-
1 naturalize
v. naturaliseren; inburgeren; acclimatiseren (dier- en plantkunde)naturalize, naturalise[ nætsjrəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: naturalization〉♦voorbeelden:2 many English words have been naturalized in/into Dutch • veel Engelse woorden zijn in het Nederlands ingeburgerd geraakt3 rabbits have become naturalized in Australia • konijnen zijn in Australië een inheemse diersoort geworden -
2 натурализовать
vgener. naturaliseren -
3 принимать в гражданство
vgener. naturaliserenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > принимать в гражданство
-
4 принимать в подданство
vgener. naturaliserenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > принимать в подданство
-
5 Americanize
v. amerikaniseren, veramerikaansen, Amerikaanse cultuur en politiek overnemen (ook "Americanise")Americanize, Americanise[ əmerrikkənajz] 〈zelfstandig naamwoord: Americanization〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
6 nationalize
v. nationaliseren; opbrengen tot nationale standaard; overdragen aan nationale overheid; tot een natie makennationalize, nationalise[ næsjnəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: nationalization〉 -
7 denaturalization
n. Niet naturaliseren; niet nationaliseren -
8 naturaliser
naturaliser [naatuuraaliezee]〈 werkwoord〉 -
9 einbürgern
einbürgern -
10 nationalisieren
-
11 naturalisieren
naturalisieren
См. также в других словарях:
naturalisieren — Vsw einbürgern per. Wortschatz fach. (17. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus frz. naturaliser, das auf eine ursprünglichere Bedeutung von Natur zurückgreift. Ebenso nndl. naturaliseren, ne. naturalize, nfrz. naturaliser, nschw.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache