-
101 on
adj. aan--------adv. verder; vooruit; vooruitgaan--------prep. op; aan; over; langson1[ on] 〈zelfstandig naamwoord; the〉————————on2II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉2 aan de gang ⇒ gaande, te doen3 op 〈 toneel〉♦voorbeelden:what's on tonight? • wat is er vanavond te doen?, welke film draait er vanavond?, wat is er op tv vanavond?5 oil on to \\td16 • olie stijgt tot \\td16¶ I'm on! • okay, ik doe meeyour plan is not on • je plan(netje) gaat niet doorthe wedding is on • het huwelijk gaat dooryou're on • daar houd ik je aan!————————on3〈bijwoord; vaak predicatief〉1 in werking ⇒ aan, in functie4 〈plaats- of richtingaanduidend; ook figuurlijk〉op ⇒ tegen, aan, toe♦voorbeelden:what's going on? • wat is er aan de hand?have you anything on tonight? • heb je plannen voor vanavond?leave the light on • het licht aan latenput a record on • zet een plaat opturn the lights on • steek het licht aanput on your new dress • trek je nieuwe jurk aan3 five years on • vijf jaar na dato/latercome on! • schiet op!get a move on! • maak voort!go on! • ga maar door, toe!all clocks go on an hour tomorrow • morgennacht gaan alle klokken een uur vooruitthe circus is moving on • het circus trekt verderpass the news on • zeg het voortsend on • doorsturen, nazendenspeak on • door blijven pratenthey travelled on • ze reisden verderwalk on • doorlopenlater on • laterand so on • enzovoortwell on into the night • diep in de nachtwell on in years • op gevorderde leeftijd(talk) on and on • alsmaar door/zonder onderbreking (praten)on! • vooruit!from that moment on • vanaf dat ogenblikthey collided head on • ze botsten frontaalshe looked on • ze keek toe¶ on and off • af en toe, (zo) nu en dan————————on41 〈plaats of richting; ook figuurlijk〉op ⇒ in, aan, bovenop5 over ⇒ met betrekking tot, aangaande, betreffende6 ten koste van ⇒ op kosten van, in het nadeel van♦voorbeelden:the sun revolves on its axis • de zon draait om haar aslive on bread and water • leven van water en broodride on a bus • met de bus gaanstand on the chair • op de stoel staanstay on course • koers houdena stain on her dress • een vlek op haar jurkthey marched on the enemy • ze marcheerden op de vijand affate smiled on Jill • het lot was Jill gunstig gezindshe hurt herself on the ledge • zij bezeerde zich aan de randpay off a sum on the loan • een som op de lening afbetalentravel on a plane • met het vliegtuig reizenwar on poverty • oorlog tegen de armoedeannounced on the radio • op de radio aangekondigdon the right road • op de juiste wega shop on the main street • een winkel in de hoofdstraatencounter trial upon trial • de ene beproeving na de andere doorstaanget on the train • instappenhang on the wall • aan de muur hangenI had no money on me • ik had geen geld op zaklean on a friend • steunen op een vriendon your right • aan de rechterkanta house on the river • een huis bij de rivierwinter is upon us • de winter staat voor de deurjust on sixty people • amper zestig mensenarrive on the hour • op het hele uur aankomenpay on receipt of the goods • betaal bij ontvangst van de goederenon the stroke of midnight • klokslag middernachtcome on Tuesday • kom dinsdagon opening the door • bij het openen van de deuron reading the letter she fainted • (net) toen ze de brief gelezen had, viel ze flauwbe on duty • dienst hebbenbe on fire • in brand staanon holiday • met vakantieon sick leave • met ziekteverlofbeer on tap • bier uit het vaton trial • op proefhave a monopoly on shoes • een monopolie hebben van schoenenagree on a solution • tot een akkoord komen over een oplossingthe joke was on Mary • de grap was ten koste van Maryhis work has nothing on Mary's • zijn werk haalt het niet bij dat van Maryshe has a year on her opponents in age • ze is een jaar ouder dan haar tegenkandidatenthe glass fell and broke on me • tot mijn ergernis viel het glas en brakthis round is on me • dit rondje is voor mij→ be on be on/ -
102 lie
I 1. noun1) (false statement) Lüge, dietell lies/a lie — lügen
no, I tell a lie,... — (coll.) nein, nicht dass ich jetzt lüge,... (ugs.)
2. intransitive verb,white lie — Notlüge, die
lying lügenII 1. nounlie to somebody — jemanden be- od. anlügen
2. intransitive verb,the lie of the land — (Brit. fig.): (state of affairs) die Lage der Dinge; die Sachlage
1) liegen; (assume horizontal position) sich legenmany obstacles lie in the way of my success — (fig.) viele Hindernisse verstellen mir den Weg zum Erfolg
she lay asleep/resting on the sofa — sie lag auf dem Sofa und schlief/ruhte sich aus
lie still/dying — still liegen/im Sterben liegen
2)lie idle — [Feld, Garten:] brachliegen; [Maschine, Fabrik:] stillstehen; [Gegenstand:] [unbenutzt] herumstehen (ugs.)
let something/things lie — etwas/die Dinge ruhen lassen
3) (be buried) [begraben] liegen4) (be situated) liegen5) (be spread out to view)the valley/plain/desert lay before us — vor uns lag das Tal/die Ebene/die Wüste
a brilliant career lay before him — (fig.) eine glänzende Karriere lag vor ihm
6) (Naut.)lie at anchor/in harbour — vor Anker/im Hafen liegen
7) (fig.) [Gegenstand:] liegenI will do everything that lies in my power to help — ich werde alles tun, was in meiner Macht steht, um zu helfen
Phrasal Verbs:- academic.ru/42782/lie_about">lie about- lie back- lie down- lie in- lie up* * *I 1. noun(a false statement made with the intention of deceiving: It would be a lie to say I knew, because I didn't.) die Lüge2. verb(to say etc something which is not true, with the intention of deceiving: There's no point in asking her - she'll just lie about it.) lügen- liarII present participle - lying; verb1) (to be in or take a more or less flat position: She went into the bedroom and lay on the bed; The book was lying in the hall.) liegen2) (to be situated; to be in a particular place etc: The farm lay three miles from the sea; His interest lies in farming.) liegen3) (to remain in a certain state: The shop is lying empty now.) sich befinden4) ((with in) (of feelings, impressions etc) to be caused by or contained in: His charm lies in his honesty.) bestehen•- lie back- lie down
- lie in
- lie in wait for
- lie in wait
- lie low
- lie with
- take lying down* * *lie1[laɪ]I. vi<- y->lügenI used to \lie about my age ich habe immer ein falsches Alter angegeben▪ to \lie about sb über jdn die Unwahrheit erzählen▪ to \lie to sb jdn belügenII. vt<- y->to \lie one's way somewhere sich akk irgendwohin hineinschmuggelnIII. n Lüge fto be an outright \lie glatt gelogen sein famto give the \lie to sb/sth jdn/etw Lügen strafento tell \lies Lügen erzählendon't tell me \lies! lüg mich nicht an!her name is Paula, no, I tell a \lie — it's Pauline ihr Name ist Paula — nein, Moment, bevor ich etwas Falsches sage — sie heißt Paulinelie2[laɪ]I. nthe \lie of the land die Beschaffenheit des Geländes; ( fig) die Lageto find out the \lie of the land das Gelände erkunden; ( fig) die Lage sondieren [o peilenII. vi<-y-, lay, lain>1. (be horizontal, resting) liegento \lie on one's back/in bed/on the ground auf dem Rücken/im Bett/auf dem Boden liegento \lie in state aufgebahrt sein [o liegen]to \lie awake/quietly/still wach/ruhig/still [da]liegento \lie flat flach liegen [bleiben]2. (be buried) ruhenhere \lies the body of... hier ruht...\lie face down! leg dich auf den Bauch!4. (be upon a surface) liegensnow lay thickly over the fields auf den Feldern lag eine dicke Schneeschichtto \lie at the mercy of sb jds Gnade ausgeliefert seinto \lie in ruins in Trümmern liegento \lie under a suspicion unter einem Verdacht stehento \lie in wait auf der Lauer liegento \lie dying im Sterben liegento \lie empty leer stehento \lie fallow brach liegen6. (remain) liegen bleibenthe snow didn't \lie der Schnee blieb nicht liegen7. (be situated) liegenthe road lay along the canal die Straße führte am Kanal entlangto \lie in anchor/harbour in Hamburg in Hamburg vor Anker/im Hafen liegento \lie to the east/north of sth im Osten/Norden [o östlich/nördlich] einer S. gen liegenthe river \lies 40 km to the south of us der Fluss befindet sich 40 km südlich von unsto \lie on the route to Birmingham auf dem Weg nach Birmingham liegen8. (weigh)to \lie heavily on sb's mind jdn schwer bedrückento \lie heavily on sb's stomach jdm schwer im Magen liegen fam9. (be the responsibility of)▪ to \lie with sb bei jdm liegenthe choice/decision \lies [only] with you die Wahl/Entscheidung liegt [ganz allein] bei dirit \lies with you to decide es liegt an dir zu entscheidenthe responsibility for the project \lies with us wir sind für das Projekt verantwortlich [o tragen die Verantwortung für das Projekt10. (be found)where do your interests \lie? wo liegen deine Interessen?the cause of the argument \lies in the stubbornness on both sides die Ursache des Streits liegt in [o an] der Sturheit auf beiden Seitenthe decision doesn't \lie in my power die Entscheidung [darüber] liegt nicht in meiner Machtto \lie bottom of/third in the table Tabellenletzter/-dritter seinto \lie in second place auf dem zweiten Platz liegento \lie third dritter seinto \lie in front of/behind sb vor/hinter jdm liegen13.▶ to \lie low (escape search) untergetaucht sein; (avoid being noticed) sich akk unauffällig verhalten; (bide one's time) sich akk [im Verborgenen] bereithalten▶ to see how the land \lies die Lage sondieren [o peilen]* * *I [laɪ]1. nLüge fit's a lie! — das ist eine Lüge!, das ist gelogen!
I tell a lie, it's actually tomorrow — das stimmt ja gar nicht or ich hab mich vertan, es ist morgen
to give the lie to a claim — die Unwahrheit einer Behauptung (gen) zeigen or beweisen, eine Behauptung Lügen strafen (geh)
2. vilügento lie to sb —
3. vtII vb: pret lay, ptp lainto lie one's way out of sth — sich aus etw herauslügen
1. n(= position) Lage f, Position f2. vi1) (in horizontal or resting position) liegen; (= lie down) sich legenhe lay where he had fallen — er blieb liegen, wo er hingefallen war
lie on your back — leg dich auf den Rücken
obstacles lie in the way of our success — unser Weg zum Erfolg ist mit Hindernissen verstellt
the snow didn't lie —
to lie with sb ( Bibl old ) ( ) —,, old )
2) (= be buried) ruhen3) (= be situated) liegenthe runner who is lying third (esp Brit) — der Läufer, der auf dem dritten Platz liegt
Uganda lies far from the coast — Uganda liegt weit von der Küste ab or entfernt
our road lay along the river — unsere Straße führte am Fluss entlang
our futures lie in quite different directions —
you are young and your life lies before you — du bist jung, und das Leben liegt noch vor dir
4) (= be, remain in a certain condition) liegento lie low —
5) (immaterial things) liegenit lies with you to solve the problem — es liegt bei dir, das Problem zu lösen
his interests lie in music — seine Interessen liegen auf dem Gebiet der Musik or gelten der Musik
he did everything that lay in his power to help us — er tat alles in seiner Macht Stehende, um uns zu helfen
* * *lie1 [laı]A s Lüge f:that’s a lie! das ist eine Lüge!, das ist gelogen!;a) jemanden der Lüge bezichtigen,b) etwas, jemanden Lügen strafen, widerlegen;B v/i ppr lying [ˈlaııŋ]1. lügen:lie to sb jemanden belügen, jemanden anlügen;he lied (to them) about his past das, was er (ihnen) über seine Vergangenheit erzählte, war gelogen;she lied (to them) about her age sie machte sich (ihnen gegenüber) jünger oder älter, als sie tatsächlich war;lie through ( oder in) one’s teeth, lie in one’s throat umg das Blaue vom Himmel (herunter)lügen, wie gedruckt lügen2. lügen, trügen, täuschen, einen falschen Eindruck erwecken (Zahlen etc)C v/t lie to sb that … jemandem vorlügen, dass …;lie2 [laı]A s1. Lage f (auch fig):the lie of the land fig Br die Lage (der Dinge)2. Lager n (von Tieren)B v/i prät lay [leı], pperf lain [leın], ppr lying [ˈlaııŋ]1. liegen:a) allg im Bett etc liegen:all his books are lying about ( oder around) the room seine ganzen Bücher liegen im Zimmer herum; → ruin A 2, etcb) ausgebreitet, tot etc daliegen:lie dying im Sterben liegenc) gelegen sein, sich befinden:the town lies on a river die Stadt liegt an einem Fluss;lie second ( oder in second position) SPORT etc an zweiter Stelle oder auf dem zweiten Platz liegen;all his money is lying in the bank sein ganzes Geld liegt auf der Bankd) begründet liegen, bestehen ( beide:in in dat)e) begraben sein oder liegen, ruhen:here lies … hier ruht …2. liegen bleiben (Schnee)3. SCHIFF, MIL liegen (Flotte, Truppe)4. SCHIFFa) vor Anker liegen5. a) liegen:the goose lay heavy on his stomach die Gans lag ihm schwer im Magenb) fig lasten (on auf der Seele etc):6. führen, verlaufen:8. JUR zulässig sein (Klage etc):appeal lies to the Supreme Court Berufung kann vor dem Obersten Bundesgericht eingelegt werden9. lie with sb obs oder BIBEL jemandem beiliegen (mit jemandem schlafen)Besondere Redewendungen: as far as in me lies obs oder poet soweit es an mir liegt, soweit es in meinen Kräften steht;his greatness lies in his courage seine Größe liegt in seinem Mut (begründet);he knows where his interest lies er weiß, wo sein Vorteil liegt;lie in sb’s waya) jemandem zur Hand sein,b) jemandem möglich sein,c) in jemandes Fach schlagen,d) jemandem im Weg stehen his talents do not lie that way dazu hat er kein Talent;lie on sb JUR jemandem obliegen;the responsibility lies on you die Verantwortung liegt bei dir;lie on sb’s hands unbenutzt oder unverkauft bei jemandem liegen bleiben;lie to the north SCHIFF Nord anliegen;lie under an obligation eine Verpflichtung haben;lie under the suspicion of murder unter Mordverdacht stehen;lie under a sentence of death zum Tode verurteilt sein;the fault lies with him die Schuld liegt bei ihm;it lies with you to do it es liegt an dir oder es ist deine Sache, es zu tun; siehe Verbindungen mit den entsprechenden Substantiven etc* * *I 1. noun1) (false statement) Lüge, dietell lies/a lie — lügen
no, I tell a lie,... — (coll.) nein, nicht dass ich jetzt lüge,... (ugs.)
2. intransitive verb,white lie — Notlüge, die
lying lügenII 1. nounlie to somebody — jemanden be- od. anlügen
(direction, position) Lage, die2. intransitive verb,the lie of the land — (Brit. fig.): (state of affairs) die Lage der Dinge; die Sachlage
1) liegen; (assume horizontal position) sich legenmany obstacles lie in the way of my success — (fig.) viele Hindernisse verstellen mir den Weg zum Erfolg
she lay asleep/resting on the sofa — sie lag auf dem Sofa und schlief/ruhte sich aus
lie still/dying — still liegen/im Sterben liegen
2)lie idle — [Feld, Garten:] brachliegen; [Maschine, Fabrik:] stillstehen; [Gegenstand:] [unbenutzt] herumstehen (ugs.)
let something/things lie — etwas/die Dinge ruhen lassen
3) (be buried) [begraben] liegen4) (be situated) liegenthe valley/plain/desert lay before us — vor uns lag das Tal/die Ebene/die Wüste
a brilliant career lay before him — (fig.) eine glänzende Karriere lag vor ihm
6) (Naut.)lie at anchor/in harbour — vor Anker/im Hafen liegen
7) (fig.) [Gegenstand:] liegenI will do everything that lies in my power to help — ich werde alles tun, was in meiner Macht steht, um zu helfen
Phrasal Verbs:- lie back- lie down- lie in- lie up* * *n.Lüge -n f. v.(§ p.,p.p.: lied) (•§ p.,p.p.: lay, lain•)= liegen v.(§ p.,pp.: lag, gelegen)lügen v.(§ p.,pp.: log, gelogen) -
103 past
1. n прошлое, минувшее, прошедшееpast progressive — прошедшее продолженное, длительное время
2. n грам. прошедшее время3. a прошлый, минувший, истекшийwinter is past and spring has come — зима прошла, пришла весна
4. a грам. прошедший5. adv мимоdays went past without any news — шли дни, а новостей не было
6. adv диал. в сторонуto lay past — откладывать, сберегать
half past two, two thirty — половина третьего, два тридцать
past question — вне сомнения; вне всякого сомнения
past dispute — вне сомнения; бесспорно
7. prep позже, за, послеpast midnight — после полуночи, за полночь
Синонимический ряд:1. antique (adj.) antique; dated; obsolete; passй2. former (adj.) antecedent; anterior; earlier; erstwhile; ex-; foregoing; former; just gone by; late; old; once; onetime; one-time; precedent; preceding; previous; prior; quondam; recent; retired; sometime; whilom3. gone (adj.) blown over; bygone; done; done with; elapsed; expired; finished; forgotten; gone; gone by; lapsed; over; run out4. antiquity (noun) antiquity; background; days of yore; foretime; good old days; history; long ago; old times; years ago; yesterday; yesteryear; yore5. experiences (noun) experiences; former life; hidden past; scarlet past; secret affair; secret life6. ago (other) ago; before; heretofore7. beyond (other) across; behind; beyond; by; close by; farther; nearby; over; throughАнтонимический ряд:future; modern; next; present -
104 Dickinson, John
SUBJECT AREA: Paper and printing[br]b. 29 March 1782d. 11 January 1869 London, England[br]English papermaker and inventor of a papermaking machine.[br]After education at a private school, Dickinson was apprenticed to a London stationer. In 1806 he started in business as a stationer, in partnership with George Longman; they transferred to 65 Old Bailey, where the firm remained until their premises were destroyed during the Second World War. In order to secure the supply of paper and be less dependent on the papermakers, Dickinson turned to making paper on his own account. In 1809 he acquired Apsley Mill, near Hemel Hempstead on the river Gade in Hertfordshire. There, he produced a new kind of paper for cannon cartridges which, unlike the paper then in use, did not smoulder, thus reducing the risk of undesired explosions. The new paper proved very useful during the Napoleonic War.Dickinson developed a continuous papermaking machine about the same time as the Fourdrinier brothers, but his worked on a different principle. Instead of a continuous flat wire screen, Dickinson used a wire-covered cylinder which dipped into the dilute pulp as it revolved. A felt-covered roller removed the layer of wet pulp, which was then subjected to drying, as in the Fourdrinier machine. The latter was first in use at Frogmore, just upstream from Apsley Mill on the river Gade. Dickinson patented his machine in 1809 and claimed that it was superior for some kinds of paper. In feet, both types of machine have survived, in much enlarged and modified form: the Fourdrinier for general papermaking, the Dickinson cylinder for the making of board. In 1810 Dickinson acquired the nearby Nash Mill, and over the years he extended the scope of his papermaking business, introducing many technical improvements. Among his inventions was a machine to paste together continuous webs of paper to form cardboard. Another, patented in 1829, was a process for incorporating threads of cotton, flax or silk into the body of the paper to make forgery more difficult. He became increasingly prosperous, overcoming labour disputes with unemployed hand-papermakers. and lawsuits against a canal company which threatened the water supply to his mills. Dickinson was the first to use percolation gauges to predict river flow, and his work on water supply brought him election to a Fellowship of the Royal Society in 1845.[br]Principal Honours and DistinctionsFRS 1845.Further ReadingR.H.Clapperton, 1967, The Paper-making Machine, Oxford: Pergamon Press, pp. 331–5 (provides a biography and full details of Dickinson's inventions).LRD -
105 pass
I[pa:s] n անցաթուղթ, անցագիր. a free pass երկթ. և այլն. ձրի տոմս. show all passes ան ցաթուղթ ներկայացնել. (դրական գնահատական) get a pass in English անգլերենը հանձնել. pass mark անցումային նիշ. երկրբ. կիրճ, լեռնանցք a pass through/over the Alps անցում Ալպերի լեռնանցքով/վրայով. Things have come to a pretty pass Գործերը վատ ընթացք են ստացել (ծայրահեղ սահմանին են հասել). make a pass խսկց. սիրահետել. Tom made a pass at her Թոմը նրան սիրահետում էր. թղթղ. փաս, խաղից հրաժարվել. մրզ. փոխան ցումII[pa:s] v անցնել, անցկացնել. He passed without speaking Նա անխոս անցավ. pass the building շենքի մոտով/ կողքով անցնել. I just passed her Հենց նոր նրան հանդիպեցի. pass a car վա զանց անել. pass one’s hand over the surface ձեռ քը մակերեսի վրայով սահեցնել. pass a rope round the parcel փաթեթը պարանով կապկըպել. (հանձնել) pass an exam քննություն հանձնել. pass a letter նամակ հանձնել. (ժա մանակ անց կացնել) pass the time playing cards ժամանա կը թղթախաղով անցկացնել. Where did you pass the summer? Որտե՞ղ եք ամառն անցկաց րել. (բռնել, դիմանալ) pass one’s medical բժշկական քննություն անցնել. pass an exam քննությունը բռնել. The film passed the censors Ֆիլմն անցավ գրաքննությունը. He didn’t pass in geography Աշխարհագրության քննու թյունը չբռնեց. (հավանություն ստանալ, ըն դունել) pass a bill/a law/a resolution օրենք/բ ա նա ձև ընդունել. (հայտարարել, անել) pass a remark դիտողություն անել. pass an opinion կար ծիքը հայտնել. pass a sentence դատավճիռը կայացնել. (գերազանցել, սահմանն անց նել) It passes belief Անհավանական է, Ան հա վատալի է. It passes my comprehension Դա իմ հասկացողությունից վեր է. (գնալ, անցնել) The road passes near the river Ճանապարհն անցնում է գետի կողքով. Letters passed between them Նրանք նամակներ փոխանակեցին. We can’t let that pass Մենք չենք կարող թույլ տալ, որ դա անցնի. Two months passed Անցավ երկու ամիս. pass down փոխանցել. The tradition is passed down Ավանդույթը փոխանցվում է. pass away վախ ճանվել, անհայտանալ. pass for համարվել. He can easily pass for a French Նրան շատ հեշ տու թյամբ կարելի է ֆրանսիացու տեղ դնել/հա մար վել. what passes for art today այն, ինչ այսօր ար վեստ է համարվում. pass off ներկայացնել, նե ր կայանալ. pass it off as a joke որպես կա տակ ներկայացնել. pass on առաջ անցնել. pass on to the next subject հաջորդ հարցին/թե մային անցնել. pass out հաջող ավարտել. He passed out of the college Նա հաջող ավարտեց քոլեջը. pass over չնկատել, ուշադրություն չդարձնել. pass over the events իրա- դարձո ւթյուն ներին ուշադրություն չդարձնել. pass through անցնել, կրել. pass through the difficulties դժվարությունների միջով անցնել/կրել. pass round (մեկը մյուսին) փոխանցել. pass round the cake թխվածքը մատուցել. pass round the hat հանգանակություն անել. bring to pass իրա գոր ծել, կատարել. come to pass պատահել, տեղի ունենալ -
106 level
'levl 1. noun1) (height, position, strength, rank etc: The level of the river rose; a high level of intelligence.) nivå, høyde, stilling, styrke2) (a horizontal division or floor: the third level of the multi-storey car park.) etasje, nivå3) (a kind of instrument for showing whether a surface is level: a spirit level.) vater4) (a flat, smooth surface or piece of land: It was difficult running uphill but he could run fast on the level.) slette, flate2. adjective1) (flat, even, smooth or horizontal: a level surface; a level spoonful (= an amount which just fills the spoon to the top of the sides).) flat, jevn, plan2) (of the same height, standard etc: The top of the kitchen sink is level with the window-sill; The scores of the two teams are level.) i nivå med, på høyde med3) (steady, even and not rising or falling much: a calm, level voice.) jevn, monoton, rolig3. verb1) (to make flat, smooth or horizontal: He levelled the soil.) planere2) (to make equal: His goal levelled the scores of the two teams.) jevne ut, gjøre lik (med)3) ((usually with at) to aim (a gun etc): He levelled his pistol at the target.) rette (mot)4) (to pull down: The bulldozer levelled the block of flats.) jevne med jorda•- level crossing
- level-headed
- do one's level best
- level off
- level out
- on a level with
- on the leveletasje--------flat--------grad--------nivå--------plan--------rang--------trinnIsubst. \/ˈlevl\/1) nivå, plan, høyde2) ( overført) nivå, plan3) ( overført) nivå, forekomst4) vannrett linje, vannrett flate, plan flate, flatt underlag5) flatmark, slettede bygde på flatmark \/ de bygde på en slette6) levestandard7) ( instrument) vaterpass, vater, libelle, nivelleringsinstrument8) ( gruvedrift) bunn, vannrenne9) ( geografi) koteabove sea level eller above the level of the sea over havetat the level of på høyde medat this level i denne høyden, på dette nivået (også overført)bring to a level rette opp, bringe i vatercome down to somebody's level senke seg til noens nivåfind one's (own) level komme på rett hylle, finne seg til rette, finne sine likesinnedelevel of water vannstandlevel of usage stilnivåon a dead level på nøyaktig samme plan, på akkurat samme nivåon a level with på høyde med, på nivå med, på samme plan som, like god somon the level på sletta, på flatmark ( hverdagslig) oppriktig, ærlig, rettferdig, seriøshan er real \/ han har rent mel i posendet er i orden \/ det er som det skal væreplace something on a level with something sidestille noe med noeIIverb \/ˈlevl\/1) jevne, planere, gjøre vannrett, jevne ut, vatre, bringe i vater, stille i vater, nivellere2) ( overført) jevne ut, fjerne ulikheter, gjøre likestilt3) bli jevn, bli jevnere4) velte, velte over ende, slå til jorden, legge i bakken, jevne med jorden, felle, utslette5) avpasse, tillempe, tilpasse6) ( om våpen eller overført) rette, sikte7) ( fonetikk) sammenfalle, tiljevne, jamne, assimileredeath levels all men døden gjør alle like( overført) rette mot, sikte til, hentydelevel down senke (til et lavere nivå), jevne ut bli jevn, bli jevnerelevel off stabilisere seg, oppnå likevekt( luftfart) plane utlevel oneself to something tilpasse seg etter noelevel the bayonet felle bajonettlevel to eller level with gjøre likestilt medlevel with somebody ( hverdagslig) snakke ut med noen, være ærlig mot noenlevel with\/to the ground jevne med jorden, slå til jorden, rasereIIIadj. \/ˈlevl\/1) jevn, slett, plan, flat2) vannrett, i vater3) ( overført) likestilt, jevngod, jevn, jevnbyrdig, lik, på samme nivå4) (om tone, kvalitet e.l.) jevn, monoton, ensformig5) nøktern, sindig, sanset, stø6) ( mål) strøket, uten topp• only three level measures of coffee please!do one's level best gjøre sitt aller bestedraw level komme opp på siden av, ta igjen, komme på lik høyde med hverandre, komme på linje medhave a level head være klar i hodetkeep a level head holde hodet kaldtkeep level with holde følge med, holde tritt medlevel stress ( språkvitenskap) liketrykk, jevn fordeling av trykketlevel with i nivå med, på høyde med, på linje med ( overført) like god som, på høyde med -
107 sal
Del verbo salir: ( conjugate salir) \ \
sal es: \ \2ª persona singular (tú) imperativoMultiple Entries: sal salir
sal sustantivo femenino 1 (Coc) salt; echarle la sal a algn (Méx fam) to put a jinx on sb 2 (Quím) salt; sales de baño bath salts (pl)
salir ( conjugate salir) verbo intransitivo 1 ( partir) to leave;◊ ¿a qué hora sale el tren? what time does the train leave?;el jefe había salido de viaje the boss was away; salió corriendo (fam) she was off like a shot (colloq); sal de algo to leave from sth; ¿de qué andén sale el tren? what platform does the train leave from?; salgo de casa a las siete I leave home at seven; sal para algo to leave for sth 2 ( al exterior — acercándose al hablante) to come out; (— alejándose del hablante) to go out; no puedo sal, me he quedado encerrado I can't get out, I'm trapped in here; sal de algo to come out/get out of sth; ¡sal de ahí/de aquí! come out of there/get out of here!; ¿de dónde salió este dinero? where did this money come from?; nunca ha salido de España he's never been out of Spain; sal por la ventana/por la puerta to get out through the window/leave by the door; salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden; ¿por aquí se sale a la carretera? can I get on to the road this way?; salió a hacer las compras she's gone out (to do the) shopping 3 ( habiendo terminado algo) to leave;◊ ¿a qué hora sales de clase? what time do you get out of class o finish your class?;¿cuándo sale del hospital? when is he coming out of (the) hospital? 4 sal con algn to go out with sb 5 [clavo/tapón/mancha] to come out; [ anillo] to come off 1 (aparecer, manifestarse) (+ me/te/le etc) le están saliendo los dientes she's teething; me salió una ampolla I've got a blister; le salió un sarpullido he came out in a rash; me salieron granos I broke out o (BrE) came out in spots; me sale sangre de la nariz my nose is bleeding; a la planta le están saliendo hojas nuevas the plant's putting out new leaves ( de detrás de una nube) to come out 2 [ disco] to come out, be released; (+ compl) 1 ( expresando logro) (+ me/te/le etc): ahora mismo no me sale su nombre (fam) I can't think of her name right now; no le salían las palabras he couldn't get his words out 2◊ sale más barato/caro it works out less/more expensiveb) ( resultar):◊ todo salió bien everything turned out o worked out well;salió tal como lo planeamos it turned out just as we planned; no salió ninguna de las fotos none of the photographs came out; ¿qué número salió premiado? what was the winning number?; sal bien/mal en un examen (Chi fam) to pass/fail an exam; (+ me/te/le etc) 3 (de situación, estado) sal de algo ‹ de apuro› to get out of sth; ‹ de depresión› to get over sth; sal adelante [ negocio] to stay afloat, survive; [ propuesta] to prosper;◊ lograron sal adelante they managed to get through it4 ( con preposición)a)b)salirse verbo pronominal 1 [ leche] to boil over; salse de algo ‹ de carretera› to come/go off sth; ‹ de tema› to get off sth; procura no salte del presupuesto try to keep within the budget [ gas] to escape, come out 2 ( soltarse) [pedazo/pieza] to come off; (+ me/te/le etc) 3 ( irse) to leave; salse de algo ‹ de asociación› to leave sth;◊ salse con la suya to get one's (own) way
sal sustantivo femenino
1 salt
sal fina o de mesa, table salt
sal gruesa o gorda, cooking salt
sales de baño, bath salts
2 fam (chispa, gracejo) wit, sparkle
la sal de la vida, the spice of life
salir verbo intransitivo
1 (de un lugar) to go out: nunca ha salido de su país, he's never been out of his country
el ladrón salió por la ventana, the burglar got out through the window (si el hablante está fuera) to come out: ¡sal de la habitación, por favor! please, come out of the room!
2 Inform to exit (de un sistema) to log off
3 (partir) to leave: salí de casa a mediodía, I left home at noon
nuestro avión sale a las seis, our plane departs at six
4 (para divertirse) to go out: siempre sale los viernes, she always goes out on Friday
5 (tener una relación) to go out: está saliendo con Ana, he's going out with Ana
6 Dep to start (en juegos) to lead
7 (manifestarse, emerger) le ha salido un grano en la cara, he has got a spot on his face
me salió sangre de la nariz, my nose was bleeding (un astro) to rise: la Luna sale al atardecer, the moon comes out in the evening (retoñar, germinar) to sprout
8 (surgir) la idea salió de ti, it was your idea
9 (aparecer) mi hermana salía en (la) televisión, my sister appeared on television (un libro, un disco, etc) to come out
10 salir a (parecerse) ha salido a su hermano, he takes after his brother (costar) el almuerzo sale a 800 pesetas cada uno, lunch works out at 800 pesetas a head
11 (resultar) su hija le ha salido muy estudiosa, her daughter has turned out to be very studious
salió premiado el número 5.566, the winning number was 5,566 (una operación matemática) a él le da 20, pero a mí me sale 25, he gets 20, but I make it 25
12 (costar) nos sale barato, it works out cheap
13 (superar una situación, una gran dificultad) to come through, get over: estuvo muy enfermo, pero salió de esa, he was very ill, but he pulled through
14 (ser elegido por votación) salió alcalde, he was elected mayor Locuciones: salir con, (manifestación inesperada) no me salgas ahora con estupideces, stop talking nonsense ' sal' also found in these entries: Spanish: afuera - corta - corto - derretir - hervir - le - media - medio - pizca - rasa - raso - salir - salar - salada - salado - salero - sazonar - sosa - soso - vinagrera - pellizco - poder - por - reducir English: bow - coarse - grain - overdo - pass - pinch - put - rock salt - salt - salt-free - reach - some - unsalted [sæl]1.N sal f2.CPDsal ammoniac N — sal f amoníaca
sal volatile N — sal f volátil
-
108 saldré
Del verbo salir: ( conjugate salir) \ \
saldré es: \ \1ª persona singular (yo) futuro indicativoMultiple Entries: saldré salir
saldré,◊ saldría, etc see salir
salir ( conjugate salir) verbo intransitivo 1 ( partir) to leave;◊ ¿a qué hora sale el tren? what time does the train leave?;el jefe había salido de viaje the boss was away; salió corriendo (fam) she was off like a shot (colloq); saldré de algo to leave from sth; ¿de qué andén sale el tren? what platform does the train leave from?; salgo de casa a las siete I leave home at seven; saldré para algo to leave for sth 2 ( al exterior — acercándose al hablante) to come out; (— alejándose del hablante) to go out; no puedo saldré, me he quedado encerrado I can't get out, I'm trapped in here; saldré de algo to come out/get out of sth; ¡sal de ahí/de aquí! come out of there/get out of here!; ¿de dónde salió este dinero? where did this money come from?; nunca ha salido de España he's never been out of Spain; saldré por la ventana/por la puerta to get out through the window/leave by the door; salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden; ¿por aquí se sale a la carretera? can I get on to the road this way?; salió a hacer las compras she's gone out (to do the) shopping 3 ( habiendo terminado algo) to leave;◊ ¿a qué hora sales de clase? what time do you get out of class o finish your class?;¿cuándo sale del hospital? when is he coming out of (the) hospital? 4 saldré con algn to go out with sb 5 [clavo/tapón/mancha] to come out; [ anillo] to come off 1 (aparecer, manifestarse) (+ me/te/le etc) le están saliendo los dientes she's teething; me salió una ampolla I've got a blister; le salió un sarpullido he came out in a rash; me salieron granos I broke out o (BrE) came out in spots; me sale sangre de la nariz my nose is bleeding; a la planta le están saliendo hojas nuevas the plant's putting out new leaves ( de detrás de una nube) to come out 2 [ disco] to come out, be released; (+ compl) 1 ( expresando logro) (+ me/te/le etc): ahora mismo no me sale su nombre (fam) I can't think of her name right now; no le salían las palabras he couldn't get his words out 2◊ sale más barato/caro it works out less/more expensiveb) ( resultar):◊ todo salió bien everything turned out o worked out well;salió tal como lo planeamos it turned out just as we planned; no salió ninguna de las fotos none of the photographs came out; ¿qué número salió premiado? what was the winning number?; saldré bien/mal en un examen (Chi fam) to pass/fail an exam; (+ me/te/le etc) 3 (de situación, estado) saldré de algo ‹ de apuro› to get out of sth; ‹ de depresión› to get over sth; saldré adelante [ negocio] to stay afloat, survive; [ propuesta] to prosper;◊ lograron saldré adelante they managed to get through it4 ( con preposición)a)b)salirse verbo pronominal 1 [ leche] to boil over; saldrése de algo ‹ de carretera› to come/go off sth; ‹ de tema› to get off sth; procura no saldréte del presupuesto try to keep within the budget [ gas] to escape, come out 2 ( soltarse) [pedazo/pieza] to come off; (+ me/te/le etc) 3 ( irse) to leave; saldrése de algo ‹ de asociación› to leave sth;◊ saldrése con la suya to get one's (own) way
salir verbo intransitivo
1 (de un lugar) to go out: nunca ha salido de su país, he's never been out of his country
el ladrón salió por la ventana, the burglar got out through the window (si el hablante está fuera) to come out: ¡sal de la habitación, por favor! please, come out of the room!
2 Inform to exit (de un sistema) to log off
3 (partir) to leave: salí de casa a mediodía, I left home at noon
nuestro avión sale a las seis, our plane departs at six
4 (para divertirse) to go out: siempre sale los viernes, she always goes out on Friday
5 (tener una relación) to go out: está saliendo con Ana, he's going out with Ana
6 Dep to start (en juegos) to lead
7 (manifestarse, emerger) le ha salido un grano en la cara, he has got a spot on his face
me salió sangre de la nariz, my nose was bleeding (un astro) to rise: la Luna sale al atardecer, the moon comes out in the evening (retoñar, germinar) to sprout
8 (surgir) la idea salió de ti, it was your idea
9 (aparecer) mi hermana salía en (la) televisión, my sister appeared on television (un libro, un disco, etc) to come out
10 salir a (parecerse) ha salido a su hermano, he takes after his brother (costar) el almuerzo sale a 800 pesetas cada uno, lunch works out at 800 pesetas a head
11 (resultar) su hija le ha salido muy estudiosa, her daughter has turned out to be very studious
salió premiado el número 5.566, the winning number was 5,566 (una operación matemática) a él le da 20, pero a mí me sale 25, he gets 20, but I make it 25
12 (costar) nos sale barato, it works out cheap
13 (superar una situación, una gran dificultad) to come through, get over: estuvo muy enfermo, pero salió de esa, he was very ill, but he pulled through
14 (ser elegido por votación) salió alcalde, he was elected mayor Locuciones: salir con, (manifestación inesperada) no me salgas ahora con estupideces, stop talking nonsense ' saldré' also found in these entries: Spanish: sin -
109 salga
Del verbo salir: ( conjugate salir) \ \
salga es: \ \1ª persona singular (yo) presente subjuntivo3ª persona singular (él/ella/usted) presente subjuntivo3ª persona singular (él/ella/usted) imperativoMultiple Entries: salga salir
salga,◊ salgas, etc see salir
salir ( conjugate salir) verbo intransitivo 1 ( partir) to leave;◊ ¿a qué hora sale el tren? what time does the train leave?;el jefe había salido de viaje the boss was away; salió corriendo (fam) she was off like a shot (colloq); salga de algo to leave from sth; ¿de qué andén sale el tren? what platform does the train leave from?; salgo de casa a las siete I leave home at seven; salga para algo to leave for sth 2 ( al exterior — acercándose al hablante) to come out; (— alejándose del hablante) to go out; no puedo salga, me he quedado encerrado I can't get out, I'm trapped in here; salga de algo to come out/get out of sth; ¡sal de ahí/de aquí! come out of there/get out of here!; ¿de dónde salió este dinero? where did this money come from?; nunca ha salido de España he's never been out of Spain; salga por la ventana/por la puerta to get out through the window/leave by the door; salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden; ¿por aquí se sale a la carretera? can I get on to the road this way?; salió a hacer las compras she's gone out (to do the) shopping 3 ( habiendo terminado algo) to leave;◊ ¿a qué hora sales de clase? what time do you get out of class o finish your class?;¿cuándo sale del hospital? when is he coming out of (the) hospital? 4 salga con algn to go out with sb 5 [clavo/tapón/mancha] to come out; [ anillo] to come off 1 (aparecer, manifestarse) (+ me/te/le etc) le están saliendo los dientes she's teething; me salió una ampolla I've got a blister; le salió un sarpullido he came out in a rash; me salieron granos I broke out o (BrE) came out in spots; me sale sangre de la nariz my nose is bleeding; a la planta le están saliendo hojas nuevas the plant's putting out new leaves ( de detrás de una nube) to come out 2 [ disco] to come out, be released; (+ compl) 1 ( expresando logro) (+ me/te/le etc): ahora mismo no me sale su nombre (fam) I can't think of her name right now; no le salían las palabras he couldn't get his words out 2◊ sale más barato/caro it works out less/more expensiveb) ( resultar):◊ todo salió bien everything turned out o worked out well;salió tal como lo planeamos it turned out just as we planned; no salió ninguna de las fotos none of the photographs came out; ¿qué número salió premiado? what was the winning number?; salga bien/mal en un examen (Chi fam) to pass/fail an exam; (+ me/te/le etc) 3 (de situación, estado) salga de algo ‹ de apuro› to get out of sth; ‹ de depresión› to get over sth; salga adelante [ negocio] to stay afloat, survive; [ propuesta] to prosper;◊ lograron salga adelante they managed to get through it4 ( con preposición)a)b)salirse verbo pronominal 1 [ leche] to boil over; salgase de algo ‹ de carretera› to come/go off sth; ‹ de tema› to get off sth; procura no salgate del presupuesto try to keep within the budget [ gas] to escape, come out 2 ( soltarse) [pedazo/pieza] to come off; (+ me/te/le etc) 3 ( irse) to leave; salgase de algo ‹ de asociación› to leave sth;◊ salgase con la suya to get one's (own) way
salir verbo intransitivo
1 (de un lugar) to go out: nunca ha salido de su país, he's never been out of his country
el ladrón salió por la ventana, the burglar got out through the window (si el hablante está fuera) to come out: ¡sal de la habitación, por favor! please, come out of the room!
2 Inform to exit (de un sistema) to log off
3 (partir) to leave: salí de casa a mediodía, I left home at noon
nuestro avión sale a las seis, our plane departs at six
4 (para divertirse) to go out: siempre sale los viernes, she always goes out on Friday
5 (tener una relación) to go out: está saliendo con Ana, he's going out with Ana
6 Dep to start (en juegos) to lead
7 (manifestarse, emerger) le ha salido un grano en la cara, he has got a spot on his face
me salió sangre de la nariz, my nose was bleeding (un astro) to rise: la Luna sale al atardecer, the moon comes out in the evening (retoñar, germinar) to sprout
8 (surgir) la idea salió de ti, it was your idea
9 (aparecer) mi hermana salía en (la) televisión, my sister appeared on television (un libro, un disco, etc) to come out
10 salir a (parecerse) ha salido a su hermano, he takes after his brother (costar) el almuerzo sale a 800 pesetas cada uno, lunch works out at 800 pesetas a head
11 (resultar) su hija le ha salido muy estudiosa, her daughter has turned out to be very studious
salió premiado el número 5.566, the winning number was 5,566 (una operación matemática) a él le da 20, pero a mí me sale 25, he gets 20, but I make it 25
12 (costar) nos sale barato, it works out cheap
13 (superar una situación, una gran dificultad) to come through, get over: estuvo muy enfermo, pero salió de esa, he was very ill, but he pulled through
14 (ser elegido por votación) salió alcalde, he was elected mayor Locuciones: salir con, (manifestación inesperada) no me salgas ahora con estupideces, stop talking nonsense ' salga' also found in these entries: Spanish: batida - cerrojo - esperar - reparar - ojalá - rezar - suponer English: averse - disapprove - succeed -
110 salido
Del verbo salir: ( conjugate salir) \ \
salido es: \ \el participioMultiple Entries: salido salir
salido
◊ -da adjetivo ‹ojos/dientes› protruding;‹frente/mentón› prominent
salir ( conjugate salir) verbo intransitivo 1 ( partir) to leave;◊ ¿a qué hora sale el tren? what time does the train leave?;el jefe había salido de viaje the boss was away; salió corriendo (fam) she was off like a shot (colloq); salido de algo to leave from sth; ¿de qué andén sale el tren? what platform does the train leave from?; salgo de casa a las siete I leave home at seven; salido para algo to leave for sth 2 ( al exterior — acercándose al hablante) to come out; (— alejándose del hablante) to go out; no puedo salido, me he quedado encerrado I can't get out, I'm trapped in here; salido de algo to come out/get out of sth; ¡sal de ahí/de aquí! come out of there/get out of here!; ¿de dónde salió este dinero? where did this money come from?; nunca ha salido de España he's never been out of Spain; salido por la ventana/por la puerta to get out through the window/leave by the door; salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden; ¿por aquí se sale a la carretera? can I get on to the road this way?; salió a hacer las compras she's gone out (to do the) shopping 3 ( habiendo terminado algo) to leave;◊ ¿a qué hora sales de clase? what time do you get out of class o finish your class?;¿cuándo sale del hospital? when is he coming out of (the) hospital? 4 salido con algn to go out with sb 5 [clavo/tapón/mancha] to come out; [ anillo] to come off 1 (aparecer, manifestarse) (+ me/te/le etc) le están saliendo los dientes she's teething; me salió una ampolla I've got a blister; le salió un sarpullido he came out in a rash; me salieron granos I broke out o (BrE) came out in spots; me sale sangre de la nariz my nose is bleeding; a la planta le están saliendo hojas nuevas the plant's putting out new leaves ( de detrás de una nube) to come out 2 [ disco] to come out, be released; (+ compl) 1 ( expresando logro) (+ me/te/le etc): ahora mismo no me sale su nombre (fam) I can't think of her name right now; no le salían las palabras he couldn't get his words out 2◊ sale más barato/caro it works out less/more expensiveb) ( resultar):◊ todo salió bien everything turned out o worked out well;salió tal como lo planeamos it turned out just as we planned; no salió ninguna de las fotos none of the photographs came out; ¿qué número salió premiado? what was the winning number?; salido bien/mal en un examen (Chi fam) to pass/fail an exam; (+ me/te/le etc) 3 (de situación, estado) salido de algo ‹ de apuro› to get out of sth; ‹ de depresión› to get over sth; salido adelante [ negocio] to stay afloat, survive; [ propuesta] to prosper;◊ lograron salido adelante they managed to get through it4 ( con preposición)a)b)salirse verbo pronominal 1 [ leche] to boil over; salidose de algo ‹ de carretera› to come/go off sth; ‹ de tema› to get off sth; procura no salidote del presupuesto try to keep within the budget [ gas] to escape, come out 2 ( soltarse) [pedazo/pieza] to come off; (+ me/te/le etc) 3 ( irse) to leave; salidose de algo ‹ de asociación› to leave sth;◊ salidose con la suya to get one's (own) way
salido,-a adjetivo
1 (saliente, prominente) projecting (frente, pómulos, etc) prominent (ojos) bulging familiar sticky-out
2 fam pey (cachondo) horny, randy
salir verbo intransitivo
1 (de un lugar) to go out: nunca ha salido de su país, he's never been out of his country
el ladrón salió por la ventana, the burglar got out through the window (si el hablante está fuera) to come out: ¡sal de la habitación, por favor! please, come out of the room!
2 Inform to exit (de un sistema) to log off
3 (partir) to leave: salí de casa a mediodía, I left home at noon
nuestro avión sale a las seis, our plane departs at six
4 (para divertirse) to go out: siempre sale los viernes, she always goes out on Friday
5 (tener una relación) to go out: está saliendo con Ana, he's going out with Ana
6 Dep to start (en juegos) to lead
7 (manifestarse, emerger) le ha salido un grano en la cara, he has got a spot on his face
me salió sangre de la nariz, my nose was bleeding (un astro) to rise: la Luna sale al atardecer, the moon comes out in the evening (retoñar, germinar) to sprout
8 (surgir) la idea salió de ti, it was your idea
9 (aparecer) mi hermana salía en (la) televisión, my sister appeared on television (un libro, un disco, etc) to come out
10 salir a (parecerse) ha salido a su hermano, he takes after his brother (costar) el almuerzo sale a 800 pesetas cada uno, lunch works out at 800 pesetas a head
11 (resultar) su hija le ha salido muy estudiosa, her daughter has turned out to be very studious
salió premiado el número 5.566, the winning number was 5,566 (una operación matemática) a él le da 20, pero a mí me sale 25, he gets 20, but I make it 25
12 (costar) nos sale barato, it works out cheap
13 (superar una situación, una gran dificultad) to come through, get over: estuvo muy enfermo, pero salió de esa, he was very ill, but he pulled through
14 (ser elegido por votación) salió alcalde, he was elected mayor Locuciones: salir con, (manifestación inesperada) no me salgas ahora con estupideces, stop talking nonsense ' salido' also found in these entries: Spanish: beneficiada - beneficiado - cascarón - contingente - escopetada - escopetado - mancha - movida - movido - respondón - respondona - sabrosa - sabroso - salir - salida - salirse - alegrar - calle - deber - parado - señor English: bump - out of - recession - spring - up - abroad - far - inkling - protrude -
111 salir
salir ( conjugate salir) verbo intransitivo 1 ( partir) to leave;◊ ¿a qué hora sale el tren? what time does the train leave?;el jefe había salido de viaje the boss was away; salió corriendo (fam) she was off like a shot (colloq); salir de algo to leave from sth; ¿de qué andén sale el tren? what platform does the train leave from?; salgo de casa a las siete I leave home at seven; salir para algo to leave for sth 2 ( al exterior — acercándose al hablante) to come out; (— alejándose del hablante) to go out; no puedo salir, me he quedado encerrado I can't get out, I'm trapped in here; salir de algo to come out/get out of sth; ¡sal de ahí/de aquí! come out of there/get out of here!; ¿de dónde salió este dinero? where did this money come from?; nunca ha salido de España he's never been out of Spain; salir por la ventana/por la puerta to get out through the window/leave by the door; salieron al balcón/al jardín they went out onto the balcony/into the garden; ¿por aquí se sale a la carretera? can I get on to the road this way?; salió a hacer las compras she's gone out (to do the) shopping 3 ( habiendo terminado algo) to leave;◊ ¿a qué hora sales de clase? what time do you get out of class o finish your class?;¿cuándo sale del hospital? when is he coming out of (the) hospital? 4 salir con algn to go out with sb 5 [clavo/tapón/mancha] to come out; [ anillo] to come off 1 (aparecer, manifestarse) (+ me/te/le etc) le están saliendo los dientes she's teething; me salió una ampolla I've got a blister; le salió un sarpullido he came out in a rash; me salieron granos I broke out o (BrE) came out in spots; me sale sangre de la nariz my nose is bleeding; a la planta le están saliendo hojas nuevas the plant's putting out new leaves ( de detrás de una nube) to come out 2 [ disco] to come out, be released; (+ compl) 1 ( expresando logro) (+ me/te/le etc): ahora mismo no me sale su nombre (fam) I can't think of her name right now; no le salían las palabras he couldn't get his words out 2◊ sale más barato/caro it works out less/more expensiveb) ( resultar):◊ todo salió bien everything turned out o worked out well;salió tal como lo planeamos it turned out just as we planned; no salió ninguna de las fotos none of the photographs came out; ¿qué número salió premiado? what was the winning number?; salir bien/mal en un examen (Chi fam) to pass/fail an exam; (+ me/te/le etc) 3 (de situación, estado) salir de algo ‹ de apuro› to get out of sth; ‹ de depresión› to get over sth; salir adelante [ negocio] to stay afloat, survive; [ propuesta] to prosper;◊ lograron salir adelante they managed to get through it4 ( con preposición)a)b)salirse verbo pronominal 1 [ leche] to boil over; salirse de algo ‹ de carretera› to come/go off sth; ‹ de tema› to get off sth; procura no salirte del presupuesto try to keep within the budget [ gas] to escape, come out 2 ( soltarse) [pedazo/pieza] to come off; (+ me/te/le etc) 3 ( irse) to leave; salirse de algo ‹ de asociación› to leave sth;◊ salirse con la suya to get one's (own) way
salir verbo intransitivo
1 (de un lugar) to go out: nunca ha salido de su país, he's never been out of his country
el ladrón salió por la ventana, the burglar got out through the window (si el hablante está fuera) to come out: ¡sal de la habitación, por favor! please, come out of the room!
2 Inform to exit (de un sistema) to log off
3 (partir) to leave: salí de casa a mediodía, I left home at noon
nuestro avión sale a las seis, our plane departs at six
4 (para divertirse) to go out: siempre sale los viernes, she always goes out on Friday
5 (tener una relación) to go out: está saliendo con Ana, he's going out with Ana
6 Dep to start (en juegos) to lead
7 (manifestarse, emerger) le ha salido un grano en la cara, he has got a spot on his face
me salió sangre de la nariz, my nose was bleeding (un astro) to rise: la Luna sale al atardecer, the moon comes out in the evening (retoñar, germinar) to sprout
8 (surgir) la idea salió de ti, it was your idea
9 (aparecer) mi hermana salía en (la) televisión, my sister appeared on television (un libro, un disco, etc) to come out
10 salir a (parecerse) ha salido a su hermano, he takes after his brother (costar) el almuerzo sale a 800 pesetas cada uno, lunch works out at 800 pesetas a head
11 (resultar) su hija le ha salido muy estudiosa, her daughter has turned out to be very studious
salió premiado el número 5.566, the winning number was 5,566 (una operación matemática) a él le da 20, pero a mí me sale 25, he gets 20, but I make it 25
12 (costar) nos sale barato, it works out cheap
13 (superar una situación, una gran dificultad) to come through, get over: estuvo muy enfermo, pero salió de esa, he was very ill, but he pulled through
14 (ser elegido por votación) salió alcalde, he was elected mayor Locuciones: salir con, (manifestación inesperada) no me salgas ahora con estupideces, stop talking nonsense ' salir' also found in these entries: Spanish: acampada - ahora - airosa - airoso - al - asomarse - atusar - boca - cabronada - casa - con - concebir - contraluz - coscorrón - cuenta - dar - dejar - desalojar - desfilar - desorbitar - dimanar - echar - entrar - estar - gatas - grabar - gracia - gustar - hondura - irse - niqui - palestra - para - parada - parado - paso - pico - pierna - pitar - portazo - puntilla - quite - rana - relucir - revés - rodada - rodado - salida - sangrar - señora English: after - appear - as - ask out - average out at - back out - be - blow off - boomerang - bootstrap - break - break out - break through - call away - can - check out - chicken out - clean up - climb - come away - come off - come on - come out - come up - crowd - dash off - dash out - date - depart - discipline - do - doll - doubtfully - downpour - draw out - drive-through - emerge - even - exit - fancy - flounce - forward - genie - get about - get along - get away - get away with - get off - get out - go -
112 splash
splash [splæʃ](a) (with water, mud) éclabousser;∎ the bus splashed us with mud or splashed mud over us le bus nous a éclaboussés de boue;∎ to splash water at one another se jeter de l'eau;∎ she splashed wine on or over her dress elle a éclaboussé sa robe de vin;∎ I splashed my face with cold water or cold water onto my face je me suis aspergé le visage d'eau froide ou avec de l'eau froide;∎ he splashed his way across the river il a traversé la rivière en pataugeant(b) (pour carelessly) répandre;∎ he splashed bleach on the tiles il a répandu de l'eau de Javel sur le carrelage;∎ I splashed disinfectant round the sink j'ai aspergé le tour de l'évier de désinfectant∎ he splashed whitewash on the wall il a barbouillé le mur au blanc de chaux∎ the story was splashed across the front page l'affaire était étalée à la une des journaux∎ the tea splashed onto the floor/over the book le thé éclaboussa le sol/le livre;∎ the paint splashed on my trousers la peinture a éclaboussé mon pantalon;∎ heavy drops of rain splashed on the ground de grosses gouttes de pluie s'écrasaient sur le sol(b) (walk, run etc) patauger, barboter;∎ we splashed across the stream nous avons traversé le ruisseau en pataugeant;∎ he splashed through the mud/puddles il a traversé la boue/les flaques d'eau en pataugeant3 noun∎ the ball made a loud splash le ballon a fait un grand plouf;∎ he fell/jumped in with a splash il est tombé/il a sauté dedans avec un grand plouf∎ to give sth a splash of colour donner une touche de couleur à qch;∎ splashes of white des taches blanches;∎ there was a bright splash of light on the wall il y avait une tache de lumière vive sur le mur(c) (small quantity → of liquid) goutte f;∎ would you like a splash of soda in your whisky? voulez-vous un peu de soda dans votre whisky?;∎ just a splash of lemonade, please juste une goutte de limonade, s'il vous plaît∎ to make a splash faire sensation;∎ his arrival caused a bit of a splash son arrivée n'est pas passée inaperçue□4 adverb∎ to go/to fall splash into the water entrer/tomber dans l'eau en faisant plouf►► splash headline manchette f;Computing splash screen splash screen m(duck, swimmer) barboter;∎ he was splashing about in the bath/swimming pool il barbotait dans son bain/la piscine(spaceship) amerrir(spend) faire des folies;∎ to splash out on sth se payer qch(money) claquer;∎ she splashed out a lot of money on a camera elle a claqué un argent fou pour s'acheter un appareil photo(be thrown up → liquid, mud etc) gicler(liquid, mud etc) faire gicler -
113 rise
1. past tense - rose; verb1) (to become greater, larger, higher etc; to increase: Food prices are still rising; His temperature rose; If the river rises much more, there will be a flood; Her voice rose to a scream; Bread rises when it is baked; His spirits rose at the good news.) rísa, hækka, stíga, lyftast2) (to move upwards: Smoke was rising from the chimney; The birds rose into the air; The curtain rose to reveal an empty stage.) stíga, lyftast; hefja sig til flugs3) (to get up from bed: He rises every morning at six o'clock.) fara á fætur4) (to stand up: The children all rose when the headmaster came in.) standa upp5) ((of the sun etc) to appear above the horizon: The sun rises in the east and sets in the west.) rísa6) (to slope upwards: Hills rose in the distance; The ground rises at this point.) rísa, hækka7) (to rebel: The people rose (up) in revolt against the dictator.) rísa upp gegn8) (to move to a higher rank, a more important position etc: He rose to the rank of colonel.) hækka í tign9) ((of a river) to begin or appear: The Rhône rises in the Alps.) eiga upptök sín10) ((of wind) to begin; to become stronger: Don't go out in the boat - the wind has risen.) magnast, aukast11) (to be built: Office blocks are rising all over the town.) rísa/byggjast upp12) (to come back to life: Jesus has risen.) rísa upp frá dauðum2. noun1) ((the) act of rising: He had a rapid rise to fame; a rise in prices.) hækkun, aukning2) (an increase in salary or wages: She asked her boss for a rise.) hækkun3) (a slope or hill: The house is just beyond the next rise.) hæð, hóll4) (the beginning and early development of something: the rise of the Roman Empire.) uppgangur•- rising3. adjectivethe rising sun; rising prices; the rising generation; a rising young politician.) rísandi, upprennandi- early- late riser
- give rise to
- rise to the occasion -
114 rise
magasabbra jutás, magaslat, emelkedés, ívmagasság to rise: duzzad, elnapol, fellázad, megdagad, fokozódik* * *1. past tense - rose; verb1) (to become greater, larger, higher etc; to increase: Food prices are still rising; His temperature rose; If the river rises much more, there will be a flood; Her voice rose to a scream; Bread rises when it is baked; His spirits rose at the good news.) (fel)emelkedik2) (to move upwards: Smoke was rising from the chimney; The birds rose into the air; The curtain rose to reveal an empty stage.) felszáll; felmegy3) (to get up from bed: He rises every morning at six o'clock.) felkel4) (to stand up: The children all rose when the headmaster came in.) feláll5) ((of the sun etc) to appear above the horizon: The sun rises in the east and sets in the west.) (fel)kel (égitest)6) (to slope upwards: Hills rose in the distance; The ground rises at this point.) emelkedik (út)7) (to rebel: The people rose (up) in revolt against the dictator.) fellázad8) (to move to a higher rank, a more important position etc: He rose to the rank of colonel.) előlép9) ((of a river) to begin or appear: The Rhône rises in the Alps.) ered10) ((of wind) to begin; to become stronger: Don't go out in the boat - the wind has risen.) feltámad (szél)11) (to be built: Office blocks are rising all over the town.) épül12) (to come back to life: Jesus has risen.) feltámad (halottaiból)2. noun1) ((the) act of rising: He had a rapid rise to fame; a rise in prices.) növekedés; (fel)emelkedés2) (an increase in salary or wages: She asked her boss for a rise.) fizetésemelés3) (a slope or hill: The house is just beyond the next rise.) lejtő4) (the beginning and early development of something: the rise of the Roman Empire.) tündöklés•- rising3. adjectivethe rising sun; rising prices; the rising generation; a rising young politician.) felkelő; emelkedő; felnövő; a jövő (politikusa stb.)- early- late riser
- give rise to
- rise to the occasion -
115 reach
[ri: ] 1. verb1) (to arrive at (a place, age etc): We'll never reach London before dark; Money is not important when you reach my age; The noise reached our ears; Has the total reached a thousand dollars yet?; Have they reached an agreement yet?) chegar a2) (to (be able to) touch or get hold of (something): My keys have fallen down this hole and I can't reach them.) alcançar3) (to stretch out one's hand in order to touch or get hold of something: He reached (across the table) for another cake; She reached out and took the book; He reached across/over and slapped her.) estender a mão4) (to make contact with; to communicate with: If anything happens you can always reach me by phone.) contactar5) (to stretch or extend: My property reaches from here to the river.) estender-se2. noun1) (the distance that can be travelled easily: My house is within (easy) reach (of London).) alcance2) (the distance one can stretch one's arm: I keep medicines on the top shelf, out of the children's reach; My keys are down that hole, just out of reach (of my fingers); The boxer has a very long reach.) alcance3) ((usually in plural) a straight part of a river, canal etc: the lower reaches of the Thames.) extensão* * *[ri:tʃ] n 1 distância que se pode alcançar ou atingir, alcance. 2 limite de alcance, extensão, distância. 3 escopo, desígnio. 4 ação de agarrar, apanhar, estender. 5 eixo de ligação. 6 braço (de rio) entre duas voltas. 7 poder, faculdade, capacidade. • vt+vi 1 alcançar, atingir, chegar a. he reached toward the door / moveu-se em direção à porta. I cannot reach the top of the wall / não alcanço a parte superior do muro. radio reaches millions / o rádio alcança milhões. the power of Rome reached to the end of the known world / o poder de Roma atingiu todos os recantos do mundo conhecido. 2 obter, conseguir. 3 estender(-se), estirar, passar, dar. will you reach me that book? / quer passar-me aquele livro? 4 apanhar, agarrar. he reached for his gun / apanhou, agarrou o seu revólver (espingarda). 5 penetrar. 6 tocar, influenciar, impressionar. men are reached by flattery / os homens são sensíveis à lisonja. 7 fazer esforços para. he reached after one of the prizes / ele se esforçou para obter um dos prêmios. 8 tornar-se acessível. as far as the eye can reach tão longe quanto a vista alcança. beyond reach fora de alcance. out of one’s reach fora de alcance. the reach of the mind o alcance, o poder das faculdades mentais. to reach for the rope estender o braço para apanhar a corda. to reach forth /out one’s hand estender a mão. to reach into penetrar. to reach the end of a book chegar ao fim de um livro. to reach the heart tocar no coração. to reach to atingir, perfazer. within the reach of a gunshot à distância de um tiro de espingarda. -
116 rise
1. past tense - rose; verb1) (to become greater, larger, higher etc; to increase: Food prices are still rising; His temperature rose; If the river rises much more, there will be a flood; Her voice rose to a scream; Bread rises when it is baked; His spirits rose at the good news.) subir2) (to move upwards: Smoke was rising from the chimney; The birds rose into the air; The curtain rose to reveal an empty stage.) subir3) (to get up from bed: He rises every morning at six o'clock.) levantar-se4) (to stand up: The children all rose when the headmaster came in.) levantar-se5) ((of the sun etc) to appear above the horizon: The sun rises in the east and sets in the west.) nascer6) (to slope upwards: Hills rose in the distance; The ground rises at this point.) elevar-se7) (to rebel: The people rose (up) in revolt against the dictator.) levantar-se8) (to move to a higher rank, a more important position etc: He rose to the rank of colonel.) subir9) ((of a river) to begin or appear: The Rhône rises in the Alps.) nascer10) ((of wind) to begin; to become stronger: Don't go out in the boat - the wind has risen.) levantar-se11) (to be built: Office blocks are rising all over the town.) erguer-se12) (to come back to life: Jesus has risen.) ressuscitar2. noun1) ((the) act of rising: He had a rapid rise to fame; a rise in prices.) subida2) (an increase in salary or wages: She asked her boss for a rise.) aumento3) (a slope or hill: The house is just beyond the next rise.) elevação4) (the beginning and early development of something: the rise of the Roman Empire.) ascensão•- rising3. adjectivethe rising sun; rising prices; the rising generation; a rising young politician.) em ascensão- early- late riser
- give rise to
- rise to the occasion* * *[raiz] n 1 ação de levantar ou subir. 2 ascensão, elevação. 3 colina, aclive, ladeira, rampa, elevação de terreno. 4 promoção, avanço, progresso. 5 subida dos peixes à superfície. 6 distância vertical entre a linha de nascença e o ponto mais elevado do intradorso. 7 subida. 8 lance de escadas. 9 Brit aumento (de salário). 10 ponto elevado. 11 origem, causa, fonte, nascente, início, princípio. 12 cheia (de rios). 13 alta, encarecimento. • vi (ps rose, pp risen). 1 subir, ir para cima. 2 levantar(-se), erguer(-se),pôr-se de pé, sair da cama. I rose from my seat / levantei-me da minha cadeira. my hair rose on my head / meus cabelos ficaram em pé. 3 terminar (levantando-se). 4 ressuscitar, ressurgir. 5 crescer (massa de pão). 6 promover, ser promovido, progredir. 7 aumentar (salários, preços). 8 ascender (terreno). 9 nascer, surgir (sol). 10 vir à superfície (peixes). 11 tornar-se audível. 12 revoltar-se, rebelar-se, insurgir-se contra. they rose in arms / pegaram em armas, sublevaram-se. 13 elevar (edifícios, montanhas). 14 encher (rio, mar). 15 originar, começar. 16 animar-se, criar ânimo. her spirit rose / ela ficou alegre, animou-se. 17. vir à mente. it rose to my mind / veio-me à mente. 18 aumentar, intensificar-se, acentuar-se. 19 aclamar, aplaudir. the house rose at the actress / a artista foi aplaudida calorosamente. 20 esforçar-se para enfrentar. on the rise em alta. rise in (of) prices aumento de preços. she got a rise out of me ela me irritou. she rose to her feet ela levantou-se, ficou de pé. they rose to the bait morderam a isca. to give rise to originar, produzir, ocasionar, causar. to rise upon the view surgir, aparecer. we rose to the occasion mostramo-nos à altura da situação. -
117 rise
interj. ayağa kalkın, herkes ayağa kalksın————————n. yükseliş, yükselme, doğuş (güneş), çıkma, dirilme, artış, terfi, kaynak, bahane, neden, tepe, yükselti, tümsek, yükseklik, katılma, eklenme————————v. kalkmak, ayağa kalkmak, kabarmak, doğmak, yükselmek, havalanmak, yukarı kalkmak, şiddetlenmek, artmak, çıkmak, doğmak (güneş), terfi etmek, görünmek, yükseltmek* * *1. yüksel (v.) 2. artış (n.) 3. yüksel* * *1. past tense - rose; verb1) (to become greater, larger, higher etc; to increase: Food prices are still rising; His temperature rose; If the river rises much more, there will be a flood; Her voice rose to a scream; Bread rises when it is baked; His spirits rose at the good news.) yükselmek, artmak, kabarmak2) (to move upwards: Smoke was rising from the chimney; The birds rose into the air; The curtain rose to reveal an empty stage.) kalkmak, yükselmek3) (to get up from bed: He rises every morning at six o'clock.) yataktan kalkmak4) (to stand up: The children all rose when the headmaster came in.) ayağa kalkmak5) ((of the sun etc) to appear above the horizon: The sun rises in the east and sets in the west.) doğmak, yükselmek6) (to slope upwards: Hills rose in the distance; The ground rises at this point.) yükselmek7) (to rebel: The people rose (up) in revolt against the dictator.) ayaklanmak, isyan etmek8) (to move to a higher rank, a more important position etc: He rose to the rank of colonel.) yükselmek, terfi etmek9) ((of a river) to begin or appear: The Rhône rises in the Alps.) doğmak, çıkmak10) ((of wind) to begin; to become stronger: Don't go out in the boat - the wind has risen.) şiddetlenmek11) (to be built: Office blocks are rising all over the town.) yükselmek12) (to come back to life: Jesus has risen.) dirilmek2. noun1) ((the) act of rising: He had a rapid rise to fame; a rise in prices.) yükselme, artış2) (an increase in salary or wages: She asked her boss for a rise.) zam3) (a slope or hill: The house is just beyond the next rise.) tepe, yokuş, bayır4) (the beginning and early development of something: the rise of the Roman Empire.) yükselme•- rising3. adjectivethe rising sun; rising prices; the rising generation; a rising young politician.) yükselen; artan; yeni yetişen- give rise to
- rise to the occasion -
118 reach
[ri: ] 1. verb1) (to arrive at (a place, age etc): We'll never reach London before dark; Money is not important when you reach my age; The noise reached our ears; Has the total reached a thousand dollars yet?; Have they reached an agreement yet?) dospeti2) (to (be able to) touch or get hold of (something): My keys have fallen down this hole and I can't reach them.) doseči3) (to stretch out one's hand in order to touch or get hold of something: He reached (across the table) for another cake; She reached out and took the book; He reached across/over and slapped her.) seči4) (to make contact with; to communicate with: If anything happens you can always reach me by phone.) stopiti v stik5) (to stretch or extend: My property reaches from here to the river.) segati2. noun1) (the distance that can be travelled easily: My house is within (easy) reach (of London).) bližina2) (the distance one can stretch one's arm: I keep medicines on the top shelf, out of the children's reach; My keys are down that hole, just out of reach (of my fingers); The boxer has a very long reach.) doseg3) ((usually in plural) a straight part of a river, canal etc: the lower reaches of the Thames.) predeli* * *I [ri:č]noundoseg, sežaj, seganje; razsežnost, prostornost, širina, dolžina, daljina; raven, pregleden del reke med dvema zavojema; del prekopa med dvema zatvornicama; proizvodna, ustvarjalna sposobnost, proizvodnost; sfera vpliva; polje, obseg (moči, sposobnosti); nautical dolžina vrvi, s katero je privezan ogel jadra; archaic morski rokav, zalivout of reach, beyond reach — nedosegljiv, zunaj dosega; nedoumljivto be within (easy) reach — biti dosegljiv, biti blizu, v bližiniis not within my reach — to ni v moji moči, presega moje močito have a wide reach — daleč segati, se razprostiratiII [ri:č]1.transitive verbiztegniti (forth, out), izprožiti (roko); stegniti, razširiti; podati (komu kaj); postreči (komu s čim); odvzeti ( from komu ali čemu); dospeti kam, priti do, segati do, seči; priti do zaključka, razumeti, doumeti, pogruntati, dojeti; imeti vpliv, vplivati, pustiti vtis (na koga); doseči, zadeti, pogoditi (kaj); doživeti, dočakati (starost, dobo, novo izdajo)this book reached its 10 —th edition — ta knjiga je doživela 10. izdajoreach me that book, will you? — podaj mi ono knjigo, prosim!to reach forth one's hand — iztegniti (izprožiti, podati) rokothe water reached my knees — voda mi je segla do kolen;2.intransitive verbseči, poseči (after, at, for po); raztezati se (to k, do), prožiti se; priti (to do), (do)segati; nagniti se ( forward naprej, toward k, proti); figuratively težiti k čemu, iti (at, after za čem), napenjati se; prodreti ( into v), dojeti, doumeti, razumetithe country reaches from the sea to the mountains — dežela sega, se razprostira od morja do gorá -
119 rise
• ojentautua• palkankorotus• paisua• saada alkunsa• nostaa• nousta• nousu• nousukohta• nostatus• nosto• ilmaantua• vastamäki• virkaylennys• elpyminen• enetä• aiheutua• alku• töyräs• pörhistyä• kapinoida• kasvaa• kohoama• kohoaminen• kohentua• kohoutuma• kiivetä• kohota• kohottautua• kohouma• kohotus• lisääntyä• lisääntyminenfinance, business, economy• kallistua (hinta)• kallistua• kallistua(talous)• kallistuminen• kajastaa• mäki• menestyä• syntyä• synty• ylennys• yletä• ylämäki• kummuta• kukkula• korotus• lähde• lopettaa istunto* * *1. past tense - rose; verb1) (to become greater, larger, higher etc; to increase: Food prices are still rising; His temperature rose; If the river rises much more, there will be a flood; Her voice rose to a scream; Bread rises when it is baked; His spirits rose at the good news.) nousta2) (to move upwards: Smoke was rising from the chimney; The birds rose into the air; The curtain rose to reveal an empty stage.) nousta3) (to get up from bed: He rises every morning at six o'clock.) nousta4) (to stand up: The children all rose when the headmaster came in.) nousta seisomaan5) ((of the sun etc) to appear above the horizon: The sun rises in the east and sets in the west.) nousta6) (to slope upwards: Hills rose in the distance; The ground rises at this point.) nousta7) (to rebel: The people rose (up) in revolt against the dictator.) nousta8) (to move to a higher rank, a more important position etc: He rose to the rank of colonel.) yletä9) ((of a river) to begin or appear: The Rhône rises in the Alps.) alkaa10) ((of wind) to begin; to become stronger: Don't go out in the boat - the wind has risen.) nousta11) (to be built: Office blocks are rising all over the town.) kohota12) (to come back to life: Jesus has risen.) nousta ylös2. noun1) ((the) act of rising: He had a rapid rise to fame; a rise in prices.) nousu2) (an increase in salary or wages: She asked her boss for a rise.) palkankorotus3) (a slope or hill: The house is just beyond the next rise.) mäki4) (the beginning and early development of something: the rise of the Roman Empire.) nousu•- rising3. adjectivethe rising sun; rising prices; the rising generation; a rising young politician.) nouseva- early- late riser
- give rise to
- rise to the occasion -
120 sail
1. noun1) (voyage in sailing vessel) Segelfahrt, die2) (piece of canvas) Segel, das2. intransitive verb3) (glide in air) segeln5) (move smoothly) gleiten6) (fig. coll.): (pass easily)3. transitive verb* * *[seil] 1. noun1) (a sheet of strong cloth spread to catch the wind, by which a ship is driven forward.) das Segel3) (an arm of a windmill.) der Windmühlenflügel2. verb3) (to go in a ship or boat (with or without sails): I've never sailed through the Mediterranean.) mit dem Schiff fahren6) (to move steadily and easily: Clouds sailed across the sky; He sailed through his exams; She sailed into the room.) segeln•- academic.ru/109922/sailboard">sailboard- sailing
- sailing- - sailor
- in full sail* * *[seɪl]I. nto come [or go] for a \sail eine Segelfahrt machento hoist/lower the \sails die Segel setzen/einholenunder \sail unter Segel, auf der Fahrt4.▶ to set \sail in See stechen, auslaufento set \sail for/from France nach/von Frankreich absegelnII. viwe \sailed up/down the river wir segelten flussaufwärts/-abwärtsto \sail against/before the wind gegen den/vor dem Wind segelnto \sail around the world die Welt umsegeln2. (start voyage) auslaufentheir ship \sails for Bombay next Friday ihr Schiff läuft nächsten Freitag nach Bombay aus3. (move effortlessly) gleitento \sail along dahingleitenthe clouds went \sailing by quickly die Wolken zogen rasch vorübershe was \sailing along on her bike sie rollte mit ihrem Fahrrad dahinshe \sailed into the room sie kam ins Zimmer gerauscht [o fam gesegelt]he wasn't looking where he was going, and just \sailed straight into her er passte nicht auf, wohin er ging und rauschte geradewegs mit ihr zusammento \sail on to victory dem Sieg entgegeneilen▪ to \sail into sb jdn attackierento \sail into one's opponents über seine Gegner herfallen famhe \sailed into his wife for spending so much money every month er herrschte seine Frau an, weil sie jeden Monat so viel Geld ausgab6. (do easily)▪ to \sail through sth etw mit Leichtigkeit [o spielend] schaffenhe's \sailing through school er schafft die Schule mit linksI \sailed through my first pregnancy bei meiner ersten Schwangerschaft verlief alles glatt7.III. vt1. (navigate)to \sail a ship ein Schiff steuernto \sail a yacht eine Yacht segeln2. (travel)to \sail the Pacific den Pazifik befahren [o durchsegeln]* * *[seɪl]1. n1) Segel nt; (of windmill) Flügel mto set or make sail ( for...) — los- or abfahren (nach...); (with sailing boat)
he set sail from Dover (with sailing boat) — er fuhr von Dover los er segelte von Dover ab or los
2) (= trip) Fahrt fit's 3 days' sail from here — von hier aus fährt or (in yacht) segelt man 3 Tage
to go for a sail —
have you ever had a sail in his yacht? — sind Sie schon einmal auf seiner Jacht gefahren or gesegelt?
20 sail — 20 Schiffe/Boote
there was not a sail in sight — kein einziges Schiff war zu sehen
2. vtship segeln mit; liner etc steuernhe sails his own yacht — er hat eine eigene Jacht
to sail the Atlantic — den Atlantik durchkreuzen
3. viare you flying? – no, sailing — fliegen Sie? – nein, ich fahre mit dem Schiff
I went sailing for a week —
to sail round the world — um die Welt segeln, die Erde umsegeln
to sail round a headland — eine Landzunge umfahren/umsegeln
2) (= leave) (for nach) abfahren; (yacht, in yacht) absegelnshe sailed past/out of the room — sie rauschte vorbei/aus dem Zimmer (inf)
she sailed into the room — sie kam ins Zimmer gerauscht (inf)
* * *sail [seıl]A s1. SCHIFFa) Segel nb) koll Segel(werk) pl(n):a) die Segel (bei)setzen,b) mehr Segel beisetzen,a) die Segel einholen,b) fig zurückstecken;under sail unter Segel, auf der Fahrt;under full sail mit vollen Segeln2. SCHIFFa) (Segel)Schiff n:travel by sail → B 1 ab) koll (Segel)Schiffe pl3. (Segel)Fahrt f:have (go for) a sail segeln (gehen)4. a) Segel n (eines Windmühlenflügels)b) Flügel m (einer Windmühle)5. JAGD und poet Flügel m6. ZOOLa) Segel n (Rückenflosse der Seglerfische)b) Tentakel m (eines Nautilus)B v/i1. SCHIFFb) fahren (Schiff)2. SCHIFFa) auslaufen (Schiff)b) abfahren, absegeln ( beide:from von;for, to nach):ready to sail segelfertig, klar zum Auslaufenb) sail through an examination eine Prüfung spielend schaffen4. fig fliegen (Luftschiff, Vogel)5. fig (besonders stolz) schweben, rauschen, segeln:a) rangehen, zupacken,b) sich (in eine Diskussion etc) einschaltena) jemanden od etwas attackieren, herfallen über (akk),b) rangehen an (akk), etwas tüchtig anpacken,c) sich in eine Diskussion etc einschaltenC v/t1. SCHIFF durchsegeln, befahren2. SCHIFFa) allg das Schiff steuernb) ein Segelboot segeln* * *1. noun1) (voyage in sailing vessel) Segelfahrt, dieset sail — (begin voyage) losfahren ( for nach)
2) (piece of canvas) Segel, das2. intransitive verb1) (travel on water) fahren; (in sailing boat) segeln2) (start voyage) auslaufen ( for nach); in See stechen3) (glide in air) segeln5) (move smoothly) gleiten6) (fig. coll.): (pass easily)3. transitive verb1) steuern [Boot, Schiff]; segeln mit [Segeljacht, -schiff]2) (travel across) durchfahren, befahren [Meer]* * *n.abfahren (nach) v.segeln v. v.segeln v.
См. также в других словарях:
Over the River...Life of Lydia Maria Child, Abolitionist for Freedom — Over the River…Life of Lydia Maria Child, Abolitionist for Freedom Directed by Constance L. Jackson Starring James M. Black Michele Patterson Greta Muxworthy Beth Lockhart Jacob Conrad Release date(s) … Wikipedia
The Bridge on the River Kwai — This article is about the film. For the novel, see The Bridge over the River Kwai. The Bridge on the River Kwai Original release poster Directed by … Wikipedia
Over the Rainbow (2010 TV series) — Over the Rainbow Genre Reality … Wikipedia
The River (Album) — Studioalbum von Bruce Springsteen Veröffentlichung 1980 Aufnahme April 1979–August 1980 Label … Deutsch Wikipedia
Over-the-Rhine — This article is about the Cincinnati neighborhood. For the Ohio based band, see Over the Rhine (band). Over the Rhine Historic District U.S. National Register of Historic Places … Wikipedia
List of crossings of the River Severn — Motorway crossings over the River Severn Second Severn Crossing (M4 motorway) … Wikipedia
over — I [[t]o͟ʊvə(r)[/t]] POSITION AND MOVEMENT ♦ (In addition to the uses shown below, over is used after some verbs, nouns, and adjectives in order to introduce extra information. Over is also used in phrasal verbs such as hand over and glaze over .) … English dictionary
1966 Flood of the River Arno in Florence — The Arno River flood of November 4, 1966 killed many people and damaged or destroyed millions of masterpieces of art and rare books in Florence. It is considered the worst flood in the city s history since 1557. With the combined effort of… … Wikipedia
Head of the River (Australia) — The Head of the River is a name given to six annual Australian rowing regattas held in New South Wales, Victoria, Queensland, Tasmania, Western Australia and South Australia. The regattas feature competing independent schools, and the winner of… … Wikipedia
The Darkness — Infobox musical artist Name = The Darkness Img capt = The Darkness in concert, 2004. Img size = Background = group or band Birth name = Alias = Born = Died = Origin = Lowestoft, Suffolk, England Instrument = Genre = Hard rock [… … Wikipedia
River Don, South Yorkshire — River Don The River Don as it flows past Hillsborough Stadium. Origin Pennines … Wikipedia