-
1 have many irons in the fire
-
2 have many mouths to feed
heeft veel monden te voeden, grote familie onderhouden -
3 have had one too many
-
4 many English words have been naturalized in/into Dutch
many English words have been naturalized in/into DutchEnglish-Dutch dictionary > many English words have been naturalized in/into Dutch
-
5 many
adj. veel--------n. hoeveelheidmany1♦voorbeelden:many's the time • dikwijlsa good/great many • vele(n), menigeenand as many again/more • en nog eens zoveelhave had one too many • een glaasje te veel op hebbenmany of the pages were torn • veel bladzijden waren gescheurdthe many • het (gewone) volkas many as that • zoveelas many as thirty • wel dertig————————many2♦voorbeelden:a good many raisins • een fe hoeveelheid rozijnenten mistakes in as many lines • tien fouten in tien regelsas many … as • zoveel … alsII 〈predeterminator; alleen met het onbepaald lidwoord〉1 menig(e)♦voorbeelden:many a time • menigmaalhe travelled for many a year • hij reisde vele jaren -
6 have too many irons in the fire
teveel dingen op hetzelfde moment doen, teveel hooi op de vork nemen -
7 iron
adj. ijzeren, ijzer---------n. ijzer; strijkijzer; ijzeren instrument--------v. strijkeniron1[ ajjən]♦voorbeelden:have too many irons in the fire • te veel hooi op z'n vork genomen hebben1 ijzer♦voorbeelden:as hard as iron • zo hard als staalcast iron • gietijzerwrought iron • smeedijzer→ hot hot/————————iron21 ijzeren ⇒ ijzer-, ijzerachtig2 ijzersterk ⇒ ijzeren; onverzettelijk, bikkelhard♦voorbeelden:iron lung • ijzeren long〈 scheikunde〉 iron pyrites • pyriet, (ijzer)kies————————iron3〈 werkwoord〉1 strijken♦voorbeelden:the wrinkles in this shirt will have to be ironed out • de kreukels in dit overhemd moeten eruit gestreken worden〈 figuurlijk〉 iron out problems • problemen gladstrijken/uit de wereld helpen -
8 time
n. "Time", belangrijk Amerikaans actualiteitenweekblad betreffende politiek, cultuur en sporttime1[ tajm]4 gelegenheid ⇒ moment, ogenblik♦voorbeelden:kill time • de tijd dodenlose no time • geen tijd verliezen, direct doenmake time for something • ergens tijd voor vrijmakentake one's time • zich niet haastentime and (time) again • steeds weer/opnieuwin next to no time • in een mum van tijdI'm working against time • ik moet me (vreselijk) haasten, het is een race tegen de klokfor a time • een tijdjein (less than) no time (at all) • in minder dan geen tijdall the time • de hele tijd, voortdurend; altijddo you have the time? • weet u hoe laat het is?he arrived ahead of time • hij kwam (te) vroegat the time • toen, indertijdshe is often behind time with her payments • ze is vaak te laat/achter met haar betalingenby the time the police arrived, … • tegen de tijd dat/toen de politie arriveerde, …what time is it?, what's the time? • hoe laat is het?time was when Britain ruled the world • eens heerste Engeland over de wereldbe ahead of one's time • zijn tijd vooruit zijnat one time • vroeger, eensbe behind the times • achterlopen, niet meer van deze tijd zijnonce upon a time • er was eens4 have time on one's hands • genoeg/te veel vrije tijd hebbenthere's a time and place for everything • alles op zijn tijdbide one's time • afwachten〈 informeel〉 any time • altijd, om 't even wanneerevery time • elke keer, altijd; steeds/telkens (weer)many times, many a time • vaak, dikwijls5 nine times out of ten • bijna altijd, negen op de tien keertake time by the forelock • de gelegenheid/kans aangrijpenget time and a half for working on Saturdays • anderhalf keer betaald krijgen voor werken op zaterdagI had the time of my life • ik heb ontzettend genotensince time out of mind • sinds onheuglijke tijdenyour time is drawing near • jouw tijd is bijna gekomenhave a time (of it) • het lastig/moeilijk hebbenI have no time for him • ik mag hem niet, ik heb een hekel aan hemlast one's time • zijn tijd wel durenplay for time • tijd rekkenserve one's time • een gevangenisstraf uitzittentime will tell • de tijd zal het uitwijzentime's up! • het is de hoogste tijd!(and) about time too! • (en) het werd ook tijdtime after time • keer op keerat all times • altijd, te allen tijdeone at a time • één tegelijkat the same time • tegelijkertijd; toch, desalnietteminat this time of day • in dit late stadiumat times • somsbetween times • nu en danfor the time being • voorlopigfrom time to time • van tijd tot tijd→ double-quick double-quick/, easy easy/, evil evil/, good good/, hard hard/, heavy heavy/, high high/, own own/, short short/, thin thin/1 maat2 tempo♦voorbeelden:keep time • in de maat blijven, de maat houdenin time • in de maatout of time • uit de maat, vals→ common common/————————time2〈 werkwoord〉2 het juiste moment kiezen voor/om te♦voorbeelden: -
9 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
10 hand
adj. handig, v.d. hand--------n. hand; handschrift; wijzer; 4 inch; kaarten i.d. hand van kaartspeler; arbeider; matroos--------v. aanreiken, doorgeven, geven; helpenhand1[ hænd]1 hand2 voorpoot3 arbeider ⇒ werkman; bemanningslid9 kant ⇒ zijde, richting♦voorbeelden:with bare hands • met de blote handchange hands • van hand verwisselenhold/join hands • (elkaar) de hand gevenread a person's hand • iemand de hand lezenshake someone's hand, shake hands with someone • iemand de hand drukken/geven/schuddenwring one's hands • ten einde raad zijnhands off! • bemoei je er niet mee!hands up! • handen omhoog!close/near at hand • heel dichtbijgo from hand to hand • van hand tot hand gaanAjax has a game in hand • Ajax heeft een wedstrijd minder gespeeldhand in hand • hand in handmake/earn money hand over fist • geld als water verdienenall hands on deck! • alle hens aan dek!be a poor hand at something • geen slag van iets hebbenhave a good/bad/poor hand • goeie/slechte kaarten hebbenoverplay one's hand • te veel wagen, te ver gaanplay into someone's hands • iemand in de kaart spelenshow/reveal one's hand • zijn kaarten op tafel leggenunderplay one's hand • niet het achterste van zijn tong laten zienon the one/other hand • aan de ene/andere kantwait on/serve someone hand and foot • iemand op zijn wenken bedienenbe hand in/and glove with someone • dikke vrienden zijn met iemandthey are hand in glove • ze zijn twee handen op één buikput one's hand in one's pocket • dokkenhave one's hand in the till • de kas lichter makennever do a hand's turn • nooit een vinger uitstekenbe/go hand in hand • samengaanhe has bitten the hand that fed him • hij bevuilde het eigen nestnot do a hand's turn, not lift a hand • geen hand uitstekenforce someone's hand • iemand tot handelen dwingengrease/oil someone's hand • iemand omkopenkeep your hands off! • hou je handen thuis!lay/put one's hand on • de hand weten te leggen oplift/raise a/one's hand to/against someone • iemand bedreigensit on one's hands • niets doenstrengthen one's hand • zijn positie verbeterentake/carry one's life in one's hands • zijn leven riskerenthrow in one's hand • zich gewonnen geventhrow up one's hands, throw one's hands up in the air • het opgevenmy hands are tied • ik ben machteloostip one's hand • zich in de kaart laten kijkenturn/set/put one's hand to something • iets ondernemen〈 eufemistisch〉 where can I wash my hands? • waar is het toilet?wash one's hands of something • zijn handen van iets aftrekkenwin hands down • op één been winnenat the hands of someone, at someone's hands • van(wege)/door iemandsuffer at someone's hands • onder iemands handen lijdenbring up a kitten by hand • een katje met de fles grootbrengenlive from hand to mouth • van de hand in de tand levenhave money in hand • geld ter beschikking hebbencash in hand • contanten in kasthe work is well in hand • het werk schiet goed opwe have plenty of time in hand • we hebben nog tijd genoegthe matter in hand • de lopende zaakhold oneself in hand • zich beheersenbe on hand • beschikbaar zijnrefuse something out of hand • iets botweg weigerenhave someone eating out of one's hand • iemand volledig in zijn macht hebbento hand • bij de hand, dichtbijready to hand • kant-en-klaarcome to hand • in het bezit komenyour letter is to hand • uw brief is aangekomena hand-to-mouth existence • een leven van dag tot dag; 〈 ongeveer〉te veel om dood te gaan, te weinig om van te levenwith one hand (tied) behind one's back • zonder enige moeite(at) first/second hand • uit de eerste/tweede hand2 hulp ⇒ steun, bijstand3 controle ⇒ beheersing, bedwang♦voorbeelden:write a legible hand • een leesbaar handschrift hebbengiven under his hand and seal • door hem eigenhandig geschreven en bezegeld3 have/take the situation well in hand • de toestand goed in handen hebben/nementake in hand • onder handen nemenget out of hand • uit de hand lopenhere's my hand (up)on it! • mijn hand erop!win a woman's hand • de liefde van een vrouw winnentake a hand (in) • een rol spelen (in)he died by his own hand • hij sloeg de hand aan zichzelfget one's hand in at something • iets onder de knie krijgenhave/keep one's hand in • in oefening blijven, bijhouden→ upper upper/1 macht ⇒ beschikking, gezag♦voorbeelden:change hands • in andere handen overgaan/van eigenaar veranderenput/lay (one's) hands on something • de hand leggen op ietsthe matter is completely in your hands now • u hebt de zaak nu volledig in eigen handthe matter is in the hands of the police • de zaak is in handen van de politiethe children are off my hands • de kinderen zijn de deur uittake something off/out of someone's hands • iemand iets uit handen nemenhave something on one's hands • verantwoordelijkheid dragen voor ietshave time on one's hands • tijd zat hebben————————hand2〈 werkwoord〉1 overhandigen ⇒ aanreiken, (aan)geven2 helpen ⇒ een handje helpen, (ge)leiden♦voorbeelden:hand back • teruggevenhand round • ronddelen2 hand someone into/out of a bus • iemand een bus in/uithelpen -
11 word
n. woord; spraak; kort gesprek; belofte; bevel; slagwoord; wachtwoord; leuze; parool; inlichting--------v. formuleren; onder woorden brengen; zich uitdrukken; woorden kiezenword1[ wə:d]1 woord 〈 ook computer〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 (gesproken) uiting; 〈 meervoud〉 tekst, woorden 〈 van liedje〉3 (macht/wacht)woord ⇒ bevel♦voorbeelden:1 word of command • commando, bevelhave a word in someone's ear • iemand iets toefluisterenby word of mouth • mondelingput words in(to) someone's mouth • iemand woorden in de mond leggentake the words out of someone's mouth • iemand de woorden uit de mond halena man of few words • een man van weinig woorden(not) in so many words • (niet) met zoveel woordenright from the word go • vanaf het beginwords fail me • woorden schieten mij tekortsay the word • een seintje gevensay the word, and I'll leave • als je liever hebt dat ik wegga, hoef je het maar te zeggenhave a word to say • iets te zeggen hebbenwaste words • woorden verspillentake someone at his word • iemand aan zijn woord houdenbeyond words • niet in woorden uit te drukkenword for word • woord voor woord, woordelijktoo … for words • te … om waar te zijn/voor woordenthat is not the word for it • dat is het (juiste) woord niethave no words for something • ergens geen woorden voor hebbenin a/one word • kortom, in één woordin other words • met andere woordenput into words • onder woorden brengenI don't believe a word of it • ik geloof er niets vanhave a word with someone • iemand (even) sprekenword of honour • woord van eer, erewoordhe's as good as his word • wat hij belooft doet hijbreak one's word • zijn woord brekenI give you my word for it • ik verzeker het je op mijn erewoordgive/pledge one's word • zijn woord gevengo back on one's word • zijn woorden/belofte(n) terugnemenkeep one's word • (zijn) woord houdentake someone's word for it • iemand op zijn woord gelovenupon my word • op mijn (ere)woord(upon) my word! • mijn hemel!¶ a word in season • een woordje op zijn tijd, een raad op het juiste ogenblikeat one's words • zijn woorden inslikken, iets terugnemenI could not get a word in edgeways • ik kon er geen speld tussen krijgenweigh one's words • zijn woorden wegen1 nieuws ⇒ bericht, boodschap♦voorbeelden:the word got round that • het bericht deed de ronde datleave word that • bericht achterlaten datsend word of • berichtenword has it that • het gerucht gaat dat————————word2〈 werkwoord〉 -
12 most
adj. meer; "at"- hoogstens, hooguit; - "at all" vooral--------adv. meer; belangrijk; (spreektaal) bijna--------n. meest; belangrijkstemost1[ moost] 〈voornaamwoord; overtreffende trap van much en many〉♦voorbeelden:this is the most I can do • meer kan ik niet doenhis work is better than most • hij werkt beter dan de meeste mensen→ make make/————————most2〈bijwoord; in betekenis 0.1 en 0.2 overtreffende trap van much〉1 meest ⇒ hoogst, zeer♦voorbeelden:1 most enjoyable • zeer/hoogst vermakelijkmost probably he won't come • hoogstwaarschijnlijk komt hij nietmost of all I like books • bovenal/voor alles houd ik van boekenmost favoured nation • meest begunstigde natiemost every evening • bijna elke avond————————most3〈determinator; overtreffende trap van much and many〉1 meeste♦voorbeelden:for the most part • grotendeels -
13 one
adj. een--------n. een--------pron. iemandone1[ wun] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:these come only in ones • deze worden alleen in verpakkingen van één/per stuk verkocht————————one21 〈als vervanging voor eerder genoemd woord; meestal onvertaald〉 (er) een ⇒ 〈 benaming voor〉 (er) eentje 〈 grap, verhaal, drankje, snuiter enz.〉♦voorbeelden:like one dead • als een dodelet's have (a quick) one • laten we er (gauw) eentje gaan drinkenthe one that I like best • degene die ik het leukst vindI'll go him one better • ik zal hem een slag voor zijn/overtroevennever a one • geen enkelehe was one up on me • hij was me net de baasthe one about the generous Scot • die mop over de vrijgevige Schothe's a one for music • hij is een muziekliefhebberthis one's on me • ik trakteer!this one • deze hier2 〈 Brits-Engels〉 one must never pride oneself on one's achievements, 〈 Amerikaans-Engels〉one must never pride himself on his achievements • men mag nooit prat gaan op zijn prestatiesII 〈telwoord; als voornaamwoord〉1 één♦voorbeelden:1 become one • één worden, samenvallen/smeltenone after another • een voor een, de een na de andereone or two • één of twee, een paarhe and I are at one (with one another) • hij en ik zijn het (roerend) eens (met elkaar)one by one • een voor een, de een na de anderone of the members • een van de ledenone to one • één op/tegen éénone to one match • één op één/puntsgewijze overeenkomstas one • als één man¶ one and all • iedereen, jan en allemanI was one too many for him • ik was hem te sterk/te slim af〈 informeel〉 like one o'clock • als een gek, energiekI, for one, will refuse • ik zal in ieder geval weigeren(all) in one • (allemaal) tegelijkertijd/gecombineerd〈 informeel〉 done it in one! • in één keer!, de eerste keer goed!→ one another one another/————————one31 een zeker(e) ⇒ één of ander(e), ene♦voorbeelden:we'll meet again one day • we zullen elkaar ooit weer ontmoetenone Mr. Smith called for you • een zekere Mr. Smith heeft jou gebeldII 〈telwoord; als determinator〉1 één ⇒ enig; 〈 figuurlijk〉 de/hetzelfde; 〈 als versterker, Amerikaans-Engels; informeel〉 enig, hartstikke♦voorbeelden:from one chore to another • van het ene klusje naar het anderethey are all one colour • ze hebben allemaal dezelfde kleurone day out of six • één op de zes dagen, om de zes dagenthey cried out with one voice • ze riepen als uit één mondmy one and only friend • mijn enige echte vriendthe one and only truth • de alleenzaligmakende waarheidone and the same thing • één en dezelfde zaak, precies hetzelfdeneither one thing nor the other • vlees noch vis, halfslachtig -
14 game
adj. moedig; klaar; mank lopen; invalide--------n. spel; pret; wild; wedstrijd--------v. spelen, dobbelengame1[ geem]♦voorbeelden:1 game of chance • kans/hazardspelplay a good/poor game • goed/slecht spelenhave the game in one's hands • de wedstrijd controlerenplay a losing game • de (wed)strijd verliezenplay the game • eerlijk (spel) spelen, zich aan de regels houdenplay a waiting game • een afwachtende houding aannemenplay a winning game • de (wed)strijd winnen, de bovenhand krijgenit's all in the game • het hoort er (allemaal) bijbe off one's game • uit vorm/niet op dreef zijngame and (set) • game en setgive the game away • het plan(netje) verklappentwo can play (at) that game • dat spelletje kan ik ook spelennone of your (little) games! • geen kunstjes!the game is up • het spel is uit, nu hangen wij/julliebe up to some game • iets in zijn schild voerenit's your game • jij wintwhat a game! • wat een komedie!1 grap(je) ⇒ geintje, pret(je)2 bedrijf ⇒ gebeuren, -wezen♦voorbeelden:make game of • spotten metthe game was to tell how many • het was de kunst/het ging erom te zeggen hoeveel♦voorbeelden:¶ 1 points is game • wie 21 punten heeft, wint→ fair fair/IV 〈 meervoud〉————————game21 dapper ⇒ kranig, f♦voorbeelden:I am game • ik doe meebe game for something • tot iets bereid zijn, ergens zin in hebben————————game3————————game4〈 werkwoord〉1 gokken ⇒ spelen, dobbelen -
15 it
informatie technologie (algemene naam voor gecomputeriseerde informatieverwerking en communicatie van gegevens)IT (Information Technology)it1————————it2[ it] 〈 voornaamwoord〉1 het4 〈als ‘leeg’ voorwerp; vaak idiomatisch; bij onovergankelijk werkwoord voornamelijk emfatisch〉5 〈 benaming voor〉 het 〈 in de context bekende referent〉 ⇒ hét, het neusje van de zalm; het probleem; 〈 bij kinderspelen〉 tikkertje 〈enz.〉♦voorbeelden:I dreamt it • ik heb het gedroomdstudy hard and it will help you • studeer hard en het zal je helpenif it hadn't been for him I would have drowned • als hij er niet was geweest was ik verdronkenit says in this book that … • er staat in dit boek dat …it is me • ik ben hetwho is it? • wie is het/daar?it was the Russians who started the cold war • het waren de Russen die de koude oorlog begonnencut it out • hou ermee opI've got it • ik heb een ideeI've really had it today • ik heb het vandaag zwaar gehadshe let him have it • ze gaf hem ervan langsstop it • hou ophe's in for it • hij zal ervan lustenget away from it all • er eens helemaal uit zijnthey made a day of it • ze gingen een dagje uitthat's it, I've finished • dat was het dan, klaar is Keesthat's it • dat is 't hem nu juistyes, that's it • ja, zo is hetthis is it • nu komt het erop aan; ja, inderdaad -
16 naturalize
v. naturaliseren; inburgeren; acclimatiseren (dier- en plantkunde)naturalize, naturalise[ nætsjrəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: naturalization〉♦voorbeelden:2 many English words have been naturalized in/into Dutch • veel Engelse woorden zijn in het Nederlands ingeburgerd geraakt3 rabbits have become naturalized in Australia • konijnen zijn in Australië een inheemse diersoort geworden -
17 respect
n. eer, respekt; konsideratie--------v. respekterenrespect1[ rispekt]1 opzicht ⇒ detail, (oog)punt♦voorbeelden:1 in all/many/some/several respects • in alle/vele/sommige/verschillende opzichtenin some respect • in zeker opzicht, enigermate2 aandacht ⇒ zorg, inachtneming3 eerbied ⇒ achting, ontzag♦voorbeelden:〈 formeel〉 with respect to • met betrekking tot, wat betreftwithout respect to • zonder te letten op, ongeachthave/show respect for someone • eerbied hebben voor iemandwin the respect of everybody • bij iedereen respect afdwingenwith respect • als u mij toestaat1 eerbetuigingen ⇒ groeten, complimenten♦voorbeelden:————————respect2〈 werkwoord〉1 respecteren ⇒ eerbiedigen, (hoog)achten♦voorbeelden: -
18 turn
n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt7 〈 benaming voor〉 korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈 in circus, show〉; 〈 bij uitbreiding〉 artiest 〈 in show〉♦voorbeelden:turn of the tide • getijwisseling, kentering 〈 ook figuurlijk〉the tide is on the turn • het tij keertthe next right turn • de volgende afslag rechts4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtyour turn • jij bentbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijnat every turn • bij elke stap/gelegenheid, overaldone to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ good good/♦voorbeelden:————————turn23 〈 benaming voor〉 van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈 van getijde〉♦voorbeelden:his thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inturn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈 bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈 van iemand〉; een ommekeer maken 〈 bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijsturn into • veranderen in, wordenthe success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/2 〈 benaming voor〉 omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈 kraag〉; omvouwen4 verzuren ⇒ zuur worden/maken♦voorbeelden:the wheels turn fast • de wielen draaien snelshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈 figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven opturn a phrase • iets mooi zeggenthe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈 gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijventurn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈 figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengenturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken〈 Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlatenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweestturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈 figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurdturn someone into the street • iemand op straat zetten→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/IV 〈 koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:her skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur -
19 face
n. gezicht--------v. tegenover iemand staan, tot iemand wenden, voor iemand staan, tegenoverstellen, afwachten; dekken; verwijzen; houwenface1[ fees] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 aanzien ⇒ reputatie, goede naam4 〈 benaming voor〉 (belangrijkste) zijde ⇒ oppervlak, bodem 〈 aarde〉; gevel, voorzijde; 〈 techniek, technologie〉 loopvlak, draagvlak; wijzerplaat 〈 klok〉; 〈 mijnwezen〉 pijler, front; kant, wand 〈 berg〉♦voorbeelden:meet someone face to face • iemand onder ogen komenshow one's face • zijn gezicht laten zienbefore one's face • voor iemands ogenshe shut the door in my face • ze gooide de deur (vlak) voor mijn neus dichtin (the) face of • ondanks, tegenoverin the face of, to someone's face • in aanwezigheid vanlaugh in someone's face • iemand in zijn gezicht uitlachenmake/pull faces/a face at someone • een gezicht tegen iemand trekken3 lose (one's) face • zijn gezicht verliezen, afgaansave (one's) face • zijn figuur reddenhave the face to • de brutaliteit hebben omset one's face against something • ergens tegen gekant zijnthrow something in someone's face • iemand iets voor de voeten gooien/verwijtenwipe something off the face of the earth • iets volkomen doen verdwijnenon the face of it • op het eerste gezicht————————face21 uitzien ⇒ het gezicht/de voorkant toekeren, uitzicht hebben♦voorbeelden:face up to the truth • de waarheid onder ogen zien/accepterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 let's face it, … • laten we wel wezen, …face something out • zich ergens met lef doorheen slaanthe picture facing the title page • de illustratie tegenover het titelblad -
20 part
adj. gedeelte; rol; stem; steek--------adv. gedeeltelijk--------n. gedeelte, deel; stuk; gedeelte v.e land, gebied; gedeelte bij een overeenkomst; taak--------v. delen; verdelen; scheiden; afscheid nemenpart1[ pa:t]♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 play a part • een rol spelen, veinzen〈 figuurlijk〉 play a part in • een rol spelen bij/in→ private private/2 aandeel ⇒ part, functie♦voorbeelden:the better/best/greater/most part • de meerderheid, het overgrote deelthe dreadful part of it • het verschrikkelijke ervanpart by part • stuk voor stukhave a part in • iets te maken hebben mettake part in • deelnemen aan, betrokken zijn bijfor my part • wat mij betreftin part(s) • gedeeltelijk, ten deleon the part of • van de kant vanfor the most part • meestal, in de meeste gevallen; vooral♦voorbeelden:IV 〈 meervoud〉1 streek ⇒ gebied, gewest♦voorbeelden:2 a man of good/many parts • een erg bekwaam/begaafd man————————part21 van/uit elkaar gaan ⇒ scheiden♦voorbeelden:part (as) friends • als vrienden uit elkaar gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 scheiden ⇒ (ver)delen, breken3 een scheiding kammen/leggen in 〈 haar〉♦voorbeelden:he wouldn't be parted from his money • hij wilde niet betalen————————part3〈 bijwoord〉1 deels ⇒ gedeeltelijk, voor een deel
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Many antennas — Many antennas,[1] is a smart antenna technique, which overcomes the performance limitation of single user multiple input multiple output (MIMO) techniques. In cellular communication, the maximum number of considered antennas for downlink is 2 and … Wikipedia
Many Antenna — Many Antennas is a smart antenna technique, which overcomes the performance limitation of single user MIMO techniques. In cellular communications, the number of the maximum considered antennas for downlink is 2 and 4 to support LTE and IMT A… … Wikipedia
Many-task computing — (MTC)[1][2][3][4][5][6][7] aims to bridge the gap between two computing paradigms, high throughput computing (HTC) … Wikipedia
Many, Many Monkeys — The New Twilight Zone episode Episode no. Season 3 Episode 60 Directed by Ryszard Bugajski Written by … Wikipedia
Many Glacier Hotel — Historic District U.S. National Register of Historic Places U.S. National Historic Landmark District Contributing Property … Wikipedia
have too many irons in the fire — See: TOO MANY IRONS IN THE FIRE … Dictionary of American idioms
have too many irons in the fire — See: TOO MANY IRONS IN THE FIRE … Dictionary of American idioms
Many Rivers to Cross — is a song written in 1969 by Jimmy Cliff. Contents 1 Song information 2 Cover versions 3 Charts 4 References … Wikipedia
Many — Ma ny, a. & pron. Note: [It has no variation to express degrees of comparison; more and most, which are used for the comparative and superlative degrees, are from a different root.] [OE. mani, moni, AS. manig, m[ae]nig, monig; akin to D. menig,… … The Collaborative International Dictionary of English
Many a — Many Ma ny, a. & pron. Note: [It has no variation to express degrees of comparison; more and most, which are used for the comparative and superlative degrees, are from a different root.] [OE. mani, moni, AS. manig, m[ae]nig, monig; akin to D.… … The Collaborative International Dictionary of English
Many one — Many Ma ny, a. & pron. Note: [It has no variation to express degrees of comparison; more and most, which are used for the comparative and superlative degrees, are from a different root.] [OE. mani, moni, AS. manig, m[ae]nig, monig; akin to D.… … The Collaborative International Dictionary of English