-
1 blé
blé [blee]〈m.〉1 tarwe♦voorbeelden:faire du blé • koren verbouwen〈 figuurlijk〉 manger son blé en herbe • zijn koren(tje) groen eten 〈 zijn geld reeds vóór de ontvangst verteren〉¶ blé de Turquie • Turkse tarwe, maïsblé noir • boekweitm1) koren, graan2) poen, geld -
2 épi
épi [eepie]〈m.〉♦voorbeelden:1 en épi • aarvormig, visgraat-, keper-voitures garées en épi • in schuine parkeervakken staande auto'sm1) (koren)aar2) piek -
3 grange
-
4 balle
balle [baal]〈v.〉1 bal2 kogel3 baal6 kaf♦voorbeelden:1 balle de break, de set, de match • break-, set-, matchpointballe au panier • korfbalballe coupée • kapbalballe croisée • crossbalballe let • netbalfaire quelques balles • een paar balletjes slaanjouer à la balle • met de bal spelen, kaatsenne pas toucher une balle • geen bal rakentirer à balles • met scherp schietenf1) bal2) kogel3) baal4) smoel5) kaf [van koren] -
5 coucher
coucher1 [koesĵee]〈m.〉2 onderdak ⇒ onderkomen, nachtverblijf♦voorbeelden:————————coucher2 [koesĵee]1 overnachten ⇒ de nacht doorbrengen, slapen♦voorbeelden:voiture qui couche dehors • auto die 's nachts altijd buiten staat→ chambreenvoyer coucher qn. • zich van iemand ontdoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉5 op schrift stellen ⇒ neer-, opschrijven, optekenen♦voorbeelden:2 zich uitstrekken ⇒ gaan liggen, zich (neer)leggen♦voorbeelden:se coucher par terre • op de grond gaan liggen→ lit1. m2) onderdak3) ondergang [zon]2. v1) overnachten, slapen4) neerleggen6) neer-, opschrijven3. se coucherv2) gaan liggen3) ondergaan [zon] -
6 eau
eau [oo]〈v.〉♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 s'en aller, tourner en eau de boudin • als een nachtkaars uitgaan, op niets uitdraaien〈 figuurlijk〉 eau du ciel • hemelwater, regeneau de Javel • bleekwaterun point d'eau • een tappunteau de roche • bergwatereau de rose • rozenwatereau de Seltz • sodawatereau de toilette • reukwater, eau de toilettec'est de l'eau claire • dat zijn banaliteiteneau courante • stromend watereau dentifrice • mondwatereau grasse • afwaswatereau plate • tafelwater zonder prikeau potable • drinkwatereau rougie • water met een scheut rode wijneau salée • zout watereau souterraine • grondwatereau thermale • water van warmwaterbronnenen disant cela, tu apportes de l'eau à son moulin • wat je daar zegt is koren op zijn molenen avoir l'eau à la bouche • ervan watertandenn'avoir pas inventé l'eau chaude • het buskruit niet hebben uitgevondenil coulera, passera de l'eau sous le(s) pont(s) • er zal nog veel water door de Rijn stromencuire qc. à l'eau • iets kokenêtre comme l'eau et le feu • water en vuur zijnêtre à l'eau, être dans l'eau • in het honderd gelopen zijnfaire venir l'eau à la bouche de qn. • iemand het water in de mond doen lopense jeter à l'eau • in het water springen 〈ook m.b.t. zelfmoord〉; 〈 figuurlijk〉 de sprong (in het duister) wagense jeter à l'eau de peur de la pluie • van de regen in de drup komenmettre l'eau à la bouche • doen watertandenpasser l'eau • het water overstekenporter de l'eau à la mer, à la rivière • water naar de zee dragen, uilen naar Athene dragentâter l'eau • z'n voelhoorns uitstekenaller à l'eau • het water ingaanaller sur l'eau • een boottochtje makenaller aux eaux, prendre les eaux • gaan kurenl'eau d'une perle • de helderheid van een parelbasses eaux • laagwatergrandes eaux • waterpartijenhautes eaux • hoogwatereaux industrielles • industrieel afvalwatereaux mortes • dood tijeaux résiduaires, usées • afvalwaternager entre deux eaux • de kool en de geit sparen, beide partijen te vriend houden1. f 2. eauxf pl1) kielwater2) vruchtwater3) kuur(oord)4) waterwerken [park] -
7 grain
grain [grẽ]〈m.〉2 bolletje ⇒ kraal, kern, pil4 zaad♦voorbeelden:séparer, trier le bon grain de l'ivraie • het kaf van het koren scheidencafé en grains • ongemalen koffie(bonen)grain de poussière • stofje, vuiltjegrain de sable • zandkorrelmettre son grain de sel • z'n neus in andermans zaken steken; zijn zegje doen, een duit in het zakje doengrain d'un cuir • nerf van een leersoortpeau à gros grains • huid met wijde poriënsans grain • effen, glad→ pouletm1) graankorrel2) bolletje3) graan4) zaad5) ruwheid6) greintje7) stortbui8) rukwind, vlaag [schip] -
8 moitié
moitié [mwaatjee]〈v.〉♦voorbeelden:il, elle est une moitié d'homme, de femme • hij, zij is zeer klein (van stuk)vers la moitié (du mois) d'octobre • ongeveer half oktoberà moitié • half, voor de helft, gedeeltelijk, grotendeelsà moitié chemin • halfweg, halverwegeà moitié fou • zo goed als gekgroupe de gens à moitié francophiles, à moitié francophobes • groep mensen deels Frans-, deels anti-Fransgezindagir, être, se mettre de moitié avec qn. • iemands compagnon, deelgenoot zijnles loyers ont augmenté de moitié • de huren zijn met de helft omhooggegaanpartager par (la), en moitié • (in tweeën) delen, halveren, door de helft doenpour moitié • voor de helftmoitié farine, moitié son • half kaf, half koren, het is noch het een noch het ander→ fautef1) helft2) echtgenote -
9 moucheté
-
10 remuer
remuer [rəmuu.ee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bewegen ⇒ in beweging brengen, roeren, verplaatsen2 (om)roeren ⇒ (om)schudden, mengen♦voorbeelden:remuer l'ordure, la boue • een schandaal oprakelenremuer des souvenirs • (oude) herinneringen ophalenremuer la terre • de aarde omwerken, omspitten2 zich inspannen ⇒ zich druk maken, zich moeite geven♦voorbeelden:3 remue-toi un peu! • schiet eens een beetje op!v1) bewegen3) omroeren4) ontroeren -
11 vanner
-
12 venir
venir [vənier]〈 werkwoord〉1 komen♦voorbeelden:le jour venu • toen de dag was aangebrokenprendre les choses comme elles viennent • de dingen nemen zoals ze zijnvenir voir qn. • iemand opzoekenvoir venir (les événements) • (de gebeurtenissen) rustig afwachtenje te vois venir • ik begrijp wel waar je heen wiltça vient? • komt er nog wat van?en venir à • ertoe komen omoù veut-il en venir? • 〈 figuurlijk〉waar wil hij naar toe?en venir à croire que, en venir à la conclusion que • tot de slotsom komen datil faudra bien en venir là • zover zal het toch moeten komenvenons-en au fait • laten we ter zake komencomment les choses en sont-elles venues là? • hoe heeft het ooit zover kunnen komen?il en est venu à mendier • hij moest zelfs gaan bedelenj'en viens à me demander si • ik begin me af te vragen ofj'en viens à votre question • nu kom ik aan uw vraagà venir • komendil me vient à l'épaule • hij komt tot mijn schouders'il venait à mourir • mocht hij komen te stervenvenir à qn. • naar iemand toe gaanvenir au-devant de qn. • iemand tegemoet gaanles larmes me vinrent aux yeux • de tranen schoten me in de ogend' où vient que? • hoe komt het dat?le livre vient de paraître • het boek is zojuist verschenencela lui vient de son père • dat heeft hij van zijn vader geërfdmot qui vient du latin • woord dat uit het Latijn afkomstig isv1) komen2) groeien -
13 blé couché
blé couché -
14 blé moucheté
blé moucheté -
15 éventer
éventer [eevãtee] -
16 faire du blé
faire du blé -
17 le blé vient bien
le blé vient bien -
18 manger son blé en herbe
manger son blé en herbe -
19 moitié farine, moitié son
Dictionnaire français-néerlandais > moitié farine, moitié son
-
20 remuer du grain
remuer du grain (pour l'aérer)
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Koren — ist der Familienname folgender Personen: Einar Sand Koren (* 1984), norwegischer Handballspieler Hanns Koren (1906–1985), österreichischer Volkskundler Katja Koren (* 1975), slowenische Skirennläuferin Kristjan Koren (* 1986), slowenischer… … Deutsch Wikipedia
Koren — Le nom peut désigner celui qui est originaire de Koren, nom de plusieurs localités d Europe Centrale (Bulgarie, République Tchèque, Russie). Cependant il est souvent porté par des juifs askhénazes, et peut, tout comme Korn (en allemand grain,… … Noms de famille
Koren — Koren, so v.w. Kerial … Pierer's Universal-Lexikon
Kören — (Küren), s. Körordnung und Viehzucht … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Kören — Kören, das Auswählen der männlichen Zuchttiere durch Körkommissionen nach den staatlichen Körordnungen … Kleines Konversations-Lexikon
Kören — Kören, S. Köhren … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
kören — Vsw männliche Haustiere zur Zucht auswählen per. Wortschatz fach. (15. Jh.) Stammwort. Niederdeutsche Form von küren. deutsch s. küren … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
koren — koren, korn obs. pa. pple. of choose v … Useful english dictionary
korén — a m (ẹ̑) 1. odebeljeni del korenine nekaterih rastlin, navadno stožčaste oblike: rastlino izpuliti s korenom; peteršiljev koren // v zvezi koren lečen, po ljudskem verovanju zdravilna rastlina, ki ima nenavadno, skrivnostno moč: iskati koren… … Slovar slovenskega knjižnega jezika
Kören — 1. Eck köre von Tüten, du hörest von Hüten. (Hildesheim.) – Firmenich, I, 185, 20; Klein, I, 246. Wenn jemand gänzlich misversteht. (S. ⇨ Reden.) 2. Kören deit kein Licent, segt de Beddelvagt. (Hildesheim.) – Hoefer, 60. 3. Von Kören kommt Kören … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
kören — kö|ren 〈V. tr.; hat〉 für die Zucht auswählen (männl. Tier) [<nddt. küren; → Kür] * * * kö|ren <sw. V.; hat [niederd. Form von ↑ küren] (Fachspr.): männliche Haustiere nach bestimmten Kriterien zur Zucht auswählen. * * * Koren, Stephan,… … Universal-Lexikon