikipedia Español
Alarm für Cobra 11 — – Die Autobahnpolizei Genre Action, Crime drama Starring Johannes Brandrup (1995) Rainer Strecker (1995) Erdogan Atalay (1995 ) … Wikipedia
ALARM — Grunddaten Funktion Anti Radar Rakete Hersteller MBDA Entwicklung 1982 … Deutsch Wikipedia
Alarm — A*larm ([.a]*l[aum]rm ), n. [F. alarme, It. all arme to arms ! fr. L. arma, pl., arms. See {Arms}, and cf. {Alarum}.] 1. A summons to arms, as on the approach of an enemy. [1913 Webster] Arming to answer in a night alarm. Shak. [1913 Webster] 2.… … The Collaborative International Dictionary of English
Alarm bell — Alarm A*larm ([.a]*l[aum]rm ), n. [F. alarme, It. all arme to arms ! fr. L. arma, pl., arms. See {Arms}, and cf. {Alarum}.] 1. A summons to arms, as on the approach of an enemy. [1913 Webster] Arming to answer in a night alarm. Shak. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English
Alarm clock — Alarm A*larm ([.a]*l[aum]rm ), n. [F. alarme, It. all arme to arms ! fr. L. arma, pl., arms. See {Arms}, and cf. {Alarum}.] 1. A summons to arms, as on the approach of an enemy. [1913 Webster] Arming to answer in a night alarm. Shak. [1913… … The Collaborative International Dictionary of English