-
1 fight
n. slag, oorlog; gevecht; ruzie; bokswedstrijd; gevechtlust--------v. vechten, strijden; bevechten; doorbreken tijdens gevechtfight1[ fajt] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 gevecht ⇒ strijd, vechtpartij♦voorbeelden:1 put up a brave/good/poor fight • dapper/weinig weerstand biedena fight to the finish • een gevecht tot het bittere einde→ free free/————————fight22 ruziën♦voorbeelden:fight shy of something • ergens met een boog omheen lopenfight back • weerstand biedenfight on • doorvechtenfight for peace • strijden voor vredeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bevechten ⇒ bestrijden, strijden tegen♦voorbeelden:1 fight disease/the French • vechten tegen ziekte/de Fransenfight one's way out of a difficult situation • zich uit een benarde positie bevrijdenfight one's way back to respectability • met moeite zijn aanzien heroverenfight down one's anger • zijn boosheid onderdrukkenfight off something • ergens weerstand tegen biedenfight it out • het uitvechten -
2 go
n. Japans bordspel voor twee personen in ruiten verdeeld door 19 horizontale en 19 vertikale lijnen--------n. poging; enthousiasme; activiteit (spreektaal)--------v. lopen, gaan; gaan (rijden); aankomen; wordengo11 poging3 pit ⇒ fut, energie4 aanval♦voorbeelden:have a go doing something • iets proberen te doen2 at/in one go • in één klap, in één keerhave a go at • een aanval doen op; uitvallen tegen, van leer trekken tegen¶ be all the go • in de mode zijn, erg in trek zijnmake a go of it • er een succes van makenit 's all go • het is een drukte van je welste(up)on the go • in de weer, in volle actie(it 's) no go • het kan niet, het lukt nooit→ near near/————————go21 goed functionerend ⇒ in orde, klaar♦voorbeelden:————————go31 gaan ⇒ starten, vertrekken; beginnen, aanvatten, aanvangen2 gaan ⇒ voortgaan, lopen, reizen12 vooruitgaan ⇒ vorderen, opschieten18 verdwijnen ⇒ wijken, afgeschaft worden, afgevoerd worden23 beschikbaar/voorhanden zijn♦voorbeelden:go fetch! • zoek!, apporte! 〈 tegen hond〉go to find someone • iemand gaan zoekengo fishing • uit vissen gaanleave go of • loslaten, laten gaanlook where you are going! • kijk uit je doppen!〈 informeel〉 don't go saying that! • zeg dat nou toch niet!go shopping • gaan winkelenwho goes there? • wie daar? 〈 vraag naar wachtwoord〉go aside • opzij gaan, zich even terugtrekkengo near to do/doing something • iets bijna doengo on an errand • een boodschap (gaan) doengo on a journey • op reis gaango on the pill • aan de pil gaango on the stage • bij het toneel gaanready, steady, go! • klaar voor de start? af!2 go by air/car • met het vliegtuig/de auto reizengo for a walk • een wandeling maken1the forks go in the top drawer • de vorken horen in de bovenste la1where do you want this cupboard to go? • waar wil je deze kast hebben?3plus any cash that was going • plus wat voor geld er maar beschikbaar wasgo aboard • aan boord gaango abroad • naar het buitenland gaango straight • rechtop lopengo along that way • die weg nemen/volgengo from bad to worse • van kwaad tot erger vervallenthe difference goes deep • het verschil is erg grootgo in fear of one's life • voor zijn leven vrezenas things go • in vergelijking, in het algemeengo armed • gewapend zijnit will go hard with him • het zal erg moeilijk voor hem wordenhow are things going? • hoe gaat het ermee?how is work going? • hoe staat het met het werk?go slow • een langzaam-aan-actie houdenthe tune goes like this • het wijsje kt als volgt10 go well • goed aflopen, goed komen11 how did the exam go? • hoe ging het examen?go in someone's favour • in iemands voordeel uitvallenwhat he says goes • wat hij zegt, gebeurt ook12 how is the work going? • hoe vordert het (met het) werk?go unpunished • ongestraft wegkomengoing!, going!, gone! • eenmaal! andermaal! verkocht!16 go on • besteed worden/gespendeerd worden aanmy complaints went unnoticed • mijn klachten werden niet gehoordthe cook must go • de kok moet gaanhe paid as he went • hij betaalde directit only goes to show • zo zie je maargo (a-)begging • geen aftrek vinden, niet gewild zijnif these things are going begging I'll take them • als niemand (anders) ze wil, neem ik ze wel〈Brits-Engels; informeel〉 go and do something • iets gaan doen; zo maar even iets doen; zo dwaas zijn iets te doenlet oneself go • zich laten gaan, zich ontspannen; zich verwaarlozenanything goes • alles is toegestaanhe kept going like this • hij deed telkens zogo carefully • heel bedachtzaam/behoedzaam te werk gaango easy • het rustig(er) aan (gaan) doengo easy with • aardig/vriendelijk zijn tegen〈 informeel〉 here goes! • daar gaat ie (dan)!〈 informeel〉 here we go again • daar gaan we weer, daar heb je het weerthere it goes • weg, foetsie; kapotgo wrong • een fout maken, zich vergissen; fout/mis gaan, de mist in gaan; 〈 informeel〉stuk gaan, het begeven 〈 van apparaat〉; het verkeerde pad opgaan→ go about go about/, go across go across/, go after go after/, go against go against/, go ahead go ahead/, go along go along/, go around go around/, go at go at/, go away go away/, go back go back/, go beyond go beyond/, go by go by/, go down go down/, go far go far/, go for go for/, go forward go forward/, go in go in/, go into go into/, go off go off/, go on go on/, go out go out/, go over go over/, go round go round/, go through go through/, go to go to/, go together go together/, go under go under/, go up go up/, go with go with/, go without go without/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:go the same way • dezelfde kant opgaango the shortest way • de kortste weg nemen¶ go it alone • iets/het helemaal alleen doengo it strong • er hard tegenaan gaan; overdrijven, het er dik op leggen♦voorbeelden:go absent • afwezig blijvengo bad • slecht worden, bedervengo blind • blind wordengo broke • al zijn geld kwijtrakengo cold • koud wordengo hot and cold • het (afwisselend) warm en koud krijgengo hungry • honger krijgengo ill/sick • ziek wordenthe milk went sour • de melk werd zuurgoing fifteen • bijna vijftien (jaar), naar de vijftien toe -
3 underbid
v. minder bieden dan-; te weinig biedenunderbid[ - bid]1 te laag/weinig biedenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 bid
n. bod, prijsopgave, offerte--------v. zegenen, toewensen; een prijs voorstellen; verhandelen; bestellenbid1[ bid] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 bod♦voorbeelden:no bid • pas————————bid23 dingen♦voorbeelden:————————bid3♦voorbeelden:bid someone welcome • iemand welkom heten -
5 breast
n. borst--------v. het hoofd bieden aan-; weerstaan; worstelen tegen-breast1[ brest] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 borst ⇒ voorzijde, borststuk2 hart ⇒ boezem, gemoed♦voorbeelden:→ clean clean/————————breast2〈 werkwoord〉1 het hoofd bieden ⇒ weerstaan, (op) worstelen tegen -
6 call
n. roep; telefoontje; visite, bezoek; bel; uitnodiging; aanklacht; moeten--------v. roepen; schreeuwen; uitnodigen; telefoneren; bezoekencall1[ ko:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 〈 benaming voor〉 signaal ⇒ 〈 leger〉 verzamelsignaal 〈op bugel e.d.〉; 〈 jacht〉 hoornsignaal; (met lokfluitje) nagebootste dierenroep; 〈 brandweer〉 alarm4 (kort/formeel/zakelijk) bezoek5 beroep ⇒ aanspraak, claim6 oproep(ing) ⇒ sommatie, roep(ing); appel, voorlezing van presentielijst 〈 school, parlement e.d.〉; 〈 geldwezen〉 oproep tot aflossing van een schuld, aanmaning7 reden ⇒ aanleiding, noodzaak, behoefte10 telefoontje ⇒ (telefoon)gesprek, belletje♦voorbeelden:within call • binnen gehoorsafstandpay a call on someone • iemand een kort bezoek brengen, bij iemand langsgaanthe actors received a call for eight o'clock • de acteurs moesten om acht uur ophave at/on one's call • tot zijn (onmiddellijke) beschikking hebben〈 geldwezen〉 money at/on call, loan on call • callgeld, daggeldleningthere's no call for you to worry • je hoeft je niet ongerust te makenthere's not much call for figs • er is niet veel vraag naar vijgen→ close close/————————call21 (even) langsgaan/komen ⇒ (kort) op bezoek gaan, aanwippen; stoppen 〈 op station〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 call by • (even) aan/binnenwippenplease call in this afternoon • kom vanmiddag even langs alsjeblieftdo call round again • kom vooral nog eens langsthe ship calls at numerous ports • het schip doet talrijke havens aan3 roepen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ zijn roep uiten 〈 van vogel〉; lokken 〈 door nabootsing van dierengeluid〉; 〈 in het bijzonder〉 ritmisch roepen 〈 instructies〉; bij dans♦voorbeelden:call (something) (out) to someone • iemand (iets) toeroepenEdith will call (you) tonight • Edith belt (je) vanavondduty calls (me) • de/mijn plicht roept4 did Joan call (hearts) at all? • hééft Joan wel (harten) geboden?1 afroepen ⇒ oplezen, opsommen3 afkondigen ⇒ bijeenroepen, proclameren4 wakker maken ⇒ wekken, roepen7 het houden op ⇒ zeggen, (een bedrag) afmaken op♦voorbeelden:call to witness • als getuige oproepencall down/in/over • (naar) beneden/(naar) binnen/bij zich roepencall a meeting • een vergadering beleggen/bijeenroepenhow can you call yourself my friend? • hoe kun je beweren dat je mijn vriend(in) bent?call someone a liar • iemand uitmaken voor leugenaaryou call that hard? • noem/vind je dat moeilijk?call (something) one's own • (iets) bezitten, (iets) zijn eigendom (kunnen) noemen〈 informeel〉 what d'you call it? • hoe-heet-het-ook-weer?, dingesbe called after one's grandfather • vernoemd zijn naar zijn grootvadercall away • wegroepencall forth • oproepen, (naar) boven brengencall forward • naar voren roepen -
7 house
n. huis; theater; publiek--------v. huisvesten, onderdak bieden aanhouse11 huis ⇒ woning, behuizing; (handels)huis3 〈 ook House〉(vorstelijk/adellijk) geslacht ⇒ (konings/vorsten)huis, adellijke familie4 (bioscoop/schouwburg)zaal ⇒ voorstelling♦voorbeelden:house of detention • huis van bewaringhouse of God • godshuis, huis des Hereneat someone out of house and home • iemand de oren van het hoofd etenset up house • op zichzelf/zelfstandig gaan wonenon the house • van het huis, (rondje) van de zaakthe House of Lords • het Hogerhuisthe House of Representatives • het Huis van Afgevaardigdenkeep/make a House • het quorum bijeenhouden/brengenkeep house • (het) huishouden (doen)————————house2 -
8 outbid
-
9 overbid
n. hoog aanbod--------v. meer bieden dan, overtreffen; te hoog aanbod indienenoverbid1————————overbid2〈 werkwoord〉 〈 ook kaartspel〉 -
10 raise
n. (het) verhogen--------v. oplichten; verheffen; verhogen, bijeenbrengen; grootbrengen; verbouwen; fokkenraise1[ reez] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————raise2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rechtop/overeind zetten ⇒ oprichten; doen opstaan5 bouwen ⇒ opzetten, stichten6 kweken ⇒ produceren, verbouwen8 uiten ⇒ aanheffen; ter sprake brengen, opperen9 doen ontstaan ⇒ beginnen, in het leven roepen♦voorbeelden:raise questions • vragen opwerpenwe'll raise these issues with the staff • we zullen deze kwesties met de staf besprekenthe play raised a storm of applause • het stuk ontketende een storm van toejuichingenthe old wreck was raised to the surface • het oude wrak werd boven water gebracht14 raise money • aan geld komen, geld bij elkaar krijgenraise taxes • belastingen heffen -
11 stem
n. stam (v. boom/woord); hoofdstengel, steel (v. glas, pijp); voorsteven--------v. eruit voorkomen; versperren, blokkeren; terugstoten, afslaanstem1[ stem] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————stem2〈werkwoord; stemmed〉♦voorbeelden: -
12 abide
v. gehoorzamen; blijven; voortbestaan1 blijven♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 how can you abide such cruelty? • hoe kun je zo'n wreedheid verdragen? -
13 barter
v. uitwisselen, verwisselenbarter1[ ba:tə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————barter2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈+for〉ruilen (voor/tegen)♦voorbeelden: -
14 bid up
-
15 bidding
n. bod; gebod[ bidding]♦voorbeelden: -
16 cater for
v. voedsel leverencater for〈 Brits-Engels〉1 maaltijden verzorgen/leveren ⇒ cateren2 in aanmerking nemen ⇒ overwegen, rekening houden met3 zich richten op ⇒ bedienen, inspelen/inhaken op♦voorbeelden:we cater for all tastes • wij bieden voor elk wat wils -
17 choose
v. kiezen; voorkeur bieden, prefereren3 (ver)kiezen ⇒ willen, wensen♦voorbeelden:1 who did you choose (as/to be) leader? • wie hebben jullie als leider genomen?there is not much to choose between them • er valt weinig aan te kiezena lot to choose from • veel om uit te kiezen2 George chose not to come • George besloot niet te komen, kwam liever niet -
18 confront
v. konfronteren; verifiëren[ kənfrunt]♦voorbeelden:huge problems confront our nation • ons land ziet zich gesteld voor enorme problemenwe want to confront you with new evidence • we willen u nieuw bewijsmateriaal voorleggen -
19 cope with
het aankunnen, zich weten te reddencope withhet hoofd bieden (aan), bestrijden -
20 cope
См. также в других словарях:
Bieten — 1. Allzu theuer geboten, macht die Waare unwerth. – Henisch, 376; Lehmann, II, 27, 41. Lat.: Care taxata non est res undique (vendita) grata. (Sutor, 415; Philippi, I, 73; Gartner, 205; Binder II, 440.) 2. Beut das halb, so wirstu nicht betrogen … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Outdoor Cottage — (Ренен,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Nieuwe Veenendaalseweg 229, 3911 MJ Рене … Каталог отелей
Bad — Bid Bid (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request … The Collaborative International Dictionary of English
Bade — Bid Bid (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request … The Collaborative International Dictionary of English
Bid — (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request, and E.… … The Collaborative International Dictionary of English
Bid — (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request, and E.… … The Collaborative International Dictionary of English
Bid — (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request, and E.… … The Collaborative International Dictionary of English
Bidden — Bid Bid (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request … The Collaborative International Dictionary of English
Bidding — Bid Bid (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request … The Collaborative International Dictionary of English
To bid beads — Bid Bid (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request … The Collaborative International Dictionary of English
To bid defiance to — Bid Bid (b[i^]d), v. t. [imp. {Bade} (b[a^]d), {Bid}, (Obs.) {Bad}; p. p. {Bidden}, {Bid}; p. pr. & vb. n. {Bidding}.] [OE. bidden, prop to ask, beg, AS. biddan; akin to OS. biddian, Icel. bi[eth]ja, OHG. bittan, G. bitten, to pray, ask, request … The Collaborative International Dictionary of English