-
1 brusquerie
brusquerie [bruuskrie]〈v.〉1 ruwheid ⇒ norsheid, barsheid♦voorbeelden:1 avec brusquerie • bars, nors, ruwf1) ruwheid, barsheid2) bruuskheid -
2 brutalité
brutalité [bruutaalietee]〈v.〉1 ruwheid ⇒ bruutheid, meedogenloosheid, hard(handig)heidf1) ruwheid, hard(handig)heid2) geweld(daad) -
3 grain
grain [grẽ]〈m.〉2 bolletje ⇒ kraal, kern, pil4 zaad♦voorbeelden:séparer, trier le bon grain de l'ivraie • het kaf van het koren scheidencafé en grains • ongemalen koffie(bonen)grain de poussière • stofje, vuiltjegrain de sable • zandkorrelmettre son grain de sel • z'n neus in andermans zaken steken; zijn zegje doen, een duit in het zakje doengrain d'un cuir • nerf van een leersoortpeau à gros grains • huid met wijde poriënsans grain • effen, glad→ pouletm1) graankorrel2) bolletje3) graan4) zaad5) ruwheid6) greintje7) stortbui8) rukwind, vlaag [schip] -
4 rudesse
-
5 rugosité
-
6 barbarie
barbarie [baarbaarie]〈v.〉♦voorbeelden:f1) onbeschaafdheid, grofheid2) wreedheid, barbaarsheid -
7 crudité
-
8 grossièreté
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский